Toespraak van Martin van Rijn, staatssecretaris van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, tijdens de herdenking bij het Nationaal Indië-monument 1945 – 1962.

Toespraak van Martin van Rijn, staatssecretaris van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, tijdens de herdenking bij het Nationaal Indië-monument 1945 – 1962.

Roermond, 2 september 2017

Excellenties, veteranen, nabestaanden van omgekomen en overleden militairen, dames en heren,

 

Het is juni 1949.

De 23 jarige dienstplichtige soldaat Ad van der Gouw ligt in het Juliana hospitaal in Semarang, midden Java. Niet omdat hij tijdens een militaire actie lichamelijk gewond is geraakt, maar omdat hij angsten heeft en geen wapen meer wil aanraken. Hij is een gevaar voor zichzelf en voor zijn kameraden. Hij wil terug naar huis, naar Nederland. De gruwelijkheden die hij heeft gezien vreten aan hem.

Dat begint al als hij zich twee jaar eerder meldt voor het eerste appèl. Een moeder en haar twee kinderen worden voor zijn ogen uit de nabij gelegen rivier gehaald.
Ze zijn vermoord en zichtbaar mishandeld.

Ad wendt zijn hoofd af, maar het beeld blijft hem zijn hele leven achtervolgen.

Evenals het beeld van zijn kameraden die gewond raakten of zelfs om het leven kwamen nadat ze in de jungle in een hinderlaag liepen.

En dan is er Henkie. Een 12-jarige weesjongen die ze in Tandjong Priok aantreffen. Ad en zijn kameraden ontfermen zich over de jongen en geven hem zijn Hollandse naam. Ze vertrouwen hem volkomen en nemen hem overal mee naar toe. Totdat later blijkt dat kleine Henkie een spion is.
Het vertrouwen dat Ad en zijn kameraden in de jongen hadden, werd beschaamd, met alle gevolgen van dien.


Ad houdt het twee en een half jaar vol.
Hij loopt patrouilles, werkt in een internaat, is Brenschutter.

Maar als zijn bataljon uitgedund raakt doordat kameraden gewond zijn of gedood, knapt er iets in hem. Ook zijn commandant vindt dat het genoeg is geweest en geeft Ad een alternatieve functie. Hij gaat werken bij de Gravendienst. Hij brengt vrienden en strijdmakkers de laatste eer. Dat gaat hem niet in zijn koude kleren zitten en hij is dolblij als hij in februari 1950 weer in Nederland aankomt.

Ad van der Gouw is één van de meer dan 200.000 Nederlandse militairen die tussen 1945 en 1962 hebben gevochten in het voormalig Nederlands Indië en Nieuw Guinea.
6200 van hen kwamen daarbij om het leven.
Hun namen staan gegraveerd in deze zuilen.

Wij herdenken hen vandaag.
En met hen herdenken we alle militairen die zijn omgekomen tijdens vredesmissies sinds de Korea-oorlog. Hun namen zijn vereeuwigd op het Nationaal Monument voor Vredesoperaties.

 

Vandaag staan we stil bij de dood van deze militairen. We tonen ons respect aan de overledenen. We laten hun nabestaanden en vrienden weten dat ze niet alleen staan bij het verwerken van hun verdriet.

En we staan vandaag stil bij alle veteranen die hebben deelgenomen aan militaire acties buiten Nederland. Ook zij hebben offers gebracht, zoals Ad van der Gouw.

Het verhaal van Ad beperkt zich niet tot Nederlands-Indië. Het kan plaatsvinden in Afghanistan, Libanon en Mali. Een land dat je niet kent, waar gevaar altijd op de loer ligt. Waar de mogelijkheid bestaat dat je gewond raakt. Of zelfs gedood. Waar angst nooit verdwijnt.

Waar je ook naar toe bent uitgezonden, het is een ingrijpende ervaring geweest. Een ervaring die verwerkt moet worden. Die een plek moet krijgen in je verdere leven, zodat je weer je draai kunt vinden in de Nederlandse samenleving.

Toen Ad van der Gouw in 1950 terugkeerde naar Nederland maakte niemand zich daar druk om. Er waren weinig mensen die zich interesseerden voor wat er in Indië was gebeurd. Nederland was druk bezig de Tweede Wereldoorlog te verwerken en er werd met man en macht gewerkt aan de wederopbouw.

En als iemand toch informeerde naar de tijd in Indië, kreeg hij vaak geen antwoord. Ad en de meeste anderen die terugkeerden, wilden er niet over praten. Ze wilden het zo snel mogelijk vergeten. Ze moesten aan de slag. Een baan vinden. Meewerken aan de toekomst van Nederland.

Maar niet praten over de gebeurtenissen in Indië, betekende niet dat ze verdwenen.
De herinneringen vervaagden niet en kwamen vaak terug in nachtmerries. De foto’s die in Indië waren gemaakt, werden geregeld uit de kast gehaald. Om het verleden onder ogen te komen en in stilte de gevallen kameraden te eren.
Er kwamen reünies van veteranen. Ook Ad ging daar tot zijn dood een jaar geleden, geregeld naar toe. Hij kon er zijn verhaal kwijt en zijn kameraden hadden aan een half woord genoeg. Iedereen begreep wat hij bedoelde.

Ook nu - bijna 70 jaar later - is het belangrijk te praten over wat er in Nederlands-Indië is gebeurd.
Voor uw kinderen en kleinkinderen.
Om uw kameraden die niet meer in leven zijn te herdenken.
Maar ook om meer duidelijkheid te krijgen over het verleden van ons land.

Zoals u wellicht weet laat het kabinet naar aanleiding van het onderzoek van Rémy Limpach, een uitgebreid vervolgonderzoek uitvoeren naar de gebeurtenissen in Indië tussen 1945 en 1950. In dit onderzoek, waarvoor vier jaar is uitgetrokken, is nadrukkelijk een belangrijke rol voor ooggetuigen weggelegd.

Het is belangrijk van ooggetuigen zélf te horen wat zij hebben gezien en meegemaakt. Zodat er duidelijkheid ontstaat over wat er in die jaren precies is gebeurd.

Een dergelijk onderzoek kan de pijn van oude wonden doen herleven. Maar ook het begrip vergroten van de moeilijke omstandigheden waaronder vele militairen moesten opereren.

Daarom willen we nu het nog kan luisteren naar uw verhalen. Voor onze kinderen en kleinkinderen is het van groot belang om te weten hoe wij in het verleden zijn omgegaan met vrede en vrijheid.

 

Het voormalig Nederlands-Indië neemt nog steeds een belangrijke plaats in in onze samenleving. Miljoenen Nederlanders hebben er op de een of andere manier een band mee die tot op de dag van vandaag nog voelbaar is.

Het is om die reden dat binnenkort in Den Haag met financiële steun van het kabinet de Indische Pleisterplaats wordt geopend.

Op deze plek krijgt het Indisch verleden van Nederland de aandacht die het verdient. Wordt het verankerd in onze samenleving.

De Pleisterplaats is een plek waar mensen elkaar kunnen ontmoeten en waar een groot publiek en komende generaties kennis kunnen maken met wat er tijdens de Japanse bezetting, de Bersiap en de dekolonisatie van Nederlands-Indië is gebeurd.

Ik hoop dat veel veteranen de Pleisterplaats gaan bezoeken en willen meehelpen met het vastleggen van de Indische geschiedenis.
Zodat uw verhaal voor iedereen – nu en in de toekomst - toegankelijk is en blijft. Waardoor we ook op andere momenten dan vandaag stilstaan bij de grote offers die u en uw omgekomen kameraden hebben gebracht voor hun vaderland.