Toespraak staatssecretaris Knops bij Duitse ambassade

Toespraak staatssecretaris Knops (BZK) bij de Duitse ambassade, in Den Haag op 20 maart 2018. Alleen het gesproken woord geldt.

Meine Damen und Herren, dames en heren, goedemiddag. En hartelijk dank voor de uitnodiging van de heer Brengelmann om een paar woorden tot u te spreken.

De heer Brengelmann en ik spreken elkaar regelmatig, en in één van onze gesprekken vorig jaar attendeerde hij mij op de net verschenen regeerakkoorden van de deelstaten Noordrijn-Westfalen en Nedersachsen. Daarin stonden passages over intensivering van de betrekkingen met Nederland. Dat bood kansen. Gelukkig zat ik dichtbij het vuur. Als CDA-kamerlid betrokken was bij het opstellen van het regeerakkoord heb ik aan de vertegenwoordigers van de andere partijen voorgesteld om ook in ons regeerakkoord een passage over grensoverschrijdende samenwerking op te nemen. Aldus geschiedde.  

Natuurlijk, de betrekkingen tussen Duitsland en Nederland zijn al jaren uitstekend. Politiek en ook bestuurlijk. De oudste Euregio, die rond Gronau en Enschede, is dit jaar 60 jaar oud. En onder mijn voorgangers is er al het één en ander aan grensoverschrijdend beleid in gang gezet, bijvoorbeeld het opzetten van succesvolle grensinformatiepunten. Met de grensoverschrijdende samenwerking zijn al flinke stappen gemaakt.

Maar nieuw is dat dit kabinet het als speerpunt van het beleid heeft benoemd. En dat een bewindspersoon, ik in dit geval, er een flink deel van zijn tijd en aandacht aan kan besteden. “Eindelijk zoekt Den Haag de grenzen op”, kopte de Twentse Courant toen ik begin dit jaar een werkbezoek bracht aan de jubilerende Euregio.

Je zou kunnen zeggen dat dit dus allemaal bij de heer Brengelmann begon. Mijn dank daarvoor.

Maar dames en heren, de eerlijkheid gebiedt te zeggen: grensoverschrijdende samenwerking begint niet hier op deze fraaie plek, en ook niet bij mij op het departement. Grensoverschrijdende samenwerking begint in de regio. Bij mensen die de handschoen oppakken om dingen te veranderen, belemmeringen weg te nemen, echt samen te werken aan weerskanten van de grens. Een aantal van hen is hier vandaag aanwezig.

Het bruist in de grensregio van energie en dynamiek. We leven midden in Europa, dus willen we goed samenwerken met onze buurlanden, goede contacten onderhouden en kansen benutten. Er gebeurt heel veel en veel gaat goed. Maar het kan altijd beter. En daar zie ik ook een rol voor mezelf.

Als staatssecretaris afkomstig uit de grensregio ben ik bijzonder begaan met dat gebied. De Nederlandse grens met België en Duitsland is meer dan negenhonderd kilometer lang. In de grensregio’s liggen zeven provincies en meer dan honderd gemeenten waar bijna zes miljoen Nederlanders werken, ondernemen of studeren.

Na mijn aantreden ben ik direct begonnen met een toer langs de verschillende grensregio’s. Daar trof ik veel enthousiasme en veel oplossend vermogen. Mooi is dat er ook initiatieven uit de regio zelf komen.

Ik heb bijvoorbeeld in de Achterhoek een praktijkschool voor de horeca bezocht die met behulp van de gemeente Duits in het lesprogramma heeft opgenomen. Het doel is om leerlingen basiskennis Duits bij te brengen. Het hoeft dan niet perfect te zijn, met precies de juiste naamvallen en alles. Maar het gaat erom dat je Duitse toeristen in hun eigen taal te woord kunt staan. Dat is heel belangrijk, want er komen steeds meer Duitsers op vakantie in Nederland.

Ik vind dat een mooi voorbeeld. Mensen hebben zelf gedacht “wat is het probleem en hoe gaan we het oplossen?”.  Als je het probleem kunt oplossen op een niveau dichtbij de mensen, dan is dat hartstikke mooi. Als ze er niet uitkomen, dan kun je het natuurlijk opschalen. Maar subsidiariteit staat centraal. Geen problemen vanuit Den Haag, Berlijn of Brussel proberen op te lossen die veel beter in de regio zelf kunnen worden aangepakt.

Dat gezegd hebbend: er zijn ook zaken die men in de regio zelf niet zo gemakkelijk kan oplossen. Bijvoorbeeld op het gebied van infrastructuur of op het gebied van sociale wet- en regelgeving. We zijn nog niet waar we moeten zijn.

Daarom ga ik de grensoverschrijdende samenwerking ook vanuit Den Haag een impuls geven, en wel volgens vier lijnen.

Eén: door samen met betrokken partijen 40 acties uit te voeren om grensbarrières te slechten en gunstige voorwaarden voor grensoverschrijdende initiatieven te scheppen. Het gaat dan bijvoorbeeld om de financiering van grensinformatiepunten, de wederzijdse erkenning van diploma’s en het stimuleren van buurttaalonderwijs.

Twee: door werk te maken van een effectievere governance van grensoverschrijdende samenwerking. Daar worden momenteel al verkennende gesprekken over gevoerd met onze Duitse en Belgische collega’s. We verwachten nog voor de zomer hier afspraken over te kunnen maken.

Drie: door actief in te spelen op Europese ontwikkelingen op het gebied van grensoverschrijdende samenwerking. Dit betekent samen met de Europese Commissie werken aan hun voorstellen voor groei en cohesie in de grensregio’s. Voorstellen als het bevorderen van meertaligheid en het bevorderen van samenwerking in de gezondheidszorg.

En vier: door actief initiatieven die uit de grensregio komen te ondersteunen. Deze initiatieven zijn heel verschillend van aard, maar hebben gemeen dat ze bijdragen aan de economische ontwikkeling, innovatiekracht en sociale en fysieke leefbaarheid in de grensregio. Ook hier een veelbelovend voorbeeld: de samenwerking tussen de innovatie-campussen van Limburg, Vlaanderen en Noordrijn-Westfalen.

In mei ga ik de Tweede Kamer informeren over mijn plannen. Er is dan ook meer duidelijkheid over fondsen. Als er geld voor grensoverschrijdende samenwerking wordt uitgetrokken zie ik dat vooral als geld om de lopende projecten te ondersteunen.

Ik heb de regio’s uitgedaagd om met voorstellen te komen: voorbeelden van projecten die kunnen rekenen op draagvlak aan beide kanten van de grens. Afhankelijk van de middelen die beschikbaar zijn, ook in de regio zelf, zou je echt een aantal kansen kunnen pakken.

Het moet gaan om belangrijke projecten voor zaken die als het meest hinderlijk of het meest kansrijk worden ervaren. Dat kunnen ze in de regio echt wel goed zelf bepalen, maar vaak vragen ze wel om assistentie op bepaalde dossiers. Dat kan gaan om wetgeving of het anders inzetten van budgetten door verschillende vakdepartementen. 

Ik wil ook graag de burger meer betrekken. Voor de burger is Europa heel groot: de kunst is dat we projecten bedenken die maken dat de mensen zien dat de andere kant van de grens iets te bieden heeft. Er zit veel kracht in de regio. Die moeten we aanboren. Onze inzet moet erop gericht zijn mensen in de grensregio het gevoel te geven dat er echt iets verbetert. Dat we daadwerkelijk mensen helpen bij het praktisch oplossen van bepaalde zaken. Daar ga ik me de komende tijd in de regio én in Den Haag voor inzetten. Ik heb grote plannen met grensoverschrijdende samenwerking, maar ik ben vooral praktisch ingesteld. Ik wil weten of het werkt. Of mensen er in hun dagelijks leven echt iets van merken. Lukt het ons politici, bestuurders, ambtenaren, om het verschil te maken?

Dat is belangrijk voor de direct betrokkenen, maar ook voor het vertrouwen van burgers in de politiek. De lokale politiek, de nationale politiek, en ook de Europese politiek. Want of Europa werkt, dat merk je nergens beter dan in de grensregio.  

In het verleden heeft Den Haag de problemen en vooral ook de kansen van de grensregio niet genoeg aandacht gegeven. Die aandacht is er nu volop. Alle seinen staan op groen. Laten we er samen een grensoverschrijdend succes van maken.

Dank u wel.