Toespraak bij herdenking Slag in de Javazee door minister Hennis-Plasschaert

Toespraak bij herdenking Slag in de Javazee door de Minister van Defensie J.A. Hennis-Plasschaert op maandag 27 februari 2017 te Den Haag.

Alleen het gesproken woord geldt!

Generaals en admiraal, Dames en heren,

26 februari 1942. Surabaya. De afvaart van de Combined Striking Force  is aanstaande. Op de kade ziet het zwart van de mensen. Vrouwen, mannen en kinderen wisselen nog snel enkele woorden met hun familieleden en vrienden, officieren en schepelingen. De stemming is bedrukt.

De Eskadercommandant, Schout-bij-nacht Karel Doorman, én zijn staf zijn intussen aan boord gekomen. Dit betekent: geen passagieren, maar varen…en vermoedelijk vechten.

Een schril gefluit klinkt. De schipper blaast het sein voor ‘Alles aan boord komen’. Even later worden de machines op ‘langzaam’ en vervolgens op ‘halve kracht vooruit’ gezet.

De sleepboten laten los. Attentie-seinen gillen uit de stoomfluit. Het wordt stiller, de geluiden van de kade steeds zwakker. Men wuift elkaar nog even toe. In gedachten vergezellen de achterblijvers de vertrekkende schepen.

Vijf kruisers en negen torpedobootjagers gaan de Japanse vloot tegemoet. Een vloot die inmiddels diep in Nederlands-Indië is doorgedrongen. Een vloot die zich opmaakt voor de verovering van Java; Een vloot die beschikt over betere inlichtingen en verbindingen. Over vaartuigen die moderner, beter toegerust en zwaarder bewapend zijn.

Bovendien zijn sommige geallieerde schepen bij voorgaande acties beschadigd geraakt. Ook is de bemanning door de - nu al wekenlange inzet - oververmoeid. De geallieerden kunnen het Japanse overwicht eigenlijk  alleen compenseren met hun vastberaden wil, de wil om de vijand het bezit van Java te ontzeggen.

Later zou de Amerikaanse marine-historicus Vincent O’Hara hierover zeggen – en ik citeer: “During World War II no other Admiral fought a major sea-battle with the grim determination Doorman displayed in his conduct of this battle”.

Hoewel de geallieerde bemanningen zich er zeer van bewust zijn dat zij een moeizame strijd tegemoet gaan, is hun moreel nog altijd hoog. Tekenend is dat bij de afvaart nagenoeg niemand ontbreekt.

 

Dames en heren,

27 februari 1942. 75 jaar geleden. Na een nacht en een dag tevergeefs patrouilleren, vangt om ongeveer 16.15 uur de zeeslag aan. Ondanks een Japans spervuur van meer dan 1.200 granaten en tientallen torpedo’s, gaat de strijd in eerste instantie gelijk op. Maar kort na 17.00 uur neemt het gevecht een dramatische wending.

De Britse kruiser His Majesty’s Exeter trekt zich zwaar beschadigd terug. Een Britse torpedobootjager gaat ten onder. De jager Harer Majesteits Kortenaer wordt tot zinken gebracht.

Velen komen om. Andere belanden in de zee. Waaronder matroos 3e klasse Felix Jans. Op dit moment is hij één van de twee – ons nog bekende - Nederlandse overlevenden van de Slag in de Java-zee. 93 jaar oud. En vandaag is hij hier. Hoe bijzonder is dat.

18 jaar oud is matroos Jans als de Japanse oorlogsmachine over Azië uitrolt. Op de Kortenaer is hij onder meer verantwoordelijk voor het onderhoud van één van de kanons.  Het begin van de vernietigende confrontatie  met de Japanse vloot staat hem nog altijd helder op het netvlies.

“Wij voeren de Japanners tegemoet - zo zei hij - en we begonnen over en weer te vuren. Natuurlijk was je bang! Waar zou je terecht komen als je werd afgeschoten, dat vroegen we ons af. Vooral die onzekerheid was heel akelig.”

Tot een Japanse torpedo zich in de Kortenaer boort. Matroos Jans wordt het water in gezwiept.
Hij denkt dat het einde nabij is, maar niet veel later ziet hij mensen om zich heen in het water. Hij klimt op een reddingsvlot en wacht op hulp.

De teleurstelling is aanvankelijk groot als Harer Majesteits De Ruyter en ook Java in het donker met hoge snelheid langs komen varen, zonder de drenkelingen op te pikken. We kennen dit beeld van het iconische schilderij van Jan Hoowij.

Vierenhalf uur later zijn het de Britten die matroos Jans en zijn collega’s uit het water halen. En als de geallieerden na een week capituleren, neemt de ellende verder toe. En hoe. Meneer Jans komt  terecht in een krijgsgevangenkamp en moet onder barbaarse omstandigheden werken aan de beruchte Birma-spoorlijn.

Terugkijkend op die gebeurtenissen, zegt meneer Jans:

“Het krijgsgevangenschap was één grote ‘survival’. Ik ben blij dat ik er nog ben. Voordeel is dat ik nu van niemand meer bang ben. Ik heb mijn lesje wel geleerd.”

Meneer Jans, wij zijn ontzettend blij dat u bij ons bent vandaag. Uw verhaal inspireert van A tot Z. U toonde een ongelofelijke veerkracht.

En juist door te verhalen over toen, over u en uw kameraden, worden we ons steeds weer bewust van de volle omvang van die gebeurtenissen én de betekenis daarvan voor nu.

De gebeurtenissen van toen leren ons veel, heel veel. Ook dat we permanent in de krijgsmacht moeten willen investeren om operationeel relevant te blijven. Dat we steeds weer moeten willen investeren in een solide inlichtingenapparaat, om verrassingen zoveel mogelijk te voorkomen.
Dat we moeten willen investeren in gezamenlijke oefeningen en doctrines.

Het leert ons bovenal dat we de herinneringen aan de vele slachtoffers van de Slag in de Java-zee, levend moeten houden. Zij betaalden de hoogste prijs. Zij toonden moed, veerkracht en vastberadenheid. Zij kwamen op voor onze vrijheid.

Dames en heren,

Zeer recent ontdekten we dat er op de bodem van de Java-zee nog maar weinig terug te vinden is van de Nederlandse oorlogswrakken. De schok was groot.

De overgebleven tastbare herinneringen dienen we dan ook te koesteren. Het verhaal van meneer Jans. Het rapport van korporaal-telegrafist Van Esveld, die als overlevende de afvaart zo treffend omschreef. De scheepsbel van Harer Majesteits De Ruyter, die zo zal klinken. Het schilderij van Jan Hoowij. De grammofoonplaat die is teruggevonden in de plunje van adelborst Jaap Kooijman, met daarop het adelborstenlied.

En de laatste regels van het eerste couplet luiden als volgt:

‘Wordt nog eens in later dagen
Neerlands vlag ten strijd ontplooid
Stervend zullen wij haar schragen
Maar die vlag verlaten: nooit!’

Die strijd werd werkelijkheid voor Jaap Kooijman en zijn kameraden. Zij verlieten de vlag niet.
Kooijman sneuvelde. En met hem vele, vele anderen. Hun verhalen leven voort. En als achterblijvers van de vertrokken schepen, zullen we hen vandaag in gedachten vergezellen, met gevoelens van respect en immense dankbaarheid.

Dank u.