Kabinet steunt onderzoek naar dekolonisatie Nederlands-Indië

Het kabinet steunt een onafhankelijk vervolgonderzoek naar de naoorlogse dekolonisatieperiode in voormalig Nederlands-Indië en de context waarin destijds geweldsconflicten plaatsvonden. Het onderzoek moet zich niet alleen richten op het militaire, maar ook op het politieke, bestuurlijke en justitiële optreden van 1945 tot 1949.

De ministerraad heeft daarmee ingestemd op voorstel van de ministers Koenders van Buitenlandse Zaken en Hennis-Plasschaert van Defensie. Het kabinet reageert daarmee onder meer op de recent gepubliceerde studie van dr. Rémy Limpach over gebruik van geweld in toenmalig Nederlands-Indië in 1945-1949. Het kabinet verwelkomt dergelijke studies, omdat een zo volledig mogelijk beeld van het verleden van groot belang is.

Nederland hecht veel waarde aan het beschermen en bevorderen van mensenrechten, internationaal recht en de rechtsstaat. Beter en meer inzicht in het eigen verleden speelt hierbij een belangrijke rol. De insteek van het kabinet is een breed onderzoek, waarbij ook wordt ingegaan op zaken die niet volledig aan bod zijn gekomen in eerdere studies.

Het kabinet realiseert zich dat dergelijk vervolgonderzoek pijn kan veroorzaken bij de groep Indië-veteranen. Maar het is volgens het kabinet juist belangrijk dat dit onderzoek ook aandacht geeft aan de moeilijke omstandigheden waaronder veteranen moesten opereren, het geweld van Indonesische zijde, de inzet waarbij geweld geen of nauwelijks een rol speelde en de verantwoordelijkheid van de politieke, bestuurlijke en militaire leiding. Veteranen moeten een bijdrage kunnen leveren aan het onderzoek.  

Drie Nederlandse onderzoeksinstituten (NIMH, KITLV, NIOD) willen het onderzoek naar deze bewogen naoorlogse periode uitvoeren. In 2012 dienden deze organisaties een vergelijkbaar voorstel in, maar het kabinet zag daar toen geen rol voor de overheid weggelegd. Maatschappelijke ontwikkelingen, studies en nieuwe inzichten van de afgelopen jaren geven volgens het kabinet alsnog voldoende aanleiding voor het financieel steunen van een breed opgezet onderzoek.