Opening academisch jaar aan de Hanzehogeschool Groningen

Op dinsdag 1 september opende minister Bussemaker het hogeschooljaar op de Hanzehogeschool Groningen. In haar toespraak licht ze haar Strategische Agenda Hoger Onderwijs kort toe en gaat ze in op de veranderende beroepspraktijk en wat dat vraagt van het hbo en van studenten.

Dames en heren,

Goed om hier vandaag te zijn, bij de opening van het hogeschooljaar op de Hanzehogeschool.

In het hoger onderwijs is het de tijd van vooruitblikken.

In juli heb ik de Strategische Agenda uitgebracht, waarin ik aangeef waar de komende tien jaar in geïnvesteerd moet en kan worden.

De Vereniging Hogescholen bracht dit voorjaar de visie hbo2025 uit.

En hier op de Hanze heeft u vorig jaar al de Onderwijsvisie 2020 uitgebracht.

In grote lijnen zijn we het allemaal met elkaar eens.
Dus dat is alvast een goed begin van het nieuwe collegejaar.

Voordat we het verder over de toekomst hebben, wil ik u kort meenemen naar het verleden.

Afgelopen maand ontving ik een brief van de heer Vrijlandt. Misschien een bekende naam hier - meneer Vrijlandt ging in 1991 met pensioen als collegevoorzitter.

Als het goed is bent u hier vandaag, meneer Vrijlandt.
Misschien wilt u uw hand even opsteken?

Het bijzondere is dat u mijn grootvader, de vader van mijn vader, gekend hebt. Niet persoonlijk, maar allebei voer u tijdens de Tweede Wereldoorlog bij de Koninklijke Marine in Nederlands-Indië.

Mijn grootvader was hoofd van de onderzeedienst in Nederlands-Indië. In december 1941 overleed hij, toen zijn onderzeeboot na een succesvolle aanval op Japan op een mijn voer.

Ik vond het mooi om te lezen hoe het u, als generatiegenoot van mijn opa, is vergaan.
En hoe belangrijk onderwijs is geweest in uw leven.

U leerde veel in de praktijk schrijft u, maar in de avond haalde u ook diploma’s en studeerde u economie op Erasmus Universiteit.
Uiteindelijk bent u, toen u al 82 was, zelfs gepromoveerd.
Een leven lang leren in de praktijk.
U promoveerde op de schaalvergroting in het hbo in de jaren tachtig. U beschrijft onder meer, hoe in die tijd problemen ontstonden bij grote fusies tussen tien of meer instellingen. Onder meer doordat er tussen hogescholen grote verschillen waren in cultuur.  
Een onderwerp dat nog steeds, of opnieuw, actueel is.
Uw verhaal sluit goed aan bij waar ik het vandaag over wil hebben.
Het hbo heeft de afgelopen decennia honderdduizenden jongeren opgeleid. Nog altijd leiden de hogescholen bijna tweederde  van de hogeropgeleiden op. Daarmee is het hbo ook altijd een motor van emancipatie geweest. Met name voor jongeren die als eerste generatie in hun familie gingen studeren.

Ik vind het daarom belangrijk dat hoger onderwijs ook in de toekomst toegankelijk blijft voor iedereen die de juiste capaciteiten en de juiste motivatie heeft.

Tegelijk kan zoveel mogelijk mensen hoger opleiden, nooit een doel op zich zijn. De komende jaren zit de ontwikkeling wat mij betreft niet in de kwantiteit van de hoger opgeleiden, maar in de kwaliteit van het hoger onderwijs. Ik zie studiesucces niet als doel op zich, maar als de uitkomst van goed onderwijs aan de juiste student op de juiste plek.

Een hogeschool mag geen groothandel worden die zoveel mogelijk studenten zo snel mogelijk door een opleiding jaagt.
En het mag ook geen supermarkt zijn waar studenten als solisten rondlopen, vrijblijvend een opleiding consumeren, en bij het afrekenen in plaats van de kassabon een diploma meekrijgen.
Ik zie een hogeschool als een zelfstandige waardengemeenschap, die getalenteerde jonge mensen leert om met kennis, vaardigheden en wie je bent als mens, bij te dragen aan complexe maatschappelijke uitdagingen.
Goed onderwijs is daarvoor cruciaal. En in de strategische agenda leg ik daarom bij onderwijs de absolute prioriteit.

Het hbo heeft de afgelopen jaren een enorme kwaliteitsslag gemaakt. Daar mogen alle hogescholen trots op zijn. Maar het onderwijs is vaak ook nog te 20ste eeuws.

Daarmee bedoel ik: te veel gericht op kennisoverdracht, op learning to the test, op het geven van dat ene goede antwoord.

Terwijl studeren in de 21ste eeuw moet gaan over uit je comfort zone komen, en over de grenzen van je individuele timeline leren kijken. Over kennis en vaardigheden, maar óók over verbeeldingskracht en vorming.

Het hbo leidt immers de leiders van de toekomst op.
Leiders niet in de zin van machthebbers, maar in de zin van waardendragers. Mensen die de toon aangeven in hoe we in deze samenleving met elkaar omgaan en wat we belangrijk vinden.

Uw studenten moeten hun werk straks doen in een beroepspraktijk die steeds complexer wordt.
Ze zullen ingewikkelde dilemma’s en maatschappelijke problemen tegenkomen.
Gewoon goed zijn in je vak, is dan niet meer voldoende.
Het gaat er ook om of je een onbekende situatie snel inschat en durft te handelen. Of je creatief bent, kritische vragen stelt.
En of je over de grenzen van je sector heen kunt denken.

Een beroepspraktijk kortom, waar je niet alleen je kennis en vaardigheden meebrengt. Maar ook jezelf, als mens.

Denk aan een leraar die goed moet reageren op leerlingen die radicale ideeën hebben.

Denk aan een verpleegkundige die wordt geconfronteerd met dilemma’s rondom  technologische ontwikkelingen. Móet je een nieuwe techniek gebruiken, of mag je ook op een andere manier werken als de patiënt dat liever heeft?

En denk aan professionals in de marketing, die zich niet alleen moeten verdiepen in online marketing, maar ook in de vraag hoe je menselijk gedrag kunt beïnvloeden, en de ethische aspecten van die beïnvloeding.

Over de toegevoegde waarde van mensen gaat ook het boek
‘The second machine age’. U kent het misschien.

De auteurs komen met een mooi voorbeeld, dat me deed denken aan de veranderende beroepspraktijk – ik kom daar zo op.

Ze vertellen hoe schaakgrootmeester Kasparov verloor van IBM schaakcomputer Deep Blue. En halen daarbij een uitspraak van Jan Hein Donner aan, die op de vraag hoe híj zich zou voorbereiden op een wedstrijd tegen een computer antwoordde: “Ik zou een hamer meenemen”.

Best een begrijpelijk antwoord. Want in die tijd leek het alsof de mens was uitgespeeld. En niets meer toe te voegen had aan de kunstmatige intelligentie van de machine.

Maar, het liep anders. In jaren daarna bleek, dat als mens en machine niet tegen elkaar streden, maar juist samenwerkten, ze een ijzersterke alliantie hadden. Een goede menselijke schaker met een simpele laptop naast zich, won met gemak van schaakcomputer Hydra, de opvolger van Deep Blue.

De reden: mensen en computers benaderen hetzelfde probleem op een andere manier. En de combinatie van hun aanpak zorgt voor vooruitgang en oplossingen. De vraag is dan natuurlijk: wat is het precieze verschil tussen hen?

Kasparov geeft daarvoor een aanwijzing, als hij een wedstrijd beschrijft tegen de Bulgaarse grootmeester Topalov.
“We hadden allebei toegang tot dezelfde database”, vertelt hij.
U moet weten dat moderne schakers beschikken over een soort cockpit van computers, die razendsnel strategiëen berekenen.

“Waar het dus om ging”, zegt Kasparov, “was wie van ons mensen op het cruciale punt een nieuw idee kon creëren.

En dat brengt me bij de 21ste eeuwse beroepspraktijk van de hbo’er, waar technologie en robotisering steeds verder voortschrijden.

We moeten niet opnieuw de fout maken om te denken dat de mens binnenkort is uitgespeeld. Het tegendeel is waar.

We zien – niet alleen in het schaken, maar in alle sectoren waar
hbo’ers werken –  dat de mens juist belángrijker wordt.
En dat mens en machine door samen te werken, kunnen zorgen voor doorbraken en oplossingen.

Wat mensen namelijk wel kunnen, en computers nog altijd niet, is wat de auteurs van ‘The second machine age’ ideation  noemen. Het verzinnen van goede nieuwe ideëen of concepten.
Creativiteit, een brede blik, verbanden leggen en nieuwe vragen stellen zijn daarbij cruciaal.

De mens is dus niet uitgespeeld.
Want een computer kan een tekst inmiddels foutloos laten rijmen, maar er is er nog niet één geweest die een gedicht heeft geschreven dat mensen raakt in hun ziel.

Dat neemt niet weg dat computers, machines en robots sneller, sterker en slimmer worden. Én dat ook de samenleving complexer wordt.
Deze ontwikkelingen vragen om een nieuw soort professional.
En om hogescholen die deze professionals opleiden.

Neem een verpleegkundige. Zij - of hij - had dertig jaar geleden voornamelijk routinetaken. Terwijl er van verpleegkundigen nu, een veel actievere houding en een meer verbindende rol wordt verwacht.

Uw alumna Jacqueline Stolwijk is een mooi voorbeeld. Ze won dit jaar de Focus op Zorg Prijs, voor haar onderzoek naar twee systemen voor het toedienen van zuurstof – Jacqueline werkt op de afdeling Longziekten in het Martini Ziekenhuis. Door haar bevindingen te delen met collega’s, draagt ze direct bij aan het beter maken van de zorg.

Hoewel technologie zich in veel sectoren razendsnel ontwikkelt,
is het zeker niet de énige factor die de beroepspraktijk verandert en beïnvloedt. Ook de samenleving verandert.

Professionals krijgen te maken met maatschappelijke vraagstukken die complexer worden. En met problemen die vaak meerdere oorzaken hebben. En waarvoor de oplossingen dus ook uit meerdere richtingen moeten komen.

Denk aan professionals in de schuldhulpverlening. Vaak gaat er achter de financiële nood van hun cliënten een heel scala aan sociale en psychiatrische problemen schuil. Dan heeft het geen zin om alleen op de schuld te focussen - een brede blik is dan heel belangrijk.

Het geldt ook voor de sector kunsten, die steeds meer oog moet hebben voor economische ontwikkelingen en veranderingen in de samenleving. De lectoraten van uw Kenniscentrum Kunst en Samenleving doen praktijkgericht onderzoek naar innovatie in de kunsten in samenhang met die veranderingen. Wat kunstenaars weer helpt om hun rol op een nieuwe manier in te vullen.

Ook Dance for Health vind ik een mooi voorbeeld van een brede blik; deze stichting heeft een speciaal dansprogramma ontwikkeld voor mensen met de ziekte van Parkinson.

Kortom: in het hbo en de beroepspraktijk van de 21ste eeuw gaat het om meer dan kennis en vaardigheden.

Het gaat ook om vernieuwen én om kritische vragen stellen over die vernieuwingen.
Om inlevingsvermogen en een moreel kompas.
Om gevoel voor de ongeschreven regels van de werkvloer.  
En om het lef om je daar tegen te verzetten, als ze niet kloppen.

Dát leren, vraagt om intensief onderwijs.
Waar veel contact is met docenten, ruimte voor discussie en persoonlijke feedback.
Het vraagt bovendien maatwerk, dat recht doet aan de verschillende achtergronden, talenten en leerstijlen van studenten; uw Honours College is daar een mooi voorbeeld van.

Het hbo moet de professionals van de toekomst opleiden. En daarom wil ik dat de extra middelen die nu vrijkomen uit het studievoorschot, ook écht aan onderwijs en meer docenten worden besteed.

Intensief onderwijs vraagt trouwens ook meer van docenten. Dat is één van de redenen dat OCW en NWO jaarlijks de promotiebeurzen uitreiken. Afgelopen maart onder meer aan drie docenten van de Hanze!

Gister heb ik op Universiteit Utrecht het academisch jaar geopend. Daar heb ik gesproken over het belang van Bildung. En dat dat een andere balans vraagt tussen onderwijs en onderzoek.

Het hbo staat voor een eigen variant van die opdracht. Het opleiden van professionals, waarbij praktijkgericht onderzoek juist een tandje bíj mag zetten, om het onderwijs en de verbinding met de beroepspraktijk een impuls te geven.

In die context vind ik het heel goed dat u op de Hanze niet alleen inzet op de professionele ontwikkeling van studenten, maar ook op hun persoonlijke vorming.

Uw grote troefkaart is natuurlijk de directe verbinding met de beroepspraktijk. Helemaal als die plaatsvindt binnen een Center of Expertise, zoals hier op de thema’s Energy en Healthy Aging.

Net als in het huidige schaken de mens en de computer samen een onverslaanbaar team zijn, waarbij de toegevoegde waarde van de mens zit in de nieuwe ideeën,

zie ik de Centers of Expertise als een sterke coalitie van onderwijs, onderzoek en praktijk.  
Ook buiten de Centers of Expertise verwacht ik veel van die nauwe verbinding met de beroepsprakijk in het hbo – één van de redenen dat ik investeer in meer lectoren.

Goed onderwijs, in combinatie met een nauwe samenwerking met het beroepenveld, kan een stevige impuls geven aan het opleiden van 21ste eeuwse hbo’ers.

Professionals die creatief werken en kritisch denken.
Die de praktijk kennen, en  al tijdens hun opleiding diezelfde praktijk hebben leren innoveren.
Die over de grenzen van hun sector heen kijken.
En die weten dat ze de techniek niet met een hamer te lijf hoeven gaan - omdat ze weten hoe ze als méns het verschil kunnen maken.

Laat ik daarom eindigen met te zeggen dat ik niet geloof in een toekomst die met ons aan de haal gaan.
Dat gaat voorbij aan wat goed onderwijs ons leert:
dat wij het zélf zijn, die de toekomst vormgeven.
Mits je als student, als docent, als hoogleraar, als bestuurder,
weet wat je drijft en wat je kan.
Wie je bent en wie je wilt zijn.
Zodat je je talent kunt delen, en de wereld kunt bewegen,
zoals u hier op de Hanze zo mooi zegt.
Dank u wel.