Nieuw voorstel over toezicht advocatuur

Staatssecretaris Teeven (Veiligheid en Justitie) heeft na goed overleg met de Nederlandse orde van advocaten (NOvA) een nieuw voorstel gedaan over het toezicht op de advocatuur. Het maakt de weg vrij voor een evenwichtig en modern stelsel van toezicht dat onafhankelijk, transparant, uniform en effectief is. Kern van het plan is de vorming van een college van toezicht - een nieuw, intern orgaan van de NOvA - dat bestaat uit drie leden en waarvan de landelijk deken voorzitter wordt. De overige twee leden zijn geen advocaat.

Dit blijkt uit enkele aanpassingen van het wetsvoorstel tot herziening van het toezicht op advocaten met een vierde nota van wijziging die naar de Tweede Kamer is gestuurd. Teeven is blij met het bereikte resultaat: ,,Het nieuwe toezichtsmodel biedt de Orde volop mogelijkheden om, binnen eigen verantwoordelijkheid, het toezicht op professionele en onafhankelijke wijze uit te voeren, met inachtneming van de bijzondere positie van de advocatuur in het rechtsbestel.” Hij ziet de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel met vertrouwen tegemoet. Eerder meldde interim-rapporteur Hoekstra al dat de Orde de omslag in het toezicht op advocaten in 2013 heeft doorgezet en gemaakt.

De staatssecretaris en de NOvA verschilden niet van mening over de noodzaak om het toezicht te moderniseren en te verbeteren. Wel in de manier waarop dat uitwerking moest krijgen. Zo ging het vooral om de vraag of de lokale dekens zelf eindverantwoordelijk voor het toezicht moeten zijn, of dat binnen de NOvA een afzonderlijk toezichtsorgaan daarbij een rol moet vervullen. Andere discussiepunten waren de rol van de overheid bij het toezicht en de vertrouwelijkheid van dossiers van cliënten van advocaten.

De nieuwe opzet neemt de principiële bezwaren van de Orde weg. De landelijk deken wordt als voorzitter de verbindende figuur tussen de lokale dekens en het zogeheten systeemtoezicht dat het college straks uitoefent. Het college bepaalt het toezichtsbeleid en de eisen waaraan het toezicht op alle advocaten moet voldoen. Het kan aanbevelingen doen aan de lokale dekens, controleert het werk van die dekens en rapporteert jaarlijks in het openbaar over de resultaten. Hierdoor wordt het toezicht transparanter en uniformer. De dekens kunnen niet langer ieder hun eigen ‘toezichtsregels’ maken.

Voor de landelijk deken  is in het nieuwe model een belangrijke rol weggelegd als voorzitter van het college. Hij wordt benoemd door de advocatuur, waardoor er afstand is tot de overheid. De twee andere leden van het college waarborgen de onafhankelijkheid ervan, omdat zij geen advocaat, rechter of ambtenaar mogen zijn. Zij zijn de ‘blik van buiten’ en worden voorgedragen door de NOvA. Deze leden worden, net als rechters, niet benoemd door de Minister, maar bij koninklijk besluit. Dit laatste stond al in het wetsvoorstel.

De lokale dekens voeren het toezicht uit en houden de eindverantwoordelijkheid. In het wetsvoorstel waren al bepalingen opgenomen om die dekens meer mogelijkheden te bieden proactief toezicht te houden. Met de nieuwe wet kunnen zij dus nog beter aan het werk om advocaten te controleren, zonder dat er sprake hoeft te zijn van een klacht. Daarmee wordt het toezicht in de toekomst nog effectiever. Alleen de lokale dekens mogen in bepaalde gevallen boetes opleggen aan advocaten en in individuele cliëntendossiers kijken, niet de leden van het college.

Verder is nieuw dat de landelijk deken de bevoegdheid krijgt om aanwijzingen te geven aan de lokale dekens, gehoord de andere leden van het college van toezicht. Die aanwijzingen kunnen bijvoorbeeld gaan over de uitoefening van hun wettelijke taken op het terrein van het toezicht en de afhandeling van klachten over advocaten. Ook nieuw is dat het college de lokale orde van advocaten, die de lokale deken benoemt, kan voorstellen de lokale deken te ontslaan als die zijn taken niet naar behoren uitvoert.