Kwetsbaar, nieuwsgierig, moedig

Speech van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Jet Bussemaker, op De Avond van Wetenschap en Maatschappij, Den Haag, 9 oktober 2017

Dames en heren,

Door de lange formatie begon ik bijna te twijfelen –  maar morgen wordt dan toch een nieuw coalitieakkoord gepresenteerd. En dus kan ik met absolute zekerheid zeggen dat ik hier voor het laatst ben als minister.

Die gedachte maakt me vanavond wat reflectief. Dat biedt overigens ook kansen voor u – maar u moet wel snel zijn. Mocht u nog een appeltje met mij te schillen hebben, dan kunt u mij straks bij het dessertbuffet nog een laatste keer het vuur aan de schenen leggen… 

Een beetje reflectie past natuurlijk bij deze avond: u bent een bijzonder gezelschap in een prachtige zaal en we praten over grote onderwerpen. Dus mag ik hier wel een grote vraag stellen: hoe gaat het vandaag met Nederland? En waar moeten we naartoe?

Als ik een beetje afstand neem, zie ik hele mooie dingen gebeuren. We zijn de meest concurrerende economie van Europa, dankzij onze wetenschap, onze creatieve sector en ons bedrijfsleven.

Onze kinderen horen bij de gelukkigste van de wereld: onze pubers worden minder gepest, voelen zich gesteund door hun ouders en voelen zich thuis op school. Dat is een grote verdienste van scholen, van ouders en eigenlijk van de hele samenleving. Bovendien zie ik dat steeds meer jongeren van niet-westerse afkomst gaan studeren en dat we nog steeds een gidsland zijn als het gaat om acceptatie van lhbt’ers in de samenleving. Daar ben ik echt ongelofelijk trots op.

Maar die trots kent ook een keerzijde. Ik zie namelijk ook dingen die niet goed gaan en waar we elkaar heel hard bij nodig hebben. En ik noem er drie:
-gescheiden werelden,
-groeiende onverschilligheid
-en kortetermijndenken.


Laat ik over alle drie iets zeggen.

Ik zie dat het steeds makkelijker is om je op te sluiten in je eigen afgebakende leefwereld. We gebruiken daarvoor steeds vaker het woord ‘filterbubbel’. Op scholen ontmoeten vmbo’ers en gymnasiasten elkaar steeds minder. En ik zie zelf regelmatig hoe scholieren in Amsterdam letterlijk langs elkaar heen fietsen: de ene groep – kinderen van hoogopgeleide ouders – fietst elke dag van buiten de Ring naar het Hervormd Lyceum Zuid.

De andere groep – vaak kinderen met een migratieachtergrond – komen de Ring niet ineens in en fietsen naar het Hervormd Lyceum West. Twee scholen met dezelfde grondslag, maar in andere werelden.

Ik heb het als docent en onderzoeker zelf ook ervaren. Ik voelde de druk om vooral veel te blijven publiceren over mijn eigen onderwerp. Als ik zo doorga, dacht ik, weet ik straks steeds meer over steeds minder. Die focus leidt onherroepelijk tot een steeds striktere scheiding tussen vakgebieden. Die bubbel benauwde mij enorm en was voor mij een reden om mijn leven om te gooien en de politiek in te gaan.

Deze scheiding van leefwerelden leidt tot mijn tweede zorg – en dat is groeiende onverschilligheid en ongelijkheid. Begrip hebben en luisteren wordt op die manier steeds moeilijker. Het wordt steeds gemakkelijker om vanuit je eigen nauwe blik te roepen hoe het verder moet: ‘de politiek legt het nog één keer uit…’ Of het bedrijfsleven investeert ergens in, maar het moet wel snel terugverdiend worden: ‘mooi, die zwaartekrachtgolven, maar wat kunnen we ermee en komt er ook een verdienmodel?’

Deze houding zie ik leiden tot een derde gevaar, waar ik me grote zorgen over maak. En ik noem dat een structureel gebrek aan duurzaamheid. Nu denken we bij duurzaamheid vaak eerst aan klimaat en het opmaken van kostbare grondstoffen opmaken. Maar ik wil vanavond met u stilstaan bij andere, immateriële grondstoffen: empathie en inlevingsvermogen. Duurzaamheid gaat ten diepste over het besef dat de wereld kwetsbaar is. De aarde zelf, maar ook wijzelf en onze onderlinge relaties.


Als deze drie trends – gescheiden werelden, groeiende onverschilligheid en kortetermijndenken – doorzetten, leidt dat er vanzelf toe dat we de samenleving gaan zien als een systeem, waarin maar twee soorten mensen bestaan: winnaars en verliezers. En politiek wordt dan een rekensom met alleen maar eentjes en nulletjes. Wat verdwijnt, is het diepe besef dat de samenleving veel meer is dan ons eigen belang op dit moment.

Ik weet zeker dat u deze trends herkent. Ondernemers en CEO’s kunnen het zien in voortdurende concurrentiedruk. Wetenschappers in publicatie- en valorisatiedruk. In de culturele wereld voel je de druk om een steeds groter publiek te bereiken, zodat je zwarte cijfers kunt schrijven. En in de sport kan de eis van volle stadions of het aantrekken van sponsorgelden druk om te presteren groter maken dan goed voor ons is.


Nu is het altijd makkelijk om naar de ander te wijzen. Maar als we iets bij een ander zien, kijken we ook in de spiegel. En ik dus ook. Want ook de politiek kent ondoorgrondelijke wetten en kortzichtigheid. Het ene moment voeren we een boete voor langstudeerders of een rekentoets in – en een paar jaar later stoppen we er alweer mee. Het politieke geheugen is veel te kort en veel te afhankelijk van coalities die voor vier jaar gesloten worden.
En de partij die in 2012 nog 30 zetels haalde, heeft vijf jaar later nog maar 9. [knipoog]

 

Kortom, deze trends van gescheiden werelden, onverschilligheid en kortetermijndenken raken ons allemaal. En als je je erdoor laat raken, ervaar je meteen hoe ontzettend kwetsbaar ‘samen leven’ eigenlijk is. En als die kwetsbaarheid tot je doordringt, is je eerste reflex misschien om te denken: we moeten iets doen! Onze samenleving moet weerbaarder worden! Dat klopt. Maar volgens mij kan dat alleen door eerst die kwetsbaarheid te omarmen – en te leven vanuit het diepe besef dat alles van waarde weerloos is.

Maar hoe doe je dat? Ik ben dan misschien politicus, maar ik heb niet óveral antwoord op. [knipoog]
Toch geloof ik dat van u en van mij – zoals we hier zitten – drie dingen gevraagd worden:
1) dat we onszelf kwetsbaar opstellen,
2) dat we nieuwsgierig zijn naar dat wat ‘anders’ is en
3) dat we moedig zijn en opkomen voor alles wat kwetsbaar en weerloos is.
 

De afgelopen jaren heb ik geprobeerd om daar in het Onderwijs, in de Wetenschap, in Cultuur en in Emancipatie richting aan te geven. Altijd met het besef dat de uitkomst ongewis was.

Ik liet een journalist rapporteren over gescheiden werelden op scholen. Ik zette gelijke kansen terug op de onderwijsagenda. En we vroegen aan heel Nederland de open vraag: wat zijn volgens u de belangrijkste vragen voor de wetenschap?


Maar ik moet ook constateren dat – ondanks alle goede bedoelingen van mij en zoveel anderen in de samenleving – het tij niet door de politiek alleen gekeerd kan worden. En voor een PvdA-minister van onderwijs is dat soms een frustrerende conclusie.

 

Het heeft me nog eens overtuigd van het besef dat het een breed, maatschappelijk vraagstuk is. Echt iedereen zal zich aangesproken moeten voelen: kleine ondernemers en captains of industry, sportcoaches en kunstenaars, opiniemakers en journalisten, denkers en doeners, vaders en moeders…

 

Maar het is zeker ook een taak voor politici. Begrijpt u mij goed: 270 miljoen euro voor salarissen en 500 miljoen voor minder werkdruk – het zijn belangrijke investeringen. En een bezoekje aan het Rijksmuseum en de Tweede Kamer kunnen je absoluut meer besef geven van onze samenleving en ons gezamenlijke verhaal. Maar het verplicht leren zingen van alle 15 coupletten van het Wilhelmus… Zou het écht helpen om gelijke kansen te stimuleren? Maakt het je nieuwsgieriger naar wat ‘anders’ is?


Natuurlijk staat er meer in het coalitieakkoord – al is bijna het hele boekwerk al strategisch uitgelekt. Maar écht vertrouwen in de toekomst – zoals het motto van het nieuwe Kabinet schijnt te zijn – gaat veel verder dan beleidsplannen en een degelijke begroting. Écht vertrouwen uitstralen begint met het tonen van kwetsbaarheid,  nieuwsgierigheid en moed. Dat gaat over een ploeg ministers die leiding geeft vanuit hun diepste drijfveren. En ik hoop dan ook oprecht dat het nieuwe Kabinet zich zó opstelt en oog houdt voor het onbekende en het kwetsbare.

 

 

Robert F. Kennedy zei het mooi: ‘Ons Bruto Nationaal Product drukt niet de gezondheid van onze kinderen uit, de kwaliteit van hun onderwijs en het plezier waarmee ze spelen. Het gaat niet over de schoonheid van onze poëzie, de kracht van onze relaties, de kwaliteit van ons publieke debat en de integriteit van onze leiders. Het Bruto Nationaal Product meet ook niet ons vernuft, niet onze moed, niet onze wijsheid en niet wat we leren, niet onze empathie en niet onze toewijding aan de samenleving. Kortom, het meet alles behalve dat wat het leven de moeite waard maakt.’

Ik hoop vurig dat het nieuwe Kabinet zich niet blind staart op macro-economische ramingen. Natuurlijk zijn onze planbureaus onmisbaar. Maar als het indelen van alle schoolklassen op niveau 0,4% economische groei oplevert – terwijl het ten koste gaat van ontmoeting, begrip en van integratie, wat kies ik dan? En als zitten blijven 500 miljoen per jaar kost, terwijl de waarde van een jaartje geduld met een kind niet in geld is uit te drukken?

Bovendien: uit internationaal onderzoek klinkt telkens het appèl dat we op een kantelpunt staan: het succes van onze samenleving hangt steeds vaker af van vaardigheden die nauwelijks te kwantificeren zijn, zoals nieuwsgierigheid en creativiteit. Dát appèl geef ik mijn opvolger graag mee.

[korte adempauze]
Dames en heren,
 

als moreel leiderschap vraagt dat je verder kijkt dan een begroting en een Kabinetsperiode – laten u en ik elkaar dan open en eerlijk bevragen: wat dragen wij bij aan wat er echt toe doet?

Durven we onszelf kwetsbaar op te stellen, nieuwsgierig te zijn naar de ander en op te komen voor wat weerloos is?

En laten we elkaar dan ook helpen met een nieuw inzicht uit onverwachte hoek. Door wie – iemand van buiten uw eigen wereldje of sector – wilt u zich laten inspireren?
Mag ik u als voorbeeld voorstellen aan 3 mensen die mij inspireren:
 

De eerste is Iris van Herpen – de jonge modeontwerpster die werkt in het grensgebied van kunst, techniek en wetenschap. Ze is nieuwsgierig, werkt met kwetsbare materialen en haalt nieuwe inspiratie uit de deeltjesversneller van CERN in Zwitserland. Deze maand ontvangt ze – volkomen terecht – de Johannes Vermeerprijs.

De tweede is Evelien Oostdijk. Als internist in opleiding onderzocht ze de effecten van preventieve antibiotica op de intensive care. Toen iemand haar zei dat er een fout zat in haar al gepubliceerde onderzoek, liet ze meteen alle ruwe data door anderen narekenen – niet wetende wat de uitkomst zou zijn. En ze liet haar artikel in een gerenommeerd tijdschrift terugtrekken en vervangen.

En mijn derde inspiratiebron is Eberhard van der Laan. Ik herinner me nog hoe hij minister werd in het Kabinet Balkenende-4, waarin ik staatssecretaris was. Ik hoor nóg hoe hij mij voortdurend –heel open en kwetsbaar – vragen stelde over hoe het werkte en of hij het wel goed begreep. Of hoe zijn nieuwsgierigheid ertoe leidde om als minister in de dienstauto te stappen en naar Nieuwegein te rijden, waar de gemeente een conflict had met een groep jongeren. En ik herinner me zijn moed om als burgemeester te focussen op de top 600  van jonge, gewelddadige criminelen.

Kwetsbaarheid, nieuwsgierigheid, moed – ze lijken misschien afhankelijk van grootse gebaren. Maar meestal gaat het om kleine beslissingen in ons dagelijks leven, die misschien vanzelfsprekend lijken, maar een grote, positieve invloed op andere anderen en op de wereld kunnen hebben.

Ik roep u allemaal op – ook het nieuwe Kabinet – om u door gewone, bijzondere, andere mensen te laten inspireren.

Dat is de enige manier om gescheiden werelden, groeiende onverschilligheid en kortetermijndenken te doorbreken.

En om onze kinderen een duurzame samenleving door te geven.

Dank u wel.