Toespraak bij uitgangspuntenbrief cultuur

Bij de presentatie van de uitgangspuntenbrief cultuur hield minister Van Engelshoven een korte toespraak.

Of je nu wegdroomt in een boek,
je laat opzwepen door een dansvoorstelling (zoals zonet gebeurde),
je verwondert over de architectuur van een gebouw zoals dit,
of je laat meevoeren met muziek uit verschillende tradities die op wonderbaarlijke wijze samenkomen.

Het is allemaal cultuur
Het doet wat met je.
Het raakt je en zet aan tot denken.
Het prikkelt de verbeelding,
en helpt je in te leven in de wereld van een ander.

Cultuur verbindt.
Zoals we hier zitten, zijn we samen het publiek.
Samen muziek maken of een toneelvoorstelling instuderen schept een band.

En cultuur is ook economisch een factor van betekenis: bezoekers van een filmfestival, een museum of een voorstelling reizen erheen, drinken wat vooraf en gaan na afloop in de buurt een hapje eten.

Kortom: cultuur verrijkt.
Het verdiept ons gevoelsleven, het maakt de samenleving hechter en stimuleert bedrijvigheid.
En het heeft natuurlijk waarde in zichzelf.

Alle reden dus om cultuur te koesteren.
En zo veel mogelijk mensen van de rijkdom van cultuur te laten genieten.
Ook mensen die daar uit zichzelf niet toe komen.
Mensen die een zetje nodig hebben om een kaartje te kopen voor het museum of een theater. Bijvoorbeeld omdat ze zich nog niet voldoende herkennen in het aanbod.

Als minister van Cultuur ben ik in de gelukkige omstandigheid dat ik hier aan kan bijdragen.
In beleid en in middelen.
Om met de middelen te beginnen:
Tijdens deze kabinetsperiode is er extra geld: dat bedrag loopt op tot €80 miljoen structureel.

Vertrekpunt van mijn beleid is dat het aanbod dat het rijk ondersteunt, een goede afspiegeling moet zijn van verschillende voorkeuren in de samenleving.
Het landelijk cultuurbeleid moet het beste bevatten dat het culturele leven te bieden heeft,
Maar zonder in zichzelf opgesloten te raken.
Ook nieuwe vormen, andere genres en nieuw publiek moeten er een plaats in krijgen.

Dat vraagt om keuzes.
Moeilijke keuzes – want geld kan je maar één keer uitgeven.


Ik heb die keuzes gemaakt,
op basis van gesprekken met het culturele veld en met mijn bestuurlijke partners in het land, en op basis van verschillende adviezen van de Raad voor Cultuur.
Maar ik realiseer me heel goed dat ik nooit iedereen helemaal tevreden kan stellen – welke keuzes ik ook maak.

Ik wil mijn keuzes hier graag toelichten.

In de eerste plaats de keuze om de basisinfrastructuur uit te breiden,
Om al het goede dat we daarin al hebben te koesteren, 
en om ruimte te maken voor nieuwe spelers en meer genres.
De urban arts bijvoorbeeld bestaan al sinds de jaren tachtig en zijn niet meer weg te denken uit het Nederlandse cultuurlandschap.
Toch zijn de urban arts nog nauwelijks terug te vinden in de basisinfrastructuur.
Dit geldt bijvoorbeeld ook voor ontwerp en popmuziek.
Deze kunstvormen verdienen erkenning.
Niet alleen omdat er op hoog niveau wordt gewerkt.
Maar ook om het cultuurbeleid bij de tijd te houden.
Daarom investeer ik in festivals in alle disciplines, en in een grote groep vernieuwers, zoals ontwerp, literatuur, filmhubs, popmuziek, urban arts en crossovers.

Een andere belangrijke keuze is om de cultuurparticipatie te vergroten.
Als meer mensen aan cultuur gaan doen, kan dat leiden tot meer publiek en meer verdienvermogen voor culturele instellingen,
Maar ook tot nieuw talent en tot meer draagvlak.
Hierbij is een belangrijke rol weggelegd voor de regio’s.
Daarom trekken we samen op met een nieuw programma cultuurparticipatie, om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk verschillende groepen mensen deelnemen aan cultuur.
Ook zetten we het programma ‘cultuureducatie met kwaliteit’ voort,
met meer geld, zodat meer leerlingen kunnen meedoen.

Dat brengt me bij mijn derde keuze:
Dat is een keuze voor stedelijke regio’s.
Nederland mag dan een klein land zijn;
de regio’s verschillen aanzienlijk van elkaar.
Ze verschillen in omvang, inwonersaantal en cultureel aanbod.
Ze hebben elk hun eigen profiel.
Ik zeg het Kunsten 92 na:
 ‘Door meer rekening te houden met keuzes die lokaal worden gemaakt, kunnen we betere randvoorwaarden creëren voor een rijk, divers en bloeiend cultureel leven.’
Daarom stimuleer ik de samenwerking binnen deze stedelijke regio’s.
Concreet vertaalt dat zich onder andere in een matchingsregeling met de stedelijke regio’s om overal in Nederland innovatie te stimuleren.
Het gaat hierbij echt om een regeling voor de regio – in aanvulling op wat we landelijk al doen in de basisinfrastructuur en de fondsen.

Mijn vierde punt zijn de rijksmusea.
Die zijn van grote waarde voor tal van terreinen:
voor de kunst en de geschiedenis natuurlijk,
maar ook voor natuurhistorie, volkenkunde, wetenschap en techniek.
Ik breng hen onder de Erfgoedwet – een langgekoesterde wens van de musea zelf.
Voor regionale musea schep ik ruimte in de basisinfrastructuur.

Voor de vijfde keuze kom ik tot de kern,
De bron waar alle kunst uit ontspringt:
De maker.
Een creatieve geest die gedreven wordt door de drang om te maken.
En er veel voor over heeft om zijn of haar werk te laten zien of horen.

Zo’n maker krijgt niet altijd wat hij of zij verdient.


De sector heeft goede stappen gezet met de Fair Practice Code.
Daarom kies ik er - samen met provincies en gemeenten - voor om de Fair Practice Code in te zetten als subsidievoorwaarde.
Zodat alle instellingen zich houden aan dezelfde afspraken die gelden voor eerlijk loon, volgens het principe ‘pas toe en leg uit’.

Daarnaast investeer ik in maatregelen die het verdienvermogen van de sector vergroten.
Zo komt er een nieuw, revolverend fonds voor de podiumkunsten,
waarmee we meer experimenten mogelijk maken,
met nieuw werk, nieuwe makers en nieuwe benaderingen van publiek.
Ook vind ik het belangrijk dat mensen die in de creatieve en culturele sector werken zich professioneel blijven ontwikkelen. Ik stel daarvoor substantieel geld beschikbaar.

Beste mensen,

Ik zei het aan het begin al:
We hebben alle reden om cultuur te koesteren.
Met de uitgangspunten die ik vandaag presenteer, hoop ik mijn steentje bij te kunnen dragen aan een gezonde sector.

• Een sector waarin nieuwe genres de plek krijgen die ze verdienen. We zagen net met The Ruggeds een goed voorbeeld.
• Een sector ook die de kruisbestuiving tussen stromingen en disciplines aanmoedigt, waardoor we straks kunnen genieten van Orkun Agir en Anton Ivanov. 
• En een sector waarin jong talent, zoals bij Talent on the Move, de ruimte krijgt om te bewegen en zich te ontwikkelen.

Het zijn vooral deze talenten die mij inspireren,
en die een belangrijke drijfveer vormen voor mijn keuzes.

Want zij zijn de toekomst.
Zij zorgen ervoor dat we ook straks nog kunnen genieten van de grote rijkdom die de sector ons te bieden heeft.

Dank u wel!