‘In het Wetboek van Strafvordering zijn de samenhang en systematiek verloren gegaan’

Het Wetboek van Strafvordering bestaat al sinds 1926. Het is aan modernisering toe. De boeken 1 (strafvordering in het algemeen) en 2 (het opsporingsonderzoek) zijn in consultatie gegaan. Onder meer de advocatuur, het openbaar ministerie, de politie en de Raad voor de rechtspraak hebben de gelegenheid formeel te reageren op de voorstellen. Het nieuwe wetboek bestaat straks uit 8 boeken en sluit beter aan bij de moderne, digitale samenleving en is toegankelijker voor de rechtspraktijk en de burger. Later in het jaar volgen de boeken 3 (de vervolgingsbeslissing), 4 (berechting), 5 (rechtsmiddelen) en 6 (bijzondere procedures). Geert Knigge, advocaat-generaal bij de Hoge Raad, is als adviseur betrokken bij de totstandkoming ervan.

“Het strafproces in Nederland is geregeld in het Wetboek van Strafvordering. Dat wetboek moet helder en toegankelijk zijn voor iedereen. Maar nu is het alleen begrijpelijk als je kennis hebt van de wetsgeschiedenis en de jurisprudentie. Het wetboek is een puzzelboek geworden. Het strafprocesrecht op zich deugt, maar de manier waarop het is vastgelegd in de wet klopt niet meer met de werkelijkheid.

Geert Knigge, advocaat-generaal bij de Hoge Raad

Beeld: Kick Smeets

De systematiek van het bestaande Wetboek van Strafvordering is alleen nog te begrijpen als je naar de negentiende eeuw teruggaat. Een voorbeeld: de rechter deed in die tijd het vooronderzoek als iemand verdacht werd van een strafbaar feit. Daarom heette het een ‘gerechtelijk vooronderzoek’. In navolging hiervan had de verdachte recht op bescherming vanaf het eerste moment dat hij met de rechter in aanraking kwam. Maar nu de politie het vooronderzoek doet, ziet de verdachte de rechter vaak pas veel later in de procedure. Bescherming van de verdachte is daarom in het nieuwe wetboek gekoppeld aan het moment dat hij of zij voor het eerst verhoord wordt door de politie.

Met de modernisering van het wetboek zijn oude begrippen geschrapt en vervangen door logische nieuwe constructies en termen. Normaal schetst de wetgever de hoofdlijnen in een wet en zorgt de rechterlijke macht voor nadere invulling via jurisprudentie. Maar in het Wetboek van Strafvordering waren de samenhang en systematiek verloren gegaan door vele incidentele aanpassingen die noodzakelijk waren vanwege veranderingen in de praktijk van het strafproces. Het werd een lappendeken, met veel gaten die werden gedicht met jurisprudentie. Maar dat is vanuit democratisch oogpunt ongelukkig, want daarmee gaat de rechterlijke macht te veel op de stoel van de wetgevende macht zitten. Feitelijk had het parlement zichzelf buitenspel gezet. Het vernieuwde wetboek moet straks door het parlement goedgekeurd worden en daarmee neemt iedereen ook weer zijn democratische rol op zich.

Mijn pleidooi om het wetboek weer helder en logisch te krijgen, begon in de collegebanken toen ik nog als professor lesgaf. Als ik mijn collegereeks begon, zei ik tegen mijn leerlingen strafprocesrecht: laat het wetboek maar even dicht, dat leidt alleen tot misverstanden. Nu liggen er de eerste twee delen (‘boeken’) van een veel toegankelijker wetboek. Ik was als adviseur betrokken bij de totstandkoming ervan. De innerlijke consistentie en de aansluiting van ons procesrecht zijn door mij bekeken. Kijk je door de oogharen dan is alles wel zo ongeveer hetzelfde, maar de juridische vormgeving van het strafprocesrecht is in het vernieuwde wetboek op veel punten totaal anders.”