Toespraak van minister Bussemaker bij de herdenking bij het Homomonument

Toespraak van minister Bussemaker (OCW) bij de herdenking op 4 mei 2015 bij het Homomonument in Amsterdam

'Kom vanavond met verhalen, hoe de oorlog is verdwenen. En herhaal ze honderd malen: alle malen zal ik wenen.'

Ik vertel u vanavond het verhaal van Frieda Belinfante. In 1904 geboren uit een Joodse vader en een niet-Joodse moeder. Opgeleid tot celliste en Nederlands eerste vrouw die serieuze ambities had om dirigente te worden.
Frieda was een belangrijke figuur in het Amsterdamse klassieke muziekleven van het interbellum. En ze hield er een vrije levensstijl op na. Ze had liefdesrelaties met vrouwen en onderhield warme vriendschappen met mannen. Iedereen hield van haar.

Toen de Duitsers, op haar verjaardag, Nederland binnenvielen, besloot ze niet te buigen voor de bezetter. Ze zette haar cello in de kast en ontbond, als een van de weinigen toen, haar orkest. En ze ging Joden op allerlei manieren helpen om te ontkomen aan een gruwelijk lot.

In 1942 smeedt ze met Willem Sandberg, Gerrit Van der Veen en Willem Arondeus, de plannen voor een aanslag op het bevolkingsregister. Dat was háár idee. Frieda was er van begin tot eind bij betrokken. Alleen aan de overval zelf deed ze niet mee: dat was mannenwerk, zo besloot de groep.

Als de organisatie na de succesvolle aanslag wordt verraden worden de meesten van de groep opgepakt en vermoord. Frieda blijft actief in het verzet en zwerft, vermomd als man, van schuiladres naar schuiladres. Later vlucht ze van België naar Frankrijk en door de sneeuw naar Zwitserland. Als ze ná de oorlog in Nederland terugkeert, vindt ze geen aansluiting meer met de veranderende samenleving.

Ze emigreert naar de Verenigde Staten waar ze de eerste vrouwelijke dirigente ter wereld wordt in vaste dienst van een orkest. Voor Nederland gaat haar artistieke talent verloren, maar aan de andere kant van de oceaan slaagt ze er alsnog in, te worden wie ze wil zijn. Haar heldenmoed tijdens de bezettingsjaren blijft in Nederland tot aan vandaag - vrijwel ónbekend en ónvermeld.
[…]
Hoe langer de Tweede Wereldoorlog geleden is, hoe meer, verschillende verhalen er bekend zijn geworden. Verhalen over leed, verhalen over moed, verhalen over foute keuzes en over óverleven - in álle denkbare opzichten. Maar, zoals Frieda’s verhaal bewijst, zijn we nog niet uitverteld. De rol van moedige homo’s en lesbiënnes én de rol van vrouwen in het verzet krijgt pas de láátste jaren de aandacht die het verdient. En we hebben ook die, bijzondere verhalen nodig. Omdat ze steeds weer nieuw licht laten schijnen op die donkere periode die we nooit helemaal zullen begrijpen. Maar waar we wel lessen uit kunnen trekken. 

Ook mijn vader maakte de oorlog mee.  Maar over zijn verleden bleef hij jarenlang zwijgen. Wat hem werkelijk bezighield ervoer ik pas toen ik met hem naar Indonesië ging en op de plekken kwam waar hij als jongen van 12 gevangen was gehouden, vernederd en geslagen.

Zíjn ervaringen leerden mij dat we in een vreedzame samenleving ons uit moeten kunnen spreken. Open en eerlijk, ook al botst het, ook al wringt het. Omdat we alleen dan, in volle vrijheid met elkaar verder kunnen komen. Fríeda’s verhaal leert ons dat je moet durven stáán voor wie je bent. Ook al moet je het gevaar daarvoor soms recht in het gezicht kijken. Zoals ze zelf zei: 'Een méns is een méns, en zó moet ie leven.'

Nu, 70 jaar na de bevrijding, zijn het nog de kinderen uit de Tweede Wereldoorlog, die ons erover kunnen vertellen. Maar er komt een tijd dat we alleen de verhalen zélf nog hebben om de herinnering aan de oorlog levend te houden.

'Kom vanavond met verhalen, hoe de oorlog is verdwenen. En herhaal ze honderd malen: alle malen zal ik wenen.' En kom - ook  ná vanavond - met verhalen hoe de oorlog is verdwenen. Om ze door te geven aan onze kinderen. En zij aan hun kinderen. En zo verder. Zodat de vlam van de herinnering eeuwig blijft branden.