Speech staatssecretaris Van Ark tijdens Week van de Ondernemer

Toespraak van staatssecretaris Tamara van Ark tijdens de Week van de Ondernemer, Amsterdam, 23 november 2017.

Dames en heren. Beste ondernemers.

Ik ben ontzettend blij dat ik hier kan spreken.

Eigenlijk is het een ‘primeur’, want dit is mijn eerste toespraak buiten de deur in mijn nieuwe functie. En dan is de Week van de Ondernemer voor mij heel logisch.

Dat heeft een hele goede reden. Ik ben staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

En voor die werkgelegenheid bent u onmisbaar. Banen ontstaan in bedrijven. Bij u dus.

Het MKB staat te boek als de ‘banenmotor’ van Nederland.

Dat beeld is hartstikke terecht. Dat werd vorige week nog eens duidelijk uit de jaarlijkse ‘Staat van het MKB’. In totaal werken er 3,3 miljoen mensen.

En vorig jaar kwamen er 92.000 banen bij.

Dat heeft veel te maken met de aantrekkende economie. De export floreert en ook consumenten geven weer meer uit.

Maar ik besef ook heel goed dat het u niet komt aanwaaien.

Zonder hard werken, initiatief en doorzettingsvermogen kom je er niet. Ook niet in een aantrekkende economie.

En een aantrekkende economie betekent ook niet dat u als ondernemers geen zorgen meer heeft. Ook dat besef ik heel goed. Financiering is vaak nog lastig. Personeelstekorten dreigen of zijn soms al werkelijkheid.

En last but not least: overheidsregels zijn vaak complex.

Dat zijn allemaal zorgen die afleiden van uw uitdaging, van waar u goed in bent: ondernemen en banen scheppen. Ik heb daar oog voor en reik u de hand.

De uitdaging voor mij (en mijn collega’s) is om u te ‘ontzorgen’. Zodat de gunstige conjunctuur maximaal leidt tot nieuwe banen.

En dan heb ik het óók over banen voor mensen die nu nog steeds langs de kant staan. Voor mensen die een steuntje op de arbeidsmarkt nodig hebben. Voor werknemers met een beperking. Zodat de arbeidsmarkt echt ‘inclusiever’ wordt, waar voor iedereen een plekje is.  

Dit zie ik als een uitdaging die we hier samen delen. Want laat één ding duidelijk zijn: ik zie bedrijven niet als ‘een koud economisch model’ waar het alleen draait om winst. Bij bedrijven draait het net zo goed om sociale aspecten. Het midden- en kleinbedrijf is goed ingebed in zijn omgeving.

U heeft als MKB’ers oog voor die plaatselijke samenleving.

En weet goed wat er precies speelt.

Wat een baan in het leven van een mens betekent.

Dat werk inkomen betekent, maar óók structuur, contacten met collega’s en kansen op persoonlijke ontwikkeling.

Ik zie om me heen veel ondernemers die niet alleen maatschappelijke verantwoordelijkheid hebben, maar vaak ook nemen.

Soms op een hele vindingrijke, inspirerende wijze. Sociaal innovatief.

Om een voorbeeld te geven. Een bedrijf bij mij in de buurt dat hulpmiddelen maakt voor mensen met bepaalde handicaps, kwam op het idee om werknemers met zo’n beperking aan te trekken.

Met zo’n instelling beschik je over ervaringsdeskundige medewerkers. Het mes snijdt zo aan twee kanten. Sociaal en economisch gaan hand in hand.

Het vorige kabinet maakte met werkgevers en werknemers een banenafspraak.

Met die banenafspraak gaan we door!

U als MKB doet het wat dit betreft al goed.

Dat waardeer ik ontzettend.

Het is ook echt een prestatie, want het is een flinke klus.

Een klus die ook in de komende tijd inspanningen blijft vergen.

In de gesprekken die ik heb gevoerd, blijkt mij dat u graag wilt.

Maar er zijn hindernissen op weg naar de inclusieve arbeidsmarkt. Waarbij ook de overheid de hand in eigen boezem moet steken.

Ik noemde het hiervoor al toen ik sprak over de zorgen waar u tegenaan loopt. De regelgeving is in de praktijk soms complex en niet eenduidig.

Laat ik daar geen doekjes om winden.

Als we willen dat mensen met een beperking een plekje krijgen, moet de overheid het wél zo organiseren dat u hen zonder zorgen in dienst kunt nemen.

Dat de praktijk nogal eens anders is, hoef ik hier niet te vertellen. Ik snap heel goed dat ondernemers eenvoudiger regels willen. En willen weten waar ze van op aan kunnen.

Daarom wil ik ervoor zorgen dat de banen voor de banenafspraak blijven meetellen. Nu stopt dat na twee jaar als mensen niet langer tot de doelgroep behoren. Als de banen blijven meetellen, scheelt dat een hoop onzekerheid.

Ook meer eenduidigheid vergroot de kans dat mensen die extra aandacht nodig hebben ook echt een plekje krijgen. Daarom gaat het regeerakkoord uit van loondispensatie (zoals nu ook bij Wajongers) in plaats van loonkostensubsidie.

Over hoe de regeling er precies uit moet zien, ga ik nu eerst in gesprek met alle betrokkenen.

Maar twee uitgangspunten wil ik hier al wel benadrukken.

Middel en doel blijven gewoon hetzelfde: door werkgevers te compenseren willen we perspectief op werk bieden aan mensen met een beperking.

En werken moet lonen. De werknemers moeten er financieel op vooruit gaan door te gaan of blijven werken. Dat is essentieel, want als dat niet zo is, verdwijnt de motivatie bij werknemers.

Maar ook voor u moet het lonen om iemand met een beperking een plekje te geven. Bureaucratie, regels en labels mogen geen roet in het eten gooien.

Ik nodig u uit om samen met mij en alle andere betrokken partijen de slag te maken naar een meer inclusieve arbeidsmarkt.

De beweging naar zo’n arbeidsmarkt is ingezet. En naar mijn overtuiging ook onomkeerbaar.

Dank voor uw aandacht.