'Vaardigheden voor de toekomst'

Lezing van minister Jet Bussemaker (OCW) bij symposium KNAW 'Vaardigheden voor de toekomst' op maandag 17 maart 2014 in Amsterdam.

Dames en heren,

Op 11 april 1970 werd Apollo 13 gelanceerd vanaf het Kennedy Space Center in Florida. Bestemming: de maan.

2 dagen later hoorden de flight controllers in Texas de commandant van de missie, Jim Lovell, luid en duidelijk zeggen: "Houston, we've had a problem." Er was een zuurstoftank ontploft. En daarmee viel ook de productie van elektriciteit en water stil.

Apollo 13 was op dat moment nog onderweg naar de maan. De 3 astronauten zaten op 320.000 kilometer van de aarde in de problemen. De hoeveelheid zuurstof liep terug en er was weinig elektriciteit.

De bemanning besloot het hele basisstation stil te leggen en te verhuizen naar de nog aangekoppelde maanmodule - hoewel die daar niet op gebouwd was. Om het toch uit te kunnen houden, moest de verwarming uit en wilden de astronauten de luchtfilters van de maanmodule vervangen voor die van het basisstation. Maar de modules waren van verschillende fabrikanten en de filters pasten niet op elkaar.

Met karton en plakband knutselden ze een oplossing.

Er was nog een probleem: de terugkeer naar de aarde. Omdat de hoofdmotor niet werkte, moesten de astronauten de motor van de maancapsule gebruiken om in een baan rond de aarde te komen. Maar de navigatiecomputer was niet bruikbaar. En de stuurcomputer van de maanmodule kon het 30 ton zware basisstation niet besturen.

De bemanning moest nu handmatig sturen en koerscorrecties uitvoeren, door te kijken naar de stand van de sterren en de stand van de aarde. Toen ze eenmaal weer in een baan rond de aarde waren, moesten ze vervolgens vanuit de maancapsule - die niet was gebouwd voor een terugkeer in de atmosfeer - in het kapotte basisstation kruipen.

Het lukte.

Op 17 april meldde Houston, Texas, 'splashdown' in de Stille Oceaan bij Samoa. Alle astronauten overleefden.

Dames en heren,

De piloten van Apollo 13 waren extreem hoog opgeleid. Commandant Lovell had 3 ruimtemissies en bijna 600 vlieguren in de ruimte op zijn naam staan. De hele crew had ervaring met testvluchten.

Toch kwamen ze, 320.000 kilometer van huis, in een situatie die niet alleen alles vroeg van hun kennis, maar ook van hun vaardigheden. Het vroeg alles van hun creativiteit, hun samenwerking, hun communicatie. Het vroeg alles van hun moed, uithoudingsvermogen en flexibliteit. Het vroeg alles van wie ze waren als mens.

We kunnen de missie van Apollo 13 dan ook nauwelijks zien als een mislukking. Het is eerder een fantastisch voorbeeld van hoe mensen grote problemen het hoofd weten te bieden op onbekend terrein. Hoe menselijk handelen en technologie in elkaar grijpen. En hoe kennis, vaardigheden en vorming daarbij hand in hand gaan.

Dat brengt me op het thema van vandaag.

Al hebben we geen idee hoe de wereld er over 30 jaar uitziet, we kunnen ervan uitgaan dat het aankomt op onze 'astronautenvaardigheden'. Dat geldt voor jonge mensen, maar ook voor volwassenen. We leren immers niet meer voor een loopbaan, maar voor het leven.

Om de koers van 'ruimteschip onderwijs' te bepalen, zullen we in gesprek moeten over ons doel, onze bestemming. En over de route daar naartoe.

De afgelopen jaren is er veel aandacht geweest voor taal en rekenen. Dat blijft belangrijk. Maar leren is meer. En leerlingen die moeite hebben met juist die basisvaardigheden, kunnen nog steeds heel veel in hun mars hebben. Dat vraagt om een brede oriëntatie op leren.

Nederland is altijd een land van vrijdenkers en creatieve geesten geweest. We zijn niet alleen het land van koopmannen en dominees, maar ook van kunstenaars en uitvinders. Ons land is groot geworden door een succesvolle combinatie van samenwerking en pragmatische oplossingsgerichtheid - we zouden dat ook creatief pragmatisme kunnen noemen, of praktische creativiteit. En we zijn daar nog steeds goed in.

Vorig jaar bleek uit een rapport van PIAAC, dat Nederlandse jongeren tot de absolute wereldtop behoren voor wat betreft probleemoplossend vermogen. Ik zag het zelf, bij de internationale vakwedstrijd World Skills. 3 Nederlandse jongens deden als team mee aan de wedstrijd 'Manufacturing Team Challenge'. Ze moesten een recyclemachine voor blikjes en flesjes bouwen en wonnen een bronzen medaille.

Samenwerken en creatieve en pragmatische oplossingen bedenken - als vakman of als wetenschapper - zit ons als het ware in het bloed.

De huidige mbo-studenten van de Leidse Instrumentenmakerssschool staan in de traditie van Huygens, Van Leeuwenhoek en Spinoza, die 350 jaar geleden hun eigen microscopen bouwden en lenzen slepen.

De ingenieurs van Royal Haskoning DHV, van wie veel opgeleid aan de TU Delft, die na orkaan Katrina naar New Orleans werden gehaald voor de ontwikkeling van waterkeringen, staan op de schouders van de 16e-eeuwse dijkgraven van de Hoekse Waard.

En de Ambient Experience, een productlijn die een ziekenhuisbezoek minder intimiderend maakt voor patiënten en een prettiger werkplek voor personeel, steunt op de 19e-eeuwse innovaties in de allereerste gloeilampenfabriek van Philips.

Ik denk daarom dat we ook de uitdagingen van de toekomst prima aankunnen. Dat vraagt wél dat we innovatief en creatief omgaan met talent, geld, ideeën en kansen. Dat we onze erfenis inzetten om de uitdagingen van overmorgen het hoofd te bieden.

The Economist publiceerde begin dit jaar een artikel over hoe innovatie mensen altijd banen kost. Hoe beroepen uitsterven, en er altijd andere banen voor in de plaats komen. De dorpsomroeper werd multimediadesigner. De chirurgijn werd gezondheidstechnoloog, en is over 10 jaar misschien wel nano-dokter of lichaamsdeeldesigner. En de schillenboer van toen, is de stadsmijnwerker van de toekomst, die kostbare metalen en mineralen haalt uit afval, gebouwen en producten, om ze vervolgens te recyclen.

Er is dus geen reden tot een nostalgisch verlangen naar historische ambachtelijkheid. Eerder reden tot vertrouwen. Vertrouwen in onze maakindustrie: van de melkrobots van Lely Industries, tot de offshoremachines en kranen van de firma Huisman. Vertrouwen in vakmanschap in al z'n verschijningvormen: van de schoenen van Floris van Bommel, tot de ontwerpen van studenten van de vakschool Sint Lucas. En vertrouwen in cross-overs als onuitputtelijke bron van creatieve én economische mogelijkheden. Zo werden de stilgevallen fabrieken en verlaten terreinen van Van Nelle, Philips, Verkade, Caballero en Shell in de afgelopen jaren getransformeerd tot broedplaatsen van creativiteit en incubators van technologische bedrijvigheid. Plekken waar mensen dingen maken, doen en bedenken.

We dus moeten kansen zien én creëren. Maar dat gaat niet vanzelf. En het rolt niet uit een machine. Het vraagt om anticiperen, aanpassing en continue scholing. Om een actieve, alerte houding.

We wisten al dat administratieve en routinematige taken steeds meer overgenomen worden door computers en robots. Maar uit onderzoek blijkt nu, dat ook banen in de dienstensector heel kwetsbaar zijn. Door patroonherkenning, big data en robotisering, kunnen computers steeds meer complexe handelingen uitvoeren. Vaak goedkoper en effectiever dan mensen dat kunnen. Maar dat heeft wel consequenties.

Een simpel voorbeeld is 'airbnb': een online bedrijf dat huiseigenaren helpt een kamer of huis te verhuren aan toeristen. Een mooi initaitief, maar wel 1 dat een bedreiging vormt voor schoonmakers en portiers – de hotelsector is immers een grote werkgever voor mensen die laag tot gemiddeld zijn opgeleid.

En dan dreigt het gevaar van sociale ongelijkheid. Want vaardigheden die het minst kwetsbaar zijn voor automatisering - denk aan creativiteit, verbanden kunnen leggen, leidinggevende eigenschappen, originaliteit, sociale interactie - zijn nu nog vaak het domein van hoger opgeleiden.

In de toekomst is die verdeling niet houdbaar.

Dames en heren, het pak van een astronaut stelt hem of haar niet alleen praktisch in staat om te overleven in de ruimte. Het geeft hem ook de mogelijkheid om daar ter plekke onderzoek te kunnen doen, te werken, zijn bijdrage te leveren aan oplossingen.

Als we kijken naar de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en ook in de samenleving, is er maar 1 conclusie mogelijk. Iedereen heeft zo’n pak nodig. Niet alleen hoger opgeleiden, niet alleen toptalenten.

Dat brengt me op mijn 1e stelling - als het ware de 1e raketmotor om 'ruimteschip onderwijs' op koers te brengen: onderwijs als bron van toerusting voor iedereen.

Wat mij aanspreekt in het verhaal van de WRR, is de oproep om zorgvuldig om te springen met mensen. En hun mogelijkheden zo goed mogelijk te benutten. Innovatie komt van iedereen, zegt de WRR. Iedereen heeft het recht om zich te ontplooien. En we hebben al die verschillende perspectieven nodig om nieuwe combinaties te maken.

In deze tijd moeten we kennis én menselijk kapitaal dus niet alleen meer met elkaar verbinden, maar ook veel meer verzilveren. Filosoof Martha Nussbaum noemt dat de 'capabilities approach'. Waartoe zijn mensen in staat? Welke reële mogelijkheden hebben ze? Zo'n benadering is volgens mij cruciaal om - net als Apollo 13 - achter de 'dark side of the moon' vandaan te kunnen komen.

In zijn oratie vorig jaar aan de Vrije Universiteit, liet hoogleraar Anton Hemerijck zien wat de positieve effecten zijn - op individuen en op de samenleving - als we mensen toerusten, door van jongs af aan te investeren in goed onderwijs en in een zo hoog mogelijke opleiding. Als we mensen van jongs af aan via onderwijs sterk en weerbaar maken, hoeven ze minder te leunen op de overheid. En hoeven we dus minder achteraf te repareren met subsidies, regelingen en uitkeringen.

De boodschap van Hemerijck is in feite, dat een wendbare economie vraagt om weerbare werknemers en burgers. Mensen kwalificeren voor de arbeidsmarkt, betekent dan dus: iederéén voorbereiden op een leven lang leren. Het punt is, dat sociale stijging via opleidingsniveau niet meer zo vanzelfsprekend is, als het sinds de jaren 50 lange tijd was.

De RMO liet 2 jaar geleden in een advies al zien, dat zich opnieuw de contouren aftekenen van een klassensamenleving op basis van opleidingsniveau. Uit onderzoek weten we bijvoorbeeld dat vmbo-leerlingen zich er zeer van bewust zijn, dat zij in de hiërarchie onderaan staan. Dat is een pijnlijke constatering als je bedenkt dat een vmbo-advies de kroon kan zijn op 8 jaar lang doorzetten. Net als een 6je het bewijs kan zijn van enorme motivatie - of het laconieke resultaat van iemand die veel beter kan.

Een klassensamenleving op basis van opleidingsniveau bestaat mede bij de gratie van de waarde die we hechten aan kennis. Maar als we in het onderwijs recht willen doen aan wat mensen kunnen doen en zijn, moeten we toe naar een bredere oriëntatie op leren. Naar onderwijs waarin kennis, vaardigheden en vorming meer in balans zijn en gelijk worden gewaardeerd. Op alle niveaus. Voor iedereen.

Dat brengt me bij mijn 2e stelling, de 2e 'raketmotor': vaardigheden als voorwaarden voor verbeelding.

Vaardigheden zijn in mijn ogen niet alleen het antwoord op een arbeidsmarkt die daar steeds meer om vraagt. Het zijn ook de katalysatoren om bestaande kennis op nieuwe manieren te kunnen combineren, om zo tot pragmatische oplossingen te komen. En om jonge mensen te stimuleren zich als mens zo compleet mogelijk te ontwikkelen.

Ik zie cultuuronderwijs, en ook techniekonderwijs, als belangrijke 'stuurrakketten' in dit proces. Van jongs af aan. En van praktijkschool tot gymnasium.

Goed cultuuronderwijs laat kinderen niet alleen kennismaken met schoonheid. Het daagt hen ook uit om een creatieve, onderzoekende houding te ontwikkelen. Een flexibele en open geest. En om de wereld door de ogen van een ander te zien.

Techniekonderwijs draagt bij aan dezelfde ontwikkeling. Het nodigt kinderen uit tot nieuwsgierigheid, tot doordenken en doorvragen. Hoe zit de wereld in elkaar? Wat is het verband tussen a en b? En hoe kan ik dat verband beïnvloeden - met wat ik weet, wat ik kan, en wie ik ben, in samenwerking met anderen?

Het ontwikkelen van niet-cognitieve vaardigheden, of 21st century skills, is dus geen doel op zich. Deze vaardigheden zijn eerder instrumenteel om jonge mensen in mogelijkheden te leren denken. Hen gevoel te laten ontwikkelen voor de context waarin ze werken, en besef van hun rol en verantwoordelijkheid daarin.

Dat is belangrijk. Want we zullen in de toekomst niet alleen létterlijk ruimteschepen moeten bouwen. En niet alleen tastbare, materiële innovaties en hoogwaardige technologieën zullen ons verder brengen. Het gaat ook om de figuurlijke en immateriële ruimteschepen, die we als samenleving nodig hebben om met elkaar verbonden te blijven en ons te blijven ontwikkelen. Om betrokken burgers die onze democratie voorzien van stroom en zuurstof. Om de stedenbouwkundig ontwerper die niet alleen weet hoe hij bouwkundig gezien een cultureel centrum moet ontwikkelen, maar ook ideeën heeft over sociale samenhang in wijken. Om traditionele 'waardendragers' als politieagenten, leraren en verpleegkundigen, die zichzelf steeds opnieuw zullen moeten uitvinden, omdat ze niet meer kunnen leunen op een vanzelfsprekende autoriteit.

Socioloog Richard Sennett zegt dan ook terecht: vaardigheden zijn geen trucje. 21st century skills leveren geen recept op van een flexibele, overal inzetbare mens.

De manier waarop mensen generieke vaardigheden inzetten, is altijd verbonden met hun persoonlijkheid en houding. En ingebed in de context en 'mores' van een beroepspraktijk. Responsief met wat de omgeving of de situatie vraagt. En verbonden met iemands opvatting over 'goed' werk. Het is 1 van aanleidingen dat we nu in het beroepsonderwijs de meester-gezel formule verder uitbreiden.

Daan Roosengaarde is iemand bij wie al die dimensies samenkomen.

Ik noem hem vaak, en ik doe het nu weer. Omdat het verlichte fietspad dat hij maakte in Eindhoven zo mooi is, vanwege precies díe combinatie. Een fietspad verlichten met steentjes die overdag opladen en in het donker licht afgeven, is een fantastisch idee en een technisch hoogstandje. Maar wat het zo mooi maakt, is dat het verwijst naar een schilderij van Vincent van Gogh, die precies in die omgeving heeft gewoond.

Het is een uitgelezen, bijna ontroerende, combinatie van verschillende dimensies. Van kennis en verbeelding. Van pragmatisme en creativiteit. Van generieke toepassingen, in een specifieke context.

En toeval of niet, de TU Eindhoven wist dit jaar 50% meer vrouwelijke eerstejaars studenten te werven, door juist deze dimensie aan te spreken. In een voorlichtingscampagne werd pure techniek gekoppeld aan de toekomstdromen van scholieren en studenten. Persoonlijke dromen werden geprojecteerd op wolken en op hoge gebouwen.

Een oplossing voor de dementie van oma. Een mobieltje dat nooit leeg raakt. Voor altijd verliefd zijn.

Elke innovatie begint met een droom, zeggen ze in Eindhoven. En dat is mooi. Want soms is het de techniek die iets tot stand brengt. Maar vaak ook is het een idee, dat die techniek mogelijk maakt. Technologie zou daarom wel eens de waarde van mensen kunnen gaan onderstrepen.

En daarom moet de 3e 'raketmotor' de waarde van vorming tot ontbranding brengen. Processen waar mensen en hun ideeën het verschil maken, kunnen immers nooit geautomatiseerd worden. De boordcomputer van Apollo 13 had nooit gedacht aan plakband en karton om 2 filters op elkaar te laten passen. MOOCs, online hoorcolleges, bieden fantastische mogelijkheden. Maar alleen een leraar kan beoordelen of een 6 het resultaat is van hard werken, of van luiheid. En een machine kan iets maken, maar dat niet zelf bedenken. Denk aan de kunstenares die samen met wetenschappers en medici een stukje huid ontwikkelde op basis van de spinnenzijde, wat een goede drager blijkt te zijn om nieuwe huid op te laten groeien na brandwonden.

Daarom denk ik, dat náást het vergaren van kennis en het ontwikkelen van vaardigheden, náást het kunnen invoegen in de arbeidsmarkt en in de sociale orde van onze samenleving, náást je aanpassen aan de eisen van de tijd, onderwijs óók altijd een bijdrage moet leveren aan de ontwikkeling van jongeren tot creatieve dwarsdenkers en constructieve neezeggers. 'Competente rebellen', zoals professor Helga Nowotny ze ooit noemde. Mensen die durven tegendenken en tegenspreken. Een jonge co-piloot moeten durven ingrijpen als zijn ervaren superieur aan de start begint, terwijl er nog geen duidelijke toestemming is van de luchtverkeersleiding. En voor een verpleegkundige heeft kritisch en probleemoplossend leren denken alleen zin, als hij op de werkvloer de moed en persoonlijkheid heeft om in te gaan tegen de arts die bezig is het verkeerde been af te zagen.

Leren, en vaardigheden ontwikkelen, gaat in mijn ogen dus ook altijd om het ontwikkelen van kritische distantie en onafhankelijkheid. Om het verbinden van praktische opgaven met normen en waarden. Om over muren heen kijken, en er soms dwars doorheen breken, om te zien wat er aan de andere kant ligt.

Onderwijs als bron van toerusting, vaardigheden als voorwaarden voor verbeelding, en vorming van creatieve en competente rebellen. Díe combinatie vormt de beste voorbereiding op een flexibele arbeidsmarkt die steeds hogere eisen stelt. Het is de voorwaarde voor vooruitgang. En het doet recht aan wat mensen kunnen zijn en doen, ongeacht hun opleidingsniveau.

Net als een astronaut niet zonder zuurstof kan, kunnen we de toekomst niet vormgeven zonder onderwijs. Want om bij de maan, en verder, te komen, moeten we steeds betere raketten ontwikkelen. Niet zozeer letterlijk, maar vooral figuurlijk. En moeten we jonge astronauten opleiden, die hightech oplossingen combineren met moed. En met een stukje plakband.

Dank u wel.

Fotocredits:

  • Het beeld van de jongen en het meisje met de wereldbol is van de Amerikaanse multidisciplinaire kunstenaar Beth Hoeckel (1979).
  • De elektriciteitsmasten in de vorm van mensen zijn van ontwerpbureau Choi + Shine Architects in Massachusetts. Het project heet Land of Giants, het was een inzending voor een wedstrijd die werd uitgeschreven door het IJslandse energiebedrijf Landsnet.