Speech staatssecretaris Dekker bij uitreiking Spinozapremies

Speech van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Sander Dekker, bij de uitreiking van de Spinozapremies, Den Haag, 12 september 2017

Dames en heren, beste laureaten,

Eerlijk gezegd had ik er niet meer op gerekend. Maar ik ben blij dat ik vanmiddag nog één keer als staatssecretaris bij deze uitreiking mag zijn. Want luisteren naar de inspirerende verhalen van uitblinkers in de wetenschap, dat verveelt nooit.

We doen dat bovendien op een nieuwe locatie. Niet meer in de Nieuwe Kerk, bij Spinoza’s graf, maar in deze prachtige Koninklijke Schouwburg.

Spinoza heeft hier zelf nooit in de zaal gezeten. Maar toch is er wel een weldegelijk een link tussen hem en het theater. Want in de tijd dat Spinoza verhuisde van Amsterdam naar Den Haag, richtte een groepje Amsterdamse intellectuelen een gezelschap op dat samenkwam om te spreken over toneel en dichtkunst. Althans, dat was de dekmantel. Eigenlijk spraken ze vooral over een zeer omstreden onderwerp: Spinoza’s vernieuwende filosofie. Het gezelschap noemde zich naar een fraai Latijns motto: Nil Volentibus Arduum.
Oftewel: niets is moeilijk voor hen die willen.

Ik vind dat een prachtige lijfspreuk. Eén die heel scherp de grondtoon van de wetenschap beschrijft. Want uw werk wordt gedreven door de wil om steeds verder te kijken, om onze kennis te vergoten en de wereld te veranderen.

Deze drive maakt de wetenschap tot een veelkleurige wereld. Een wereld met uiteenlopende vakgebieden: alfa, bèta, gamma. Een wereld van fundamenteel onderzoek – maar ook van onderzoek dat gericht is op wat we morgen al kunnen toepassen.

Die combinatie maakt de wetenschap sterk.

Spinoza bewees dit al tijdens zijn leven. Hij was een groot denker, maar had ook twee rechterhanden. Zijn collega Christiaan Huygens prees hem als een uitstekende lenzenslijper.

En hij combineerde vakgebieden. Voor zijn baanbrekende antwoorden op metafysische vragen gebruikte hij de wiskunde als basis. Een vakgebied dat destijds nog in de kinderschoenen stond.

Slechts een halve eeuw daarvoor was het tot een echte wetenschap gemaakt, door een andere Haagse grootheid. Zijn naam was Simon Stevin.

In tegenstelling tot Spinoza stond Stevin eerst bekend als een doener. Hij ontwierp vestingsteden en bouwde watermolens. Maar hij wilde onder die praktijk zélf een theoretische basis leggen. Met zijn theorieën groeide hij uit tot een ware een pionier in de wiskunde, natuurkunde en meetkunde.

Deze twee grootheden – Spinoza als denker met twee rechterhanden en Stevin als doener met een scherpe geest – bewezen dat wetenschap een prachtig samenspel van denken en doen is. ‘Spiegeling en daad’ moeten hand in hand gaan, zo zei Stevin. Maar altijd gedreven door de wil om de wereld te veranderen.

Ik ben er daarom trots op dat de laureaten van vandaag zich hebben bewezen als nazaten van deze absolute grootheden uit de wetenschap.

Alexander van Oudenaarden verbindt in zijn celonderzoek vier vakgebieden met elkaar: biologie, fysica, wiskunde en informatica.

Albert Heck werkt in zijn onderzoek naar eiwitten samen met technologische en farmaceutische bedrijven, zodat zijn werk meteen ten goede komt van nieuwe therapieën en medicijnen.

Michel Orrit ontwikkelde in zijn zoektocht naar het ontstaan van ziektes als Alzheimer en Ebola een techniek waarmee je voor minder dan duizend euro in een middag het genoom van een levend wezen kunt ontrafelen.

En Eveline Crone schreef met Het Puberbrein een absolute bestseller. Het boek heeft een hele generatie ouders en docenten overtuigd dat pubers echt niet alleen maar ‘lastig’ zijn.
En daar wil ik jou – namens alle pubers van Nederland – enorm voor bedanken. Voor mijn eigen ouders kwam het boek helaas 25 jaar te laat…

Dames en heren,

Spinoza en Stevin hebben elkaar niet gekend, dat is zeker.
Spinoza werd pas 12 jaar na de dood van Stevin geboren. Maar hij dankt op z’n minst een klein deel van zijn succes aan zijn illustere voorganger. Behalve de wiskunde en de meetkunde veranderde Stevin namelijk ook de taal.

Hij voegde tientallen nieuwe woorden aan het toenmalige Nederlands toe. Zo gaf hij zijn eigen vakgebied een nieuwe naam: ‘wiskunde’. En datzelfde deed hij met het vakgebied van Spinoza: ‘wijsbegeerte.’ Twee woorden die impact hebben tot op de dag van vandaag.

Er is dus alle reden om Stevin en Spinoza sámen een podium te geven. En ik kan u vanmiddag vertellen dat we dat vanaf volgend jaar ook gaan doen. Want vanaf volgend jaar gaan we iets toevoegen aan de Spinozapremies:

Natuurlijk blijven we vier Spinozisten eren voor hun baanbrekende werk op basis van wetenschappelijke excellentie. Maar naast deze vier premies komen er twee premies bij. Deze twee premies worden genoemd naar Simon Stevin en zijn bedoeld voor wetenschappers die met hun oeuvre vooral een belangrijke bijdrage hebben gehad aan de valorisatie van kennis en daarmee een grote maatschappelijke of economische impact hebben gehad.

Hiervoor worden de huidige Simon Stevin prijzen in een nieuw jasje gestoken. Ze worden uitgebreid naar alle vakgebieden en krijgen hetzelfde premiebedrag als de Spinozapremie.

Zo eren we twee aartsvaders van de Nederlandse wetenschap, die de wil hadden om de wereld te veranderen. Met Spinoza eren we de zoektocht naar de fundamenten van ons bestaan. En met Stevin eren we de impact van die zoektocht. En met beiden eren we de veelkleurigheid van de wetenschap van vandaag.

Beste laureaten,

Als de jongste lichting Spinozisten wil ik jullie tot slot een oproep doen.

Spinoza inspireert ons al honderden jaren met de overtuiging dat ‘niets moeilijk is voor hen die willen’.

Blijf ons inspireren met jullie oneindige streven naar meer, naar verder en naar beter.

Blijf jong en oud fascineren met jullie verhalen.

En blijf ons voorgaan met de sterke wil om de wereld te veranderen.

Dank u wel.