'Presumption of denial' voor landen betrokken in het Jemen-conflict

In juli 2019 heeft Minister Kaag op basis van nieuwe informatie besloten de presumption of denial die gold voor Egypte terug te draaien. Voor de overige landen (Saoedi Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten) blijft de presumption of denial onverkort van kracht.

Per 27 november 2018 gold een zogenaamde presumption of denial voor wapenexportvergunningen voor de Verenigde Arabische Emiraten en Egypte. Deze presumption of denial was al eerder ingevoerd voor Saoedi Arabië. Aanleiding voor dit aangescherpte beleid is het verband dat het rapport van de Group of Independent Eminent International and Regional Experts on Yemen legt tussen de marines van de coalitielanden en schendingen van mensenrechten en internationaal humanitair oorlogsrecht.

De presumption of denial houdt in dat export van militaire goederen naar deze eindgebruikers wordt alleen nog toegestaan, wanneer onomstotelijk vaststaat dat deze goederen niet worden ingezet in de strijd in Jemen. Dit beleid houdt dus in dat er, in tegenstelling tot de bij wapenexportbeleid gebruikelijke risico-inschatting, een omgekeerde bewijslast last geldt (presumption of denial).

De situatie in Jemen wordt voortdurend en nauwkeurig gemonitord. Nieuwe informatie over de betrokkenheid van de Egyptische marine bij de operatie in Jemen geeft aan dat de inzet van de Egyptische marine hoofdzakelijk gericht is op het veiligstellen van de vaarwegen rondom het Suezkanaal. Egyptische medeverantwoordelijkheid voor de maritieme blokkade van Jemen ligt niet voor de hand. Dit is aanleiding om de presumption of denial voor Egypte terug te draaien.

Gevolgen voor bedrijfsleven

Vergunningaanvragen voor Egypte worden onverminderd secuur getoetst aan de acht criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport. Het risico op inzet van de goederen in het conflict in Jemen blijft daarmee onderdeel van de afweging of een exportvergunning al dan niet wordt toegekend. Er is echter niet langer sprake van een omgekeerde bewijslast, waarbij voor vergunningverlening moet worden aangetoond dat met zekerheid kan worden uitgesloten dat de uit te voeren militaire goederen worden gebruikt bij het conflict in Jemen (presumption of denial).  

Voor Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten blijft de presumption of denial van kracht. De kans dat een aanvraag voor de export van militaire goederen naar Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten zal worden afgewezen, is significant groter dan bij andere eindbestemmingen. Het betreft hier echter geen wapenembargo. Met andere woorden: het ministerie van Buitenlandse Zaken blijft elke aanvraag per geval (case-by-case) beoordelen. Wanneer met zekerheid kan worden uitgesloten dat de uit te voeren militaire goederen gebruikt worden bij het conflict in Jemen – en toetsing aan de acht criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport (944/2008) positief is – zal nog steeds een uitvoervergunning worden afgegeven.

Vragen

Voor eventuele vragen over het Nederlandse wapenexportbeleid kunt u bij het ministerie van Buitenlandse Zaken contact opnemen, via e-mail, met dvb-wapenexport@minbuza.nl.