Reactie van het ministerie van Veiligheid en Justitie op het artikel in de Volkskrant: Nieuwe wet zadelt politie op met nog meer rompslomp.

De modernisering van het Wetboek van Strafvordering is een groot wetgevingsproject dat in 2014 is ingezet door het ministerie van Veiligheid en Justitie. Bij dit project zijn politie, openbaar ministerie, rechtspraak, advocatuur en andere ketenpartners vanaf het begin nauw betrokken. Ieder voorstel wordt getoetst op gevolgen voor de uitvoering. Daarbij wordt onder meer gekeken naar administratieve lasten, veranderingen in werkprocessen, ICT en opleidingseisen.

Het is nog te vroeg voor het trekken van conclusies over de administratieve lasten, omdat de inventarisatie van de gevolgen voor de praktijk nog niet is afgerond. Ook zijn niet alle adviezen uit de consultatie van de huidige wetsvoorstellen binnen. Pas als de inventarisatie klaar is en de uitgebrachte adviezen zijn verwerkt, kunnen we definitief conclusies trekken. Alle partijen kunnen advies uitbrengen, ook de politie.

Als de politie mogelijkheden ziet voor administratieve lastenverlichting door de wet aan te passen, bekijken we dat altijd. De inbreng van de politie heeft al op veel punten tot aanpassing van de voorstellen geleid, onder meer op het terrein van de bijzondere opsporingsbevoegdheden. Er wordt dus rekening gehouden met de wensen vanuit de opsporingspraktijk. Voor een aantal onderwerpen vragen we advies aan externe deskundigen. Zo buigt een commissie zich over de modernisering van het opsporingsonderzoek in het digitale tijdperk.

Eén van de principes van het project is dat naar mate bevoegdheden ingrijpender zijn er een zwaardere toets op de inzet van die bevoegdheden is. Dat begint bij interne beoordeling door de politie zelf en bij meer ingrijpende bevoegdheden bij de officier van justitie of zelfs de rechter. Zo’n toetsing is geen administratieve last, maar een rechtsstatelijke waarborg dat bevoegdheden zorgvuldig worden uitgeoefend. De ervaring is dat veel administratieve lasten niet uit de wet voortvloeien, maar meer te maken hebben met interne werkprocessen.

Na consultatie gaan de voorstellen (boeken 1 en 2) voor advies naar de Raad van State. Daarna worden ze ingediend bij de Tweede Kamer. Verwacht wordt dat Tweede Kamer in 2018 aan de behandeling van deze wetsvoorstellen kan beginnen.