Verslag algemeen overleg nederlandse luchtvaarcluster
Gemaakt: 19-9-2000 tijd: 11:17
7
25820 Nederlandse luchtvaartcluster
NR. 11 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG
Vastgesteld 14 september 2000
De vaste commissie voor Economische Zaken heeft op 29 augustus 2000
overleg gevoerd met minister Jorritsma-Lebbink van Economische Zaken
over de brief over het Nederlandse luchtvaartcluster (25820, nr. 9).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissie
De heer Leers (CDA) was het van harte eens met het voornemen van de
regering om het budget voor de subsidieregeling voor deelneming aan
het JSF-project met 20 mln. te verhogen, maar hij vroeg zich wel af of
dit niet betekent dat zij al een keuze zou hebben gemaakt voor een
opvolger van de F16, terwijl nog bekeken moet worden of deze in 2010
wel vervangen dient te worden. Is deze verhoging overigens wel
voldoende voor de tien nieuwe projecten waarvan in de brief sprake is?
Verder vroeg de heer Leers om opheldering over de gang van zaken rondom het amendement van de PvdA-fractie waarmee het budget met 20 mln. was verlaagd, terwijl de minister dit nu wil terugdraaien.
Er is in verband met de deelneming aan het Airbusprogramma sprake van
vestiging in Amsterdam van het hoofdkantoor voor dit programma. Welke
werkgelegenheidseffecten zijn daarvan te verwachten? En waarom kiest
Airbus hierbij voor Amsterdam? Is dit vooral toe te schrijven aan de
vestigingssubsidies van Nederland? Is er sprake geweest van politieke
interventie?
Ten slotte had de heer Leers begrepen dat er goede kansen zijn op
commerciële productie van de Friendship 50/60. Ziet de minister
hierbij nog een rol voor de Staat der Nederlanden als aanjager,
bijvoorbeeld door het plaatsen van een launching order voor de
vervanging van de vliegtuigen voor de kustbewaking op de Antillen?
De heer Hindriks (PvdA) wilde op de gang van zaken rondom het genoemde amendement nader ingaan in een procedurevergadering, omdat de minister in de brief aankondigt dat zij dat amendement ongedaan wil maken, waarmee het recht van amendement van de Kamer zou worden aangetast. De fractie van de PvdA is in beginsel geen voorstander van kostprijsverlagende subsidies, omdat zij vraagtekens zet bij de effectiviteit daarvan, maar ook zij heeft de specifieke regeling voor de luchtvaartcluster ondersteund om de branche na de teloorgang van Fokker in de gelegenheid te stellen, zich te herstellen. De heer Hindriks erkende dat het nuttig kan zijn de Nederlandse industrie kansen te bieden om mee te doen in een ontwikkelingsprogramma, maar hij wees erop dat 20 mln. zowel in vergelijking met de totale kosten daarvan als op het totaal van de begroting van EZ een gering bedrag is. Hij verwachtte dan ook dat dit gevonden zou kunnen worden in de onderuitputting van het totale budget voor de subsidieregeling en hij vroeg de minister in verband hiermee aan te geven welk deel van het budget voor de subsidiëring van civiele en militaire vliegtuigontwikkeling daadwerkelijk is uitgegeven.
Verder was de heer Hindriks het met de heer Leers eens dat het
verstrekken van een subsidie geen keuze voor een opvolger van de F16
mag betekenen, omdat daarvoor een afzonderlijk afwegingsproces nodig
is. Op dit moment krijgt men in Nederland ook Amerikaanse opdrachten
buiten het JSF-kwalificatieproces om, maar zal men bereid zijn om
zulke opdrachten te blijven verstrekken als Nederland de JSF niet als
opvolger van de F16 kiest? Welk risico loopt de Nederlandse overheid
als er een alliantie wordt aangegaan met een Amerikaanse hoofdaannemer
die uiteindelijk niet door de Amerikaanse overheid wordt gekozen? In
hoeverre werpt de verbetering van de Nederlandse luchtvaartindustrie
als gevolg van de overheidsinspanningen vruchten af als de JSF niet
wordt gekozen?
In verband met het A3XX-programma vroeg de heer Hindriks zich af in
welke mate de overheidsinspanningen bijdragen aan de toename van
werkgelegenheid, aangegeven op blz. 3 van de brief. Hij sloot zich aan
bij de vragen van de heer Leers over de mogelijke vestiging van het
hoofdkantoor van Airbus in Amsterdam en hij vroeg naar de visie van de
minister op de toelaatbaarheid van financiële overheidsbemoeienis in
het licht van de Europese regelgeving.
De heer Hessing (VVD) concludeerde uit de brief dat het vrij goed gaat
in de luchtvaartcluster en hij moedigde de minister aan haar beleid
krachtig voort te zetten. Hij vroeg zich wel af of de Nederlandse
maakindustrie niet meer kans van slagen heeft op de mondiale markt dan
op de Europese markt, omdat de Europese markt nogal protectionistisch
is.
Deelneming aan de ontwikkelingsfase (EMD-fase) van de JSF leek de heer
Hessing cruciaal voor de toekomst van de hoogwaardige werkgelegenheid
in de Nederlandse luchtvaartcluster. Het baarde hem zorgen dat
Nederland hierbij een wat zwalkend, onduidelijk beleid voert. Hij vond
het verstandig op zo kort mogelijke termijn te besluiten om wel aan de
EMD-fase deel te nemen; hij wees erop dat hiervoor wel degelijk een
draagvlak in de Kamer te vinden is.
Ten slotte wilde de heer Hessing nog weten hoe realistisch de minister
het A3XX-project acht. Hij zette er grote vraagtekens bij of er wel
een markt voor dit vliegtuig is en of de productieopzet wel doelmatig
is. Het leek hem tegen deze achtergrond zeer verstandig om de
Nederlandse vliegtuigindustrie zich te laten oriënteren op zoveel
mogelijk verschillende vliegtuigprogramma's.
De heer Van Walsem (D66) wees erop dat de Nederlandse
luchtvaartcluster vanwege zijn hoge kwaliteit ook na de teloorgang van
Fokker nog goede kansen heeft, omdat men zich nu veel breder kan
oriënteren. Hij steunde het beleid om vanwege de synergie zowel in de
civiele als in de militaire vliegtuigontwikkeling te participeren.
Verder legde hij de nadruk op de belangrijke rol die het Nederlandse instituut voor vliegtuigontwikkeling en ruimtevaart (NIVR) voor de bedrijven in de luchtvaartcluster speelt, ook internationaal. Hij hoopte dan ook dat de reorganisatie succesvol zou zijn.
Ten slotte vroeg de heer Van Walsem nog of de minister inderdaad
gebruik zal maken van opbrengst van de failliete boedel van Fokker
voor de financiering van de intensiveringen die nodig zullen zijn als
het A3XX-programma inderdaad doorgaat.
Het antwoord van de regering
De minister toonde zich bereid om de gang van zaken rondom het
genoemde amendement nader te bespreken, maar zij wees er alvast op dat
de regering het probleem dat daarmee verband hield, inmiddels heeft
opgelost.
Verder was zij het ermee eens dat het er goed uitziet voor de
Nederlandse luchtvaartcluster en zij beaamde dat verhoging van het
budget voor de JSF-subsidieregeling zeker geen automatische keuze voor
de JSF betekent, omdat eerst de door Defensie vastgestelde
besluitvormingsprocedure voor de eventuele vervanging van de F16 zal
worden afgewerkt. Zelfs als besloten wordt om deel te nemen aan de
EMD-fase, staat nog niet vast dat de keuze ook op de JSF zal vallen.
De voorgestelde verhoging van het budget met 20 mln. is alleen bedoeld
voor de eerste fase, voor de positionering van de Nederlandse
luchtvaartindustrie via kansrijke projecten.
De minister wilde niet ingaan op het hogere bedrag dat volgens
krantenberichten nodig zou zijn voor deelname aan de productiefase van
het JSF-project; zij veronderstelde dat onderhandelingstactieken en
dergelijke hierbij een rol spelen, want er zijn inmiddels ook nog
andere kandidaten voor de opvolging van de F16, terwijl upgrading van
dit toestel ook nog steeds tot de mogelijkheden behoort. De raad van
advies van het NIVR zal in oktober een advies uitbrengen over de
economische, industriële en technologische aspecten van de vervanging
van de F16, waarbij men voor alle alternatieven de kansen en
bedreigingen voor de Nederlandse luchtvaartcluster op een rij zal
zetten. Het leek de minister overigens zeer onverstandig op dit punt
overhaaste beslissingen te nemen.
Fokker heeft met Lockheed een memorandum of understanding ondertekend,
waarmee men zich een goede uitgangspositie heeft verworven. Men heeft
overigens nog geen contract afgesloten, dus er kan nog heel veel
gebeuren. Het is ook mogelijk dat de Amerikaanse overheid uiteindelijk
zal besluiten de opdracht voor een nieuw gevechtsvliegtuig te gunnen
aan een combinatie van de twee betrokken vliegtuigbouwers. Fokker is
overigens op een aantal terreinen ook bezig met de andere partner,
zodat men met beide partners afzonderlijk of in combinatie verder zou
kunnen gaan. En verder heeft een en ander Fokker ook al een betere
uitgangspositie op de civiele markt opgeleverd. De minister zag zelf
weinig mogelijkheden om te bewerkstelligen dat de Amerikaanse overheid
de uiteindelijk te kiezen hoofdaannemer zal dwingen, de aanbieder van
de beste producten te kiezen.
Op 10 juli jl. is de European aeronautic defence and space company
opgericht, een NV onder Nederlands recht, waarvan de aandelen op de
beurs zijn genoteerd. Het administratieve hoofdkantoor hiervan is
gevestigd in Amsterdam en de minister had begrepen dat het wel
degelijk de bedoeling is er een echt hoofdkantoor van te maken. Zij
had de indruk dat bij deze keuze naast het goede vestigingsklimaat van
Nederland wellicht de overweging een rol speelde dat het voor de
andere partners van Airbus om ruzie te vermijden prettiger was het
hoofdkantoor in Nederland te vestigen. De regering heeft er in ieder
geval geen invloed op uitgeoefend.
De minister ging ervan uit dat Airbus zeker wel perspectief ziet in de
A3XX, omdat men anders niet aan zo'n kostbaar project zou beginnen. En
overigens heeft Boeing een project voor een 747X aangekondigd, dus ook
daar ziet men wel iets in deze grote vliegtuigen. De betrokken
Nederlandse partijen kunnen zelf met Airbus onderhandelen over
concrete werkpakketten; voor activiteiten in die pakketten kan men een
beroep doen op de bestaande subsidieregeling.
Verder gaf de minister aan dat zij er niets voor voelde de Nederlandse
staat te laten fungeren als launching customer van Forward Aircraft.
Men heeft geen businessplan en ook nog geen nieuw vliegtuigconcept. En
als er een markt is voor het product dat men wil maken, zal die markt
ook wel werken zonder de overheid als launching customer.
Van het budget van 200 mln. is op het ogenblik 185 mln. gecommitteerd.
Naar verwachting zal het programma in de loop van september gevuld
zijn. Het kasritme wordt bepaald door de declaraties van de
projectuitvoerders, waarbij de planning tot 2002 loopt. Het grootste
deel zal in 2000 en in 2001 uitbetaald worden. De minister wees er in
dit verband op dat Economische Zaken een tamelijk ingewikkelde
begroting heeft, omdat tal van subsidieregelingen op basis van
ramingen tot uitbetaling leiden. Zij herinnerde eraan dat zij er als
enige minister in het afgelopen jaar in geslaagd was de begroting
volledig uit te putten. Zij verwachtte over 2000 ook geen
onderuitputting op kasbasis bij dit artikel en zij was het niet eens
met de heer Hindriks dat de Kamer gebruik zou moeten kunnen maken van
de flexibiliteit in de begroting als gevolg van het verschil in de
mate van uitputting van de diverse artikelen, omdat zij dan niet meer
aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen.
Bij het participeren in internationale programma's gaat het altijd om
de preconcurrentiële fase. De Europese Unie staat volgens het speciale
verdrag met de Verenigde Staten niet veel meer toe. De Amerikanen
hebben bezwaar gemaakt tegen de steun van Europese overheden aan de
A3XX, omdat die in strijd zou zijn met het bilaterale verdrag tussen
de VS en de EU. De betrokken Europese overheden beroepen zich erop dat
zij met hun kredieten volledig voldoen aan de bepalingen uit dit
verdrag, wat bevestigd wordt door de Europese Commissie. De bij Airbus
betrokken overheden dringen er ook op aan dat eenieder zich heel
strikt aan de regels houdt om te voorkomen dat de Amerikanen de kans
zouden krijgen, het bilaterale verdrag open te breken. Airbus zou
volgens de Amerikanen vooral te optimistische marktverwachtingen
hanteren en zij verwijten de Europese overheden dat zij geen kritische
projectevaluatie hebben gemaakt van de prognose van de af te zetten
vliegtuigen.
Er is een verschil in visie tussen Boeing en Airbus op de ontwikkeling
van de luchtvaart. Airbus verwacht dat er door de congestie op de
grote vliegvelden en door de groei van het luchtvaartverkeer steeds
meer behoefte zal ontstaan aan vliegtuigen die grotere aantallen
passagiers kunnen vervoeren. Men denkt aan zo'n 1500 superjumbo's, met
een marktaandeel van 50% voor Airbus. Boeing denkt dat er door de
deregulering mogelijkheden zullen ontstaan voor meer vluchten met
kleinere vliegtuigen, met meer flexibiliteit voor de klant, zodat men
een markt voor slechts 500 superjumbo's voorziet. Men vreest wel voor
aantasting van de monopoliepositie van Boeing bij de grote vliegtuigen
en men heeft dus voor de zekerheid besloten een 747X te gaan
ontwerpen. De minister zei dat zij de Amerikaanse markt niet zo goed
kon beoordelen, maar voor de Europese markt sloot zij zeker niet uit
dat de verwachtingen van Airbus juist zullen blijken te zijn. Zij zag
echter gelet op het gebrek aan concurrentie bij de ontwikkeling van
grote vliegtuigen en de verwevenheid van militaire en civiele
opdrachten geen mogelijkheden om hierbij enige invloed uit te oefenen.
Het programma is er dan ook vooral op gericht na het wegvallen van
Fokker de Nederlandse industrie een kans te geven in een marktsector
die voor Nederland interessant is, namelijk technologie met een hoog
kennisniveau. Pas als er werkelijk nieuwe vliegtuigen geproduceerd
worden, zullen de werkgelegenheidseffecten beoordeeld kunnen worden.
Jaarlijks zal er worden nagegaan wat de omvang van de R&D-omzet in de
luchtvaartcluster is; het NIVR zal daartoe een enquête houden omdat
het CBS geen specifieke cijfers voor deze branche heeft.
Ten slotte vermeldde de minister dat zowel het NIVR als de staat een
claim bij de curatoren van Fokker heeft neergelegd. Er is inmiddels
overeenstemming bereikt, maar het precieze bedrag dat uitgekeerd
wordt, zal afhangen van het uitkeringspercentage. De uitbetaling aan
de staat gaat naar de minister van Financiën en de uitkering aan het
NIVR zal in het revolving fund van dit instituut gestort worden. Het
uitgangspunt is dat deze middelen gereserveerd blijven voor de
ontwikkeling van vliegtuigen.
De voorzitter van de commissie,
Biesheuvel
De griffier van de commissie,
Tielens-Tripels
1 Samenstelling:
Leden: Blaauw (VVD), Biesheuvel (CDA), voorzitter, Witteveen-Hevinga
(PvdA), Leers (CDA), Voûte-Droste (VVD), ondervoorzitter, Rabbae
(GroenLinks), Hessing (VVD), Giskes (D66), Marijnissen (SP), Crone
(PvdA), Van Dijke (RPF/GPV), M.B. Vos (GroenLinks), Van Walsem (D66),
Hofstra (VVD), Wagenaar (PvdA), Stroeken (CDA), De Boer (PvdA), Van
den Akker (CDA), Geluk (VVD), Ravestein (D66), Verburg (CDA), Blok
(VVD), Hindriks (PvdA),Dijsselbloem (PvdA)
Plv. leden: Snijder-Hazelhoff (VVD), Atsma (CDA), Kalsbeek (PvdA),
Wijn (CDA), Klein Molekamp (VVD), Vendrik (GroenLinks), De Swart
(VVD), Van den Berg (SGP), Poppe (SP), Schoenmakers (PvdA), Kuijper
(PvdA), Van Middelkoop (RPF/GPV), Van der Steenhoven (GroenLinks),
Schimmel (D66), Van Baalen (VVD), Herrebrugh (PvdA), Van der Hoeven
(CDA), Smits (PvdA), De Haan (CDA), Van Beek (VVD), Bakker (D66),
Schreijer-Pierik (CDA), Udo (VVD), Hamer (PvdA), Koenders (PvdA)
Tweede Kamer der Staten Generaal