Toespraak Opstelten (VenJ) Journée Schadee (geschillenbeslechting in Nederland voor de scheepvaart)

Toespraak Opstelten (Veiligheid en Justitie) tijdens de 'Journée Schadee'. Een bijeenkomst over geschillenbeslechting in Nederland voor de scheepvaart-, transport-, offshore-, en aanverwante handelspraktijk. 

Rotterdam, 4 april 2013.

Dames en heren,

Dit is de allereerste Journée Schadee en daarom lijkt het me gepast om even achterom te kijken en te beginnen bij het begin: in 1910. Op 14 september van dat jaar wordt in Rotterdam Henri Schadee geboren, telg uit een geslacht van Rotterdamse juristen.

Slechts negen dagen later, op 23 september 1910 komen twee historische vervoerverdragen tot stand: het Aanvaringsverdrag en het Hulpverleningsverdrag.

Dit bleek een voorteken: waar Schadee kwam, ontstond nieuw vervoerrecht. Denkt u maar aan zijn nauwe betrokkenheid bij:

  • de incorporatie van de “Hague Rules” voor het zeevervoer in het Nederlandse recht midden vorige eeuw;
  • de York-Antwerp Rules 1950 over avarij-grosse;
  • de Rijn-regelen Antwerpen-Rotterdam 1956;
  • de binnenvaartverdragen, waaronder het CLNI waarover straks meer;
  • en uiteraard Boek 8 BW waarvoor Schadee als regeringscommissaris optrad.

Dat boek 8 trad 22 jaar geleden in werking, op 1 april 1991. En zoals het de vervoersector betaamt: het arriveerde een jaar eerder dan de rest van het Nieuw Burgerlijk Wetboek.

Die voorsprong is kenmerkend voor de vervoersector. Een bekende slogan in logistiek Nederland luidt: “zonder transport staat alles stil”. Dat geldt ook in juridisch opzicht waar nieuwe ontwikkelingen vaak beginnen in de transportwereld. Het eerste internationaal eenvormige recht ontstond op zee. Maar ook nu nog. Denk aan het gebruik van elektronische middelen. De Rotterdam Rules bevatten bijvoorbeeld regels over een elektronisch vervoerdocument. En zo dadelijk kom ik nog te spreken over het gebruik van e-arbitrage.

Een ander kenmerk van de vervoersector is zijn organiserend vermogen. Eind negentiende eeuw al ontstond het Comité Maritime International met Nederland als één van de “founding fathers”. Een paar jaar later, op 1 april 1905, volgt de oprichting van de Nederlandse Vereniging voor Zee- en Vervoersrecht (NVZV). Op 1 april verjaart dus niet alleen Boek 8 BW, maar ook de NVZV. Al meer dan 100 jaar zet de Vereniging zich in ter bevordering van het zee-, lucht- en vervoersrecht. 

Ik heb de Staatscourant uit 1905 er even bij gepakt. Daarin staan de statuten van de NVZV. Een van mijn voorgangers, de Minister van Justitie Van Raalte, heeft ze blijkens het onderschrift goedgekeurd, dus ze zullen wel deugen.

Dan lees ik artikel 1:

“De vereeniging draagt den naam: Nederlandsche vereeniging voor zeerecht.”

Tot zover alles in orde. Maar dan de tweede zin:

“Zij is gevestigd te Amsterdam.” (!)

U begrijpt: als ik toen minister was geweest, had ik pas getekend als daar Rotterdam had gestaan.

Gelukkig zijn wij vandaag wèl in Rotterdam en ik ben blij dat ik uw Symposium Journée Schadee mag openen.

Het thema vanochtend is Geschilbeslechting in Nederland. De heer Sprenger zal hierna over de Nederlandse rechterlijke macht spreken. Dit laat ik met een gerust hart aan hem over, omdat de Nederlandse rechterlijke macht een van de beste instanties voor geschilbeslechting ter wereld is.

Ik wil het vandaag met u hebben over een andere vorm van geschilbeslechting, namelijk arbitrage. Op dit moment ben ik bezig met een wetsvoorstel tot modernisering van het arbitragerecht. Dit wetsvoorstel kan al in april bij de Tweede Kamer worden ingediend, omdat de Raad van State positief heeft gereageerd op het wetsvoorstel.

Zoals u waarschijnlijk weet, moderniseert het wetsvoorstel de Nederlandse arbitrageregels die in 1986 zijn ingevoerd.  Schadee was toen nog regeringscommissaris van Boek 8 van het Nieuw BW. Sinds die tijd is er veel gebeurd op nationaal en internationaal arbitragegebied. Halverwege de tachtiger jaren kon men zich waarschijnlijk niet indenken dat e-arbitrage ooit tot de mogelijkheden zou behoren. Nu hebben we bijna allemaal een computer of Ipad en kunnen we ons niet meer indenken dat we ooit zonder internet functioneerden. Zelf zou ik eerlijk gezegd niet weten hoe ik me moest redden zonder mijn Feyenoord-app.

Tijden veranderen, internet wordt voor steeds meer handelingen gebruikt, en daar hoort ook e-arbitrage bij. Dit moet partijen niet worden opgedrongen, maar zij moeten hier, desgewenst, wel voor kunnen kiezen. Daarom wordt de mogelijkheid van e-arbitrage expliciet in het wetsvoorstel vastgelegd. Een voorbeeld is het online arbitrageplatform dat TAMARA aanbiedt. Ik zal hier verder niet op ingaan, dat doet straks de heer van der Noll van TAMARA, die hier veel meer van weet. Wel wil ik hem hartelijk feliciteren met het 25-jarige jubileum van TAMARA.

Partijen kiezen in hun arbitrageovereenkomst vaak een plaats van arbitrage en bepalen zo welk recht op de arbitrage van toepassing is. In de praktijk is dat - gelukkig - vaak Rotterdam. Maar het kan natuurlijk altijd nòg vaker. Het wetsvoorstel probeert hieraan bij te dragen met een aantal wijzigingen die ik kort zal aanstippen.

Ten eerste verdwijnt de verplichte deponering van het arbitraal vonnis. Partijen kunnen zelf overeenkomen om een vonnis te deponeren, maar dit is niet meer de hoofdregel. Nederland is op dit moment nog één van de weinige landen met verplichte deponering. Het wetsvoorstel maakt hier dus een eind aan. Verder bepaalt het wetsvoorstel dat een vordering tot vernietiging kan worden ingesteld bij het gerechtshof. Nu is dat nog de rechtbank, maar die wordt straks overgeslagen. Dit zorgt voor een sneller verloop van de procedure, maar nog steeds met voldoende waarborgen.

Verder wordt het mogelijk om een wrakingsverzoek door een arbitrage-instituut te laten behandelen. Onder de huidige wet moest de voorzieningenrechter van de rechtbank eraan te pas komen. Internationaal is het gebruikelijk dat wrakingsverzoeken worden behandeld door het arbitrage-instituut zelf. Bij een onafhankelijke en onpartijdige beoordeling van het wrakingsverzoek, is er geen bezwaar tegen behandeling daarvan door een derde, zoals een arbitrage-instituut. De wrakingsregeling van deze derde moet dan wel voldoende waarborgen bevatten voor een onafhankelijke beoordeling van het verzoek.

Dit zijn slechts een paar wijzigingen uit het wetsvoorstel. Ik zou hier nog veel langer over kunnen doorgaan, maar dat zal ik u niet aandoen. Wel wil ik graag nog uw aandacht voor het thema van de middag: Actualiteiten in het vervoersrecht. Zoals u op het programma kunt zien, speelt er veel op het gebied van vervoersrecht. Vanmiddag komen alle ontwikkelingen uitgebreid aan bod en het belooft dan ook een interessante en leerzame middag te worden. Ik zag op het programma onder meer een presentatie door de heer Roos over het herziene CLNI. Dit verdrag inzake de beperking van de aansprakelijkheid in de binnenvaart is eind september 2012 gesloten in Straatsburg en inmiddels al ondertekend door België, Luxemburg, Frankrijk, Servië en Nederland. Hopelijk volgen veel Staten dit goede voorbeeld, zodat het CLNI 2012 voor alle belangrijke Europese binnenwateren gaat gelden.

Verder gaat het vanmiddag over onder andere het luchtvervoer en het spoorvervoer, waarvoor de NVZV gerenommeerde sprekers heeft gevonden. Helaas kan ik niet alle presentaties bijwonen: ik moet u verlaten tijdens de koffiepauze. Ik weet zeker dat het voor u een nuttige én aangename dag wordt. Ik laat u daarom met een gerust hart over aan de heer Van der Valk, de voorzitter van de NVZV. Ik wens u een ‘Bonne Journée’.   

Hartelijk dank.