Toespraak van minister Schippers bij het symposium ‘Voltooid leven” op 22 november 2016

Toespraak van minister Schippers (VWS) bij het symposium 'Voltooid leven' op 22 november 2016 in Utrecht.

Beste mensen,

Soms is er discussie of wetenschappelijk onderzoek wel bijdraagt aan het oplossen van de vragen in de samenleving.

Naar mijn mening hoeft dat overigens niet per definitie. Het is juist ook de taak van de wetenschap om vragen te stellen.

Over het onderzoek van Els van Wijngaarden zal zo’n debat in elk geval niet losbarsten. Als er één onderzoek goed getimed is, is het dit onderzoek wel. En daarmee is het een belangrijke bijdrage aan het debat op dit moment, een debat dat overigens al 25 jaar loopt, over Voltooid leven. Ik wil haar daarvoor graag bedanken.

Soms debatteren we in Den Haag over zaken waarbij mensen buiten Den Haag zich afvragen waar we ons zo druk om maken; waar het überhaupt over gaat. Ik kan u vertellen: dat is niet het geval wanneer we het over deze kwestie hebben. Er zijn maar weinig onderwerpen waarover ik zo veel wordt aangesproken, aangeschreven, gemaild.

Van de facebooksessies waarin mensen vragen kunnen stellen en hun mening kunnen geven over  onderwerpen, was de facebooksessie over Voltooid leven de meest intense, drukbezochte, meest gefocuste ooit.

Al jaren krijg ik brieven van ouderen die gewend zijn om hun eigen beslissingen te nemen.

Die gewend zijn hun eigen leven vorm te geven. En die zich grote zorgen maken dat die autonomie hen aan het einde van het leven wordt afgenomen. Dat hun keuze om te willen sterven niet zou tellen, omdat wij die niet serieus nemen. Die niet serieus mogen nemen.

Niet alles is oplosbaar, ook voor deze mensen niet. De suggestie dat hun wens voortkomt uit gebrek aan aandacht of liefde maakt dat zij zich niet begrepen voelen. Maakt dat zij zich schuldig voelen naar kinderen en kleinkinderen die om hen geven.

Het zijn niet alleen de mensen die het nu aangaat. Vooral mensen die het niet of nóg niet aangaat, roeren zich.

Mensen die nadenken over hoe zij het einde van het leven voor zich zien. Mensen uit alle lagen van de bevolking, en van verschillende politieke achtergronden. Huib Drion kreeg in 1991 veel aandacht, het burgerinitiatief Uit vrije wil kreeg veel aandacht – deze discussie flakkert af en toe op maar is eigenlijk altijd onderhuids doorgegaan.

Wat doe je als je het gevoel krijgt dat de dood jou vergeten is? Als mensen van wie je hield, zijn weggevallen? Als lezen je hobby was, maar je ogen niet meer willen? Als muziek je passie is, maar je oren het laten afweten? Als je lichaam aftakelt en afhankelijkheid je grootste schrikbeeld is?

Als goedbedoelde bezoekjes van kinderen, kleinkinderen, van kennissen eigenlijk een last voor je zijn, omdat je je onthecht voelt van het leven? Als je, zoals dat in de Bijbel al werd beschreven, moe bent en der dagen zat?

De vraag der vragen, die voorafgaat aan alle andere, is of wij mensen die intrinsiek en weloverwogen en gedurende langere tijd hun leven voltooid vinden, de ruimte willen geven om hun leven op een waardige manier te beëindigen.

Deze vraag, en het antwoord op deze vraag, wordt steeds actueler. We leven steeds langer. Betere zorg, de medische technologie ontwikkelt zich razendsnel. We kunnen steeds meer en daarmee houden we de dood steeds langer buiten de deur. Heel veel mensen zijn daar blij mee. Maar niet iedereen.

Wat ik belangrijk vind, is dat wij mensen in dat dilemma niet alleen laten. Ik wil deze mensen niet in de steek laten. Niet wegkijken. Hun wens serieus nemen. Niet afhaken omdat er te veel haken en ogen aanzitten. Niet bang zijn voor een hellend vlak, maar dit vlak minder hellend maken.

Ik wil deze groep niet negeren omdat ze ‘te klein’ zou zijn. Of het dilemma te groot. Ik vind dat we deze mensen heel serieus moeten nemen. Het gesprek met hen moeten aangaan.

Wat ik hierover tot nu toe van het promotie-onderzoek van Els van Wijngaarden heb gehoord en gelezen, verbaast mij niet. Juist als we het gesprek met elkaar aangaan, kan blijken dat achter zo’n stervensverzoek heel andere vragen vandaan kunnen komen. Ik zie dat ook in de euthanasie-praktijk, en in mijn eigen omgeving. Ik hoor mensen zeggen: als ik dit of dat niet meer kan, en zo beperkt ben dat mijn leven hier niet meer aan voldoet, dan wil ik dood.

Dat lijkt helder, maar is het allerminst. Het leven is geen afvinklijstje. Eenmaal in de geschetste situatie beland, verschuiven de grenzen. Blijkt het leven toch nog waardevol te kunnen zijn. Dat is mooi. Mensen hoeven niet consequent te zijn. Je weet het pas als je er in zit.

Dat geldt natuurlijk helemaal voor de mensen om wie het hier gaat. Ik kan me goed voorstellen dat de gesprekken over een voltooid leven tot een onverwachte uitkomst leiden. Dat het perspectief er misschien toch nog is. Doordat er iets verandert in de omgeving, een bepaald probleem wordt opgelost. Ook dat is een geweldige uitkomst. En daarom kan het niet anders dan dat we een stervenswens grondig onderzoeken, samen met de mens die het betreft.

En hier botst de daadwerkelijke praktische uitvoering met de wens van een groep mensen die vindt dat zij altijd, op elk gewenst moment, een stervenspil moeten kunnen krijgen. De zelfbeschikking om zo’n pil zelf te kunnen bestellen en zelf te kunnen slikken, wanneer daar behoefte aan is – dat komt misschien helemaal tegemoet aan de zelfbeschikking van een mens. Maar het gaat voorbij aan een andere waarde die wij even belangrijk vinden: de beschermwaardigheid van het menselijk leven.

Maar het gaat ook voorbij aan de veiligheid van de samenleving. Stelt u zich eens voor wat er kan gebeuren met rondslingerende stervenspillen?

Beste mensen, de vraag om te mogen sterven is een heel fundamentele vraag, waarachter een heel palet aan vragen zit. Het debat hierover is niet afgerond, misschien is het dat wel nooit. Dat is iets wat we in deze tijd niet zo gewend zijn.

Maar na de aankondiging dat we werken aan een wet die van overheidswege ruimte biedt om op een zorgvuldige, veilige manier een waardige dood te sterven, zal het u duidelijk zijn:

De principiële vraag of de overheid hiervoor ruimte moet bieden, beantwoord ik bevestigend. Ik vind dit barmhartig. Nee, niet eenvoudig. Maar de moeite meer dan waard om de dilemma’s aan te gaan die ná dit antwoord komen.

Ik heb niet de illusie dat we altijd voor iedereen een oplossing hebben. Er zitten grenzen aan de maakbaarheid. Aan de maakbaarheid van het leven, aan de maakbaarheid van de dood. Maar die grenzen zijn wat mij betreft niet bereikt. Niemand in het kabinet denkt hier gemakkelijk of lichtvaardig over.

Maar dat weerhoudt ons niet om deze stap te nemen – op een zorgvuldige manier en in dialoog met de samenleving, de professionals en maatschappelijke groepen. De dood komt niet op bestelling en blijft ook niet weg als je hem afbestelt.

Er zijn waarden die in de samenleving door ons allemaal belangrijk worden gevonden. Zoals barmhartigheid, zelfbeschikking, veiligheid, welkom zijn, ongeacht wie je bent en wat je nodig hebt, empathie, respect. Vanuit die waarden zullen wij de dilemma’s aangaan die op ons afkomen nu wij die ene existentiële vraag positief hebben beantwoord: namelijk dat een waardige dood ook mogelijk moet zijn voor hen die zelf echt niet meer verder willen.

Dank u wel.