Partij van de Arbeid

8 januari 2000

Vragen van het lid Middel (PvdA) aan de staatssecretaris van Justitie

1.

Herinnert u zich de antwoorden op de vragen van de leden Dittrich en Van Oven (d.d. 01.09.98, Kenmerk 297981/DVB) over de zaak van het gezin K., uit Wit-Rusland naar Nederland gekomen, aan wie door de IND bij schrijven van 21.09.98 (dossiernummer 9406.20.0472) een uitstel van vertrek is verleend?

2.

Is u bekend dat in de nacht van 5 op 6 januari 2001 het betreffende gezin door de Vreemdelingendienst van huis is gehaald, waarna de vader en één van de zoons onmiddellijk op het vliegtuig naar Minsk zijn gezet, terwijl de moeder en de beide andere kinderen te Utrecht in vreemdelingenbewaring - met beperkingen - zijn geplaatst?

3.

Waarom zijn betrokkenen dan wel hun gemachtigde zoals te doen gebruikelijk niet op de hoogte gesteld van een besluit tot opheffing van uitstel van vertrek?

4.

Waarom is gekozen voor een nachtelijke inval met ongeveer 10 personen en met reeds in het bezit de vereiste documenten om twee leden van het gezin direct te kunnen verwijderen?

5.

Bent u met mij van mening dat er schijnbaar sprake is van disproportionaliteit van het gebruikte middel in relatie tot het belang van de Nederlandse Staat?

6.

Waarom hebben de Vreemdelingendienst en/of de IND niet eerder stappen ondernomen, terwijl men wist dat het in 1999 niet tot een strafproces was gekomen omdat de onder behandeling staande dochter Svetlana zich psychisch niet in staat voelde om de aanklacht wegens verkrachting in te dienen?

7.

Is u bekend dat door betrokkenen inmiddels een VTV op humanitaire gronden is aangevraagd? Bent u bereid de betrokkenen bij een eventuele afwijzing van deze aanvraag de dan volgende bezwaarprocedure in Nederland te laten afwachten?

8.

Bent u bereid de vreemdelingenbewaring van 3 leden van het gezin te beëindigen?