Toespraak van staatssecretaris Dijksma bij de Vaarkamplezing

Toespraak  van staatssecretaris Dijksma (EZ) bij de Vaarkamplezing op 5 oktober 2015 in Utrecht.

Dames en heren,

Eind vorig jaar was ik bij de jubileumviering van de Dierenbescherming. De organisatie bestond 150 jaar: het was voor het eerst dat een bewindspersoon aanwezig was bij een Algemene Ledenvergadering. Het zegt misschien wat over hoe het vroeger ging, maar vooral over hoe het nu gelukkig heel gewoon is om samen te werken, elkaar op te zoeken en met elkaar in dialoog te zijn.

De afspraken die we de afgelopen jaren maakten over dierenwelzijn zijn daar ook het bewijs van. Afspraken over het gefaseerd af zien van castratie en staart-couperen bij varkens, het verhogen van het aandeel natuurlijke geboorten in de vleesveesector en betere pijnbestrijding na het onthoornen van kalveren en geiten. Ze kwamen allemaal tot stand na overleg met alle betrokken partijen.

Het bracht ons tot het thema van vandaag: 'Duurzame Dierhouderij – een dialoog.' Een thema dat bovendien uitstekend past bij de naamgever van de bijeenkomst. Als iemand verbindingen kon leggen was het Henk Vaarkamp. Als dierenarts, als docent, als hoogleraar-onderzoeker, als bestuurder en als adviseur: juist door al die functies te combineren was hij van grote waarde. Hij verbond mens en dier; wetenschap en praktijk. Bovenal kon hij mét zijn kennis en dóór zijn persoonlijkheid verschillende inzichten verenigen tot 1 visie. Hij kwam misschien nog wel het best tot zijn recht als voorzitter van de Raad voor Dierenaangelegenheden, een gezelschap van deskundigen met uiteenlopende expertise die continu de dialoog met elkaar voeren.

Het leidde bijvoorbeeld tot de zienswijze Winstgevend Welzijn die Henk Vaarkamp helaas zelf niet meer heeft kunnen afronden. In de zienswijze betoogt de RDA dat alleen een marktgestuurde verduurzaming de toekomst heeft. Veehouderijketens moeten transparant opereren en komen tot producten met hoge toegevoegde waarde, waarvoor burgers bereid zijn te betalen.

Hans Alders kwam tot soortgelijke conclusie op basis van de nationale dialoog die hij rond diezelfde tijd voerde in opdracht van mijn ministerie. Hij constateerde dat het voldoen aan wet- en regelgeving nog niet betekent dat er sprake is van maatschappelijke acceptatie. De eisen die de samenleving stelt, gaan een stuk verder. Die gaan over de menselijke maat, transparantie, het gevoel dat dieren levende wezens zijn en geen industriële productiemiddelen, landschappelijke inpassing – zaken die zich minder makkelijk in de wet laten vastleggen.

Conclusie was dat dialoog op verschillende niveaus nodig is.

Allereerst tussen de individuele boer en zijn omgeving. De boer verdient zijn licence to produce door te communiceren over wat hij doet en de keuzes die hij maakt, afgestemd op en met zijn omgeving. Dat doet hij dus door zijn buren mee te nemen in zijn bedrijfsvoering. Naast voedselproducent is hij immers een potentiële aanbieder van andere diensten, op het gebied van zorg, werkgelegenheid, groene energie, landschap en natuur. In Brabant is de dialoog met de omgeving zelfs onderdeel van de BZV: de Brabantse Zorgvuldigheidsscore, waarop de vergunningverlening is gebaseerd.

De verantwoordelijkheid voor een duurzame sector ligt echter niet volledig en alleen op de schouders van de boer: die is immers ook weer afhankelijk van wat er verderop in de keten met zijn product voor welke prijs wordt gedaan.

Daarom is de dialoog binnen de keten van even groot belang. Over de kwaliteit van producten, de onderscheidende productievoorwaarden; over een faire prijs, informatie-uitwisseling, marketing en communicatie. Veehouders, verwerkers en retail moeten samen werken aan nieuwe onderscheidende producten die inspelen op nieuwe wensen van de markt én het vertrouwen hebben van de burgers. Bovendien moeten ze de dialoog aangaan met de consument, die wil weten waar het product op zijn bord vandaan komt. Gelukkig laten initiatieven als de Duurzame Zuivelketen en het Recept Duurzaam Varkensvlees zien dat de keten de handschoen oppakt.

Dames en heren,

Het initiatief voor verduurzaming ligt uiteindelijk bij de markt. Maar de overheid kan de ontwikkelingen wel helpen de goede kant op te sturen. Voor de melkveehouderij betekent het bijvoorbeeld dat de sector aan de slag moet om meer weidegang te realiseren. Doelstelling is dat over vijf jaar 80 procent van de koeien in de wei loopt, in plaats van 70 procent in 2013.

Dit vereist een forse inzet en omslag van de sector, die ik ondersteun met financiële middelen, deels uit Brussel beschikbaar gesteld.

Voor een duurzame veehouderij zijn innovaties nodig. Daarom stimuleer en faciliteer ik de dialoog tussen wetenschap en praktijk, om kennis ook toepasbaar te maken. Het resultaat daarvan is al op diverse plekken zichtbaar. Denk aan de Rondeelstal voor kippen, de windstreekstal voor vleeskuikens, de Kwatrijnstal voor koeien, die niet alleen diervriendelijk zijn, maar ook energiezuinig, minder stikstof uitstoten en passen in het landschap.

Tot slot voer ik zélf de dialoog op internationaal niveau. Onze landbouwsector loopt voorop in de wereld. Qua productie en kennis, maar ook wat betreft dierenwelzijn. Dat is mooi en een reden om trots te zijn. Maar daar laten we het niet bij. Het is belangrijk dat landen binnen de Europese Unie samen optrekken. Voor de dieren in Europa, maar ook voor het gelijke speelveld en het functioneren van de interne markt. Nederland speelde een actieve rol bij de totstandkoming van het Europees verbod op de legbatterij, de invoering van welzijnsregels voor vleeskuikens, de invoering van de groepshuisvesting voor zeugen en een voorlopersrol in het castratiedossier. Belangrijke resultaten, maar wat mij betreft slechts het begin.

Daarom trek ik samen met Duitsland, Denemarken en Zweden op om de Europese Commissie op te roepen tot meer actie, om het dierenwelzijn te verbeteren en het gebruik van antibiotica te verminderen. Het doel is om te komen tot gelijke rechten en plichten voor alle lidstaten; tot strenge en consistente handhaving en tot betere regelgeving op basis van wetenschappelijke bevindingen en technische innovaties.

Dames en heren,

Om tot verdere verduurzaming van de dierhouderij te komen, blijft de dialoog op alle niveaus en tussen alle betrokken partijen noodzakelijk. Op het ministerie noemen we dat 'Samen in Beleid'. Daarom heel veel dank aan de RDA en de Faculteit Diergeneeskunde die daaraan hun specifieke bijdrage leveren plus het verzoek dat te blijven doen.

Nu heb ik al veel te lang gesproken voor een bijeenkomst die dialoog als vorm heeft. Daarom graag het woord aan Bas Haring. Bas, neem ons mee en inspireer ons! Dank u wel.