Toespraak van minister Hennis-Plasschaert bij het Opzij-top 100-congres

Toespraak van minister Hennis-Plasschaert (Def) bij het Opzij-top 100-congres op maandag 12 oktober 2015 te Amsterdam. Alleen het gesproken woord geldt.

Toen ik in 2012 aantrad als de 1e Nederlandse vrouwelijke minister van Defensie, hield dat de gemoederen flink bezig. Een vrouw op die positie: De 1 vond het helemaal niks, de ander hét toppunt van emancipatie.

En dat liet men weten ook. En nog steeds eigenlijk. Soms wat lomp, kortzichtig en onbeschoft.

Maar vaak ook verrassend leuk. Zo toverde Joost Prinsen, tijdens een dubbel-interview voor NRC Handelsblad, ineens een A4-tje uit zijn binnenzak. Een gedicht dat hij met zijn goede vriend Jan Kok had geschreven.

‘Een soldaat spreekt’…

…en een klein stukje daarvan deel ik graag met u.

Twee jaar moest ik het leger in

En elke dag met tegenzin

Was ik soldaat vandaag de dag

Dan was mijn frons een brede lach

Wat zou ik blij marcheren

Geweren presenteren

Door droge sloten tijgeren

Geen dienstbevelen weigeren

Geduldig morse leren

Landmijnen demonteren

En was ik nog bij kennis

Dan dacht ik slechts aan Hennis…

Dit gedicht zal ik niet snel vergeten, dat begrijpt u vast.

En ja natuurlijk, voor sommigen was het best even wennen. Bijvoorbeeld voor mijn chauffeur.

Niet langer reserve-stropdassen in de auto, maar extra panty’s.

En zeker, mijn adjudant voelde zich best even ongemakkelijk toen hij ineens mijn tas met koeienprint in zijn handen had. Let wel, de dag daarop nam hij een rugzak mee alwaar mijn tas in kon verdwijnen.

Probleem opgelost.

Tijdens een werkbezoek aan onze mariniers in Noorwegen, bracht ik de nacht door in een sneeuwhol. En toen ik me, rillend van de kou, in mijn slaapzak wurmde vond ik een pakketje met een klein handgeschreven briefje. “Excellentie, welkom in uw business-class sneeuwhol. Voor als u het koud krijgt, een thermoskan zoete thee en een reep chocolade. Veel liefs van het 14e verkenningspeloton.” 1 ding weet ik zeker: zo’n briefje heeft mijn voorganger nooit ontvangen.

Inmiddels ben ik al lang geen uitzondering meer. In Duitsland is Ursula von der Leyen aangetreden, in Italië Roberta Pinotti en in Noorwegen Ine Eriksen Soereide. En ja, de ministeriële vergaderingen van de NAVO worden nog steeds gedomineerd door mannen in donkere pakken. Maar met die mannen is het prima zaken doen. Mijn vrouw-zijn is daar simpelweg geen issue.

Ook niet op mijn departement trouwens. Met andere woorden: dat de politieke baas van het ministerie nu een vrouw is, maakt in de praktijk geen snars uit. En misschien is het wel een logisch vervolg op de stappen die de afgelopen 70 jaar zijn gezet.

Vrouwen én de krijgsmacht: anno 2015 vinden veruit de meesten het allemaal heel gewoon. En dat is maar goed ook.

Weet u, eigenlijk kwam de 1e vrouwelijke militair er vrij plotseling. Daar ging geen feministische golf aan vooraf. Het was vooral de oorlog die zorgde voor dit historische feit.

Terwijl duizenden mannen werden afgevoerd, opgeroepen voor de arbeitseinsatz of ondergedoken zaten, namen steeds meer vrouwen actief deel aan het verzet. En hoe! Niet zelden maakten zij hierbij gebruik van de traditionele ideeën over de rolverdeling tussen man en vrouw. Duitse officieren werden daarmee op het verkeerde been gezet. Zij hadden die traditionele rolverdeling immers hoog in het vaandel staan. Het verzet van deze dappere vrouwen sprak tot de verbeelding. En 1 van die vrouwen was Francien de Zeeuw, bekend door de vele risico’s die zij nam.

Vanaf 1943 werd op het Nederlands departement van oorlog in Londen voorzichtig nagedacht over de wederopbouw van de Nederlandse krijgsmacht, waaronder een ongewapend vrouwenkorps bij zowel Landmacht als Marine.

Koningin Wilhelmina liep hier echter niet direct warm voor. Ze stond er alleen voor open als ‘het van de meisjes zelf zou komen’. Zo geschiedde. Na de bevrijding van het Zuiden, meldde Francien de Zeeuw zich bij het wervingsbureau van de Marine in Brussel. En om de oprichting van de Marine Vrouwen Afdeling - de zogenoemde MARVA - te bespoedigen, werd vanuit London contact met haar gezocht.

Francien de Zeeuw startte een handtekeningenactie onder jonge vrouwen die bij de MARVA in dienst wilden treden. En met succes! Koningin Wilhelmina werd overtuigd. ‘Kijk, nu komt het van de meisjes zelf’, zo stelde ze. En op 31 oktober 1944 werd het Koninklijk Besluit tot oprichting van de MARVA getekend.

Francien de Zeeuw werd opgeleid en ingescheept naar Nederlands-Indië. In Batavia beheerde zij het postkantoor. Vrouwelijke militairen waren er vooral om de mannen te ondersteunen.

‘Maak een man vrij voor de vloot’, zo luidde de slogan van toen.

Ook in de vele jaren daarna vervulden vrouwen vooral administratieve functies binnen de krijgsmacht. Maar stapje voor stapje werden rangen en dienstvakken steeds verder opengesteld.

In 1982 ontving Luitenant-Kolonel Christa Oppers-Beumer als 1e vrouw haar officiersbul. Zij is op dit moment onze Defensie-attaché in Canada. Op de jaren van toen kijkt ze met plezier terug.

En ze kan er zeer geestig over vertellen. Bizarre momenten waren er zeker.

Tijdens haar opleiding wilde ze vooral niet anders behandeld worden. Docenten en studiebegeleiders zorgden er desalniettemin voor dat ze tóch in het middelpunt van de aandacht stond. Bijvoorbeeld door haar ongewild voor te trekken en privileges te geven alwaar ze vooral niet om had gevraagd.

Zo werd het haar verboden om de Vierdaagse mét bepakking te lopen. Om na afloop wel een heel typerende reactie van een pelotonscommandant te krijgen, namelijk: “Ik feliciteer je niet, want je hebt ‘m niet echt gelopen.”

Inmiddels zijn we weer vele jaren verder. En anno 2015 is er écht geen enkele twijfel over de meerwaarde van de vrouwelijke militair voor onze krijgsmacht. Niet bij mij, niet bij de Commandant der Strijdkrachten.

Van diversiteit als een welhaast verkrampt sociaal fenomeen - ‘we mogen vrouwen niet discrimineren, en dus moeten we er iets mee’ - naar diversiteit als een zeer functioneel fenomeen, een zakelijke aangelegenheid.

Functioneel, omdat we niet zonder vrouwen kunnen áls we onze taken volledig en goed willen uitvoeren. We zagen dat bijvoorbeeld in Irak en Afghanistan.

Contact met de lokale gemeenschap, inclusief de vrouwen, is vaak cruciaal. Maar juist dat contact is veelal lastig. Onze vrouwelijke militairen zijn dan een essentiële factor. En dan heb ik het nadrukkelijk niet over het drinken van een simpel kopje thee. Het gaat hier om belangrijke bronnen van informatie. Het gaat hier om situaties van leven en dood.

Zo zijn er in Afghanistan diverse bermbommen opgespoord en ontmanteld, juist door dat contact met die lokale gemeenschap.

Diversiteit als een functionele en zakelijke aangelegenheid dus. Het verbetert de ‘output’ van onze eenheden. Het draagt bij aan de veiligheid van onze troepen. En het verhoogt de kwaliteit van onze inzet, in binnen- en buitenland.

Dames en heren,

De tijd dat we in een vrij overzichtelijke wereld leefden - met 1 duidelijke vijand - is voorbij.

Dat zal ook u niet zijn ontgaan. Er is sprake van groeiende onrust en instabiliteit. Fundamentele rechten worden met voeten getreden. Grote stromen mensen zijn in beweging. Op de vlucht voor oorlog en meer.

En let wel, ook onze vrijheid en veiligheid zijn onlosmakelijk verbonden met die ontwikkelingen. De impact van een crisis, dichtbij of ver weg, wordt ook hier gevoeld. Met andere woorden: onze belangen zijn volledig verweven met de wereld om ons heen. En die wereld is complex, met als grootste constante: onzekerheid.

Om daar steeds weer adequaat op te kunnen reageren, hebben we een krijgsmacht nodig. Een krijgsmacht die op een hoeveelheid van dreigingen en risico’s is voorbereid. Een krijgsmacht die beschikt over de juiste mix van middelen én mensen. Mannen én vrouwen. Zij zijn hét kapitaal van onze krijgsmacht, altijd bereid om onder zeer moeilijke omstandigheden te opereren.

Zoals ze dat nu bijvoorbeeld doen in Mali, Irak, Afghanistan, de Golf van Aden, Somalië, Zuid-Soedan en ga zo maar door.

Ook bij inzet in eigen land staan onze vrouwen zij aan zij met de mannen. Bijvoorbeeld Manou Willems, 26 jaar oud.

Als lid van de Bijstandseenheid van de Koninklijke Marechaussee bevindt ze zich met regelmaat in de frontlinie. Bij rellen. Bij arrestaties van vuurwapengevaarlijke verdachten. Bij het voorkomen van aanslagen.

Binnen haar eenheid is ze 1 van de weinige vrouwen. Ze is volledig geaccepteerd en wordt zeer gewaardeerd. En ook voor de hoge fysieke eisen draait ze haar hand niet om.

‘Als je achter een voortvluchtige aanzit, kun je moeilijk tegen je mannelijke collega zeggen “ren jij dat laatste stukje maar in je eentje achter die verdachte aan”.’

Die no-nonsense houding typeert haar. Het typeert de krijgsmacht. En voor alle duidelijkheid: vrouwen als Manou zijn geen uitzondering bij Defensie. Het zijn zelfbewuste vrouwen met een hoge mate van professionaliteit én de wil om er 100% voor te gaan. Zij willen het verschil maken.

En ja, zeker, er zijn nog altijd ‘types’ die geneigd zijn om het potentieel van een vrouw in bijvoorbeeld een gevechtssituatie te ontkennen. Vrouwen in een gevechtseenheid zouden alleen maar problemen geven. De wetenschap noemt dit het ‘female combat taboo’. Ofwel: de heldhaftige vrouw past nog niet in het zelfbeeld van álle mannen. En misschien is dit wel de laatste horde die moet worden genomen.

Hoe dan ook, de afgelopen 70 jaar zijn er grootse stappen voorwaarts gezet. We beschikken zelfs over scherfvesten met ruimte voor de boezem. Een verademing, zo weet ik uit ervaring.

Maar meer serieus, daar waar het beleid zich in eerste instantie vooral richtte op het creëren van gelijke kansen voor mannen én vrouwen binnen de krijgsmacht, is het blikveld inmiddels behoorlijk verruimd.

Zo werd in het jaar 2000 unaniem ingestemd met VN-resolutie 1325. Deze resolutie benadrukt het belang van de participatie van vrouwen in conflictmanagement, vredesonderhandelingen en wederopbouwprocessen. Dit lijkt inmiddels de normaalste zaak van de wereld, maar dat was het vele lange jaren zeker niet.

En ja, als het gaat om genderbewustzijn is blijvende inzet vanuit de top onontbeerlijk. En ja, ik realiseer me dat het aantal topvrouwen bij Defensie nog relatief laag is. Zeker als je dit afzet ten opzichte van andere organisaties, maar we moeten het wel in perspectief zien. Het aantal vrouwen in vrijwel alle rang- en schaalgroepen stijgt. Het mannenbolwerk van weleer, is Defensie écht al lang niet meer.

En de verdere opmars van vrouwen naar de top - ook bij Defensie - zal gepaard moeten gaan met veel zelfbewustzijn, de wil om vooruit te komen en dus ook de wil om te knokken.

Feit is dat Nederland vele talentvolle vrouwen kent. Maar de uitdaging voor menig vrouw is om haar ambitie niet onder stoelen of banken te steken. Die ambitie zit van binnen en staat niet op je voorhoofd geschreven. Kortom: maak van je ambitieuze hart geen moordkuil.

In aanloop naar vanavond dacht ik terug aan wat Neelie Kroes ooit tegen me zei, namelijk:

“Het grootste kartel op deze aardbol is het “old boys network”.” En zo is het. Hier en daar zijn er wat barsten te bespeuren, maar let wel, die old boys gaan dat kartel never-nooit ontmantelen. Dat zullen wij zelf moeten doen. Wij zijn aan zet. En dan keer ik weer terug bij Koningin Wilhelmina:

“Het moet vooral van de meisjes zelf komen.”

En de kunst is om daarin zelf de regie te nemen én te houden. En ook vooral duidelijk te zijn over ambities én doelen. Dat is in ieder geval wat ik mijzelf op verschillende momenten in mijn loopbaan steeds weer voor ogen heb gehouden.

Op mijn 21e ging ik aan de slag bij de Europese Commissie. Na een paar jaar Brussel kreeg ik de mogelijkheid om namens de Europese Commissie te worden uitgezonden naar Riga, Letland. Ik was toen net 24. En mijn tijd daar, in Letland dus, is voor mij een zeer vormende periode geweest.

Het land worstelde met de gevolgen van jarenlange Sovjet-overheersing, zocht aansluiting bij de Europese Unie. Die transitieperiode ging niet zonder slag of stoot. En meer dan ooit realiseerde ik me, dat ik de vrije en veilige omgeving, waarin ik was opgegroeid, nooit als vanzelfsprekend zou mogen beschouwen.

Het werd, zo u wilt, de leidraad voor de stappen die ik in de jaren daarna zou zetten.

Dat was zo in mijn tijd bij KPMG en bij de gemeente Amsterdam. Dat was zo toen ik in 2003 besloot mee te dingen naar een plek op de VVD-lijst voor het Europees Parlement. Dat was zo toen ik in 2010 op de lijst voor de Tweede Kamer terecht kwam. En dat is nu ook zo.

En ik kan u zeggen: het is een voorrecht om minister van Defensie te zijn. De mannen en vrouwen van de krijgsmacht motiveren en inspireren. Iedere dag opnieuw. En als ik terugdenk aan de begindagen van mijn ministerschap, alweer bijna 3 jaar geleden, dan denk ik onmiddellijk terug aan Francien de Zeeuw.

Zij belde me om een afspraak te maken. Ze kwam langs in Den Haag en nam me mee in haar levensverhaal. Een verhaal dat grote indruk op me heeft gemaakt. Als zij zich niet bij het wervingsbureau van de Marine had gemeld, was ze nooit de 1e MARVA geworden. Enkele weken geleden is ze overleden. 93 jaar oud.

Verzetsheldin, militair, echtgenote, moeder én nog veel meer. Zij was én is een bron van inspiratie! Een bron van inspiratie voor de vele vrouwen die dagelijks knokken voor een vrije en veilige wereld.

Maar ook en vooral: een bron van inspiratie voor mijzelf.

Dank u wel.