Plan voor experimenten in de bijstand naar de Tweede Kamer

Staatsecretaris Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in samenspraak met de wethouders van Utrecht, Groningen, Tilburg en Wageningen de contouren opgesteld voor experimenten waarbij gemeenten gedurende twee jaar de mogelijkheid krijgen om op een andere manier om te gaan met de uitvoering van bijstandsregels. Centraal staat de vraag wat in de praktijk het beste werkt om te bevorderen dat mensen via werk weer onafhankelijk worden van bijstand. Doel van het besluit om experimenten mogelijk te maken is deelnemende gemeenten de mogelijkheid te bieden in de praktijk te onderzoeken hoe de Participatiewet op het punt van begeleiding naar werk effectiever kan worden uitgevoerd.

In deze experimenten komen er meerdere onderzoeksgroepen met verschillende regimes. Binnen die groepen wordt gevarieerd met de intensiteit van verplichtingen, van een groep deelnemers die minder verplichtingen krijgen opgelegd tot een groep waarin bijstandsgerechtigden juist intensiever worden begeleid. Ook wordt gekeken naar financiële prikkels (vrijlating) die de uitstroom vanuit de bijstand naar werk bevorderen. Daarom mogen deelnemers in één van de onderzoeksgroepen een beperkt bedrag van hun inkomsten uit werk gedurende het experiment houden zonder dat dit direct met hun uitkering wordt verrekend.

Vrijlating

In de huidige wet- en regelgeving geldt een vrijlating voor zes maanden voor maximaal 25% van de inkomsten uit arbeid. Dat is het percentage dat niet verrekend hoeft te worden met de uitkering. Deze periode wordt omwille van het experiment uitgebreid naar 24 maanden. Hierbij kunnen de deelnemers maximaal 50% van hun inkomsten uit arbeid bijverdienen, tot maximaal €199 euro per maand voor alleenstaanden en een (gezamenlijk) maximum van €142 euro voor gehuwden. Voor deze bedragen is gekozen om te voorkomen dat er een armoedeval ontstaat. Op deze manier blijft het ondanks de vrijlating voor gehuwden en alleenstaanden financieel aantrekkelijk om een inkomen op WML-niveau te verwerven waardoor zij niet langer een beroep op bijstand hoeven te doen.

De vier gemeenten zijn al geruime tijd met staatssecretaris Klijnsma in gesprek om via deze experimenten onderzoek te doen naar een effectievere uitvoering van de Participatiewet. Op verzoek van de Tweede Kamer is een zogenoemde Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) opgesteld om dit wettelijk mogelijk te maken. Staatssecretaris Klijnsma heeft het besluit vandaag naar de Kamer gestuurd.

De organisatie ZonMw heeft in samenspraak met de universiteiten Utrecht, Wageningen, Groningen en Tilburg een kader ontwikkeld, dat noodzakelijk is voor de opzet van een wetenschappelijk en inhoudelijk relevant experiment.  

Verdere stappen

Inclusief voorbereiding en evaluatie wordt voor het onderzoek drie jaar uitgetrokken. Het experiment zelf duurt twee jaar. Die tijd is volgens de geraadpleegde wetenschappers minimaal nodig om goed inzicht te krijgen in de effecten.

De gemeenten Utrecht, Wageningen, Tilburg en Groningen gaan nu verdere stappen zetten in het traject naar de start van hun experimenten. Op basis van de AMvB kunnen straks ook andere belangstellende gemeenten dan de vier ‘voortrekkers’ aan deze experimenten deelnemen, tot een maximum van 25. ZonMw zal de staatssecretaris adviseren welke aanvragen kunnen worden gehonoreerd.