Speech minister Hoekstra 4-mei herdenking in Bussum “Stemmen van gisteren zijn kompas voor vandaag”

Minister Hoekstra (Financiën) sprak op zaterdag 4 mei 2019 tijdens de traditionele Dodenherdenking in Bussum. 
Het thema van de bijeenkomst: In vrijheid kiezen.

Het gesproken woord geldt.

Dames en heren,

Wat doe je en wat laat je?

Wat gebruik je als kompas om dat te bepalen?

Ik las onlangs een interview met schrijfster Roxanne van Iperen. Zij woont in de bossen van Naarden. In een villa die ’t Hooge Nest heet; een kwartiertje fietsen van deze plek.

In 2012 betrekt Roxanne met haar gezin het huis. Ze gaan aan de slag met de renovatie en ontdekken luiken onder vloerbedekking en schuilplekken achter lambrisering. Ze treffen er kaarsstompen, bladmuziek en oude verzetskrantjes aan.

Van Iperen schrijft er een boek over met de titel ’t Hooge Nest. In het vraaggesprek over haar boek zegt ze dat het een – ik citeer: 'Reconstructie is van een verbijsterende geschiedenis die een belangrijk deel van ons oorlogsverleden omvat'.

Wat mij raakt is dat er nog altijd verhalen verscholen zitten onder oude vloerbedekkingen en achter houten latjes. Je krabt aan het oppervlak, trekt een stukje textiel weg en die 'verbijsterende geschiedenis' stijgt op.

Dat Van Iperen het verhaal van haar huis optekent is van groot belang. Want door verhalen door te geven, verrijken we ons bestaan. We leren over onszelf door te luisteren naar de verhalen van en over de generaties voor ons.

Van Iperen’s overlevering gaat over de mensen die gedurende de oorlogsjaren in ’t Hooge Nest woonden. Het waren de zussen Janny en Lien Brillenslijper. Zij kwamen er in 1943 wonen. Gevlucht uit Den Haag en Amsterdam.

Vanuit ’t Hooge Nest zetten ze een van de grootste verzetsgroepen van Nederland op. Op sommige momenten zaten er wel 25 onderduikers in het huis. En dat op steenworp afstand van Anton Mussert’s liefdesnestje en de huizen van andere NSB-ers en nazikopstukken.

Uiteindelijk ging het dan ook mis. In de zomer van ’44 wordt het huis verraden en iedereen wordt afgevoerd naar Westerbork.

In september 1944 vertrekt vanuit dat kamp het laatste transport naar het oosten. Janny en Lien komen eerst in Auschwitz terecht en later in Bergen-Belsen. Daar verzorgen ze nog de zusjes Margot en Anne Frank. Die ze uiteindelijk ook naar het massagraf van het kamp hebben gedragen.

Janny en Lien overleven de oorlog. De 1e jaren zwijgen ze over hun ervaringen, zoals zo velen toen die de hel van de bezetting en de kampen hadden overleefd.

Maar later, wanneer de kinderen ook vragen beginnen te stellen, gaan ze praten. En hun kinderen vertellen het door. Zo is hun persoonlijke geschiedenis deel van ons collectieve verhaal geworden. Een zowel inktzwart als fel-wit verhaal met ontelbare grijstinten.

Die geschiedenis dragen wij nu als een last en een schat met ons mee. Het heeft ons gevormd … blijft ons vormen. Zoals wij ook de geschiedenis vormen. Met onze ideeën. Met ons doen en met ons laten.

De stemmen uit het verleden zijn daarbij ons kompas. Tegelijkertijd houdt de geschiedenis ons een spiegel voor. Een spiegel die laat zien waar we vandaan komen, wie we zijn. En daarmee naar binnen wijzend, naar ons persoonlijke morele kompas. De eigen integriteit.

Over haar verzetsdaden zei Janny na de oorlog:

“Wanneer er gevochten moet worden, moet er maar gevochten worden. Je kunt jezelf niet ontrouw worden. Je kunt jezelf ook niets wijsmaken. We stonden ervoor. We hebben gedaan wat we moesten doen, wat we konden doen. Niet meer en niet minder.”

Wat doe je en wat laat je?

In elk geval 'jezelf niets wijsmaken', zoals Janny zegt. We kunnen onszelf niet ontrouw worden. De stemmen uit het verleden zijn nog te horen. Ze helpen ons vandaag met onze beslissingen. Keuzes die we dankzij de moed van de mensen die wij vandaag herdenken in alle vrijheid kunnen maken.