Provincie Utrecht

Persbericht
31 januari 2001

BBG advies aan minister: tracéwetprocedure HSL-Oost niet stopzetten!

Op 9 oktober j.l. heeft de minister van Verkeer en Waterstaat de Trajectnota's/MER voor de spoorlijn Utrecht-Arnhem-Duitse grens en rijksweg A12 in de inspraak gebracht. De Bestuurlijke begeleidingsgroep (BBG) HSL-Oost-A12 die zeven jaar geleden op uitnodiging van de toenmalige minister van Verkeer en Waterstaat het initiatief heeft genomen om tot een snellere en hogere kwaliteit van de besluitvorming te komen door samen met de regionale en lokale overheden, en met de verschillende belangengroeperingen op een creatieve manier plannen te ontwikkelen en draagvlak te creëren, heeft in haar reactie op de trajectnota's een aantal dringende adviezen voor de minister. In het kort komen die er op neer dat verbreding van het spoor noodzakelijk is tussen Lunetten en Maarsbergen en tussen Veenendaal-De Klomp en Ede. Ook de A12 moet verbreed worden. Tussen Lunetten en Driebergen tot 2 x 4 rijstroken en tussen Driebergen en Veenendaal tot 2 x 3 rijstroken. Zowel spoor als weg moeten daarbij zuidelijk om Maarn komen.

Belangrijkste advies aan minister
De BBG komt na bestudering van de nota's, tot de conclusie dat de tracéwetprocedure voor de spoorlijn Utrecht-Arnhem-Duitse grens niet stopgezet mag worden. De conclusie die de minister trekt uit een in 2000 uitgevoerd nut- en noodzaakonderzoek, dat een volwaardige HSL-verbinding vooralsnog niet het uitgangspunt is en dat een capaciteitsvergroting van de spoorlijn door gehele of gedeeltelijke spoorverdubbeling niet nodig is, staat haaks op de vanaf het begin gehanteerde uitgangspunten. De BBG twijfelt aan de validiteit van dit nut en noodzaakonderzoek en wordt daarin gesteund door een second opinion onderzoek van Berenschot. De BBG acht tenminste partiele spoorverdubbeling noodzakelijk. Dat betekent dat verbredingsvarianten op een gelijkwaardige manier vergeleken moeten worden. De BBG benadrukt dat dit project een uiterst zorgvuldige procedure verdient. Daarbij wijst de BBG de minister nogmaals op de vervoerskundige en fysieke relatie van het spoor en de weg. Deze is, vooral op Utrechts grondgebied zo sterk, dat beide procedures qua inhoud, besluitvorming en uitvoering van de te treffen maatregelen goed op elkaar dienen te zijn afgestemd. Dat minister Netelenbos nu zowel voor de spoorlijn als voor de A12 kiest voor oplossingen voor de korte en middellange termijn is naar het oordeel van de BBG onacceptabel. De BBG adviseert de minister nu te kiezen voor een toekomstvaste oplossing, die tot ver na 2020 voldoet.

Jarenlange creatieve arbeid en lokale initiatieven genegeerd De BBG heeft met haar aanpak steeds voor ogen gehad dat creatief meedenken op diverse plaatsen langs de lijn bijdraagt aan een noodzakelijke kwaliteitsverhoging van de huidige landschappelijke en stedenbouwkundige situatie langs de lijn én tot een hoogwaardige inpassing van de spoorlijn zelf. Dit zonder dat daarbij overdreven en extreem kostbare maatregelen worden geëist. Nu maakt de minister voorzieningen als ongelijkvloerse kruisingen, ecopassages en maatregelen tegen geluidsoverlast afhankelijk van resultaten van nader onderzoek en bilateraal overleg met de betrokken gemeenten. Verdergaande oplossingen, als omleidingen en tunnels zijn zelfs helemaal niet meer aan de orde. Hiermee negeert zij het resultaat van zeven jaar overleg, creatieve arbeid van de betrokken provincies en gemeenten, en ontwikkelen van lokale initiatieven door burgers en belangengroeperingen. Zoals in Bunnik, Driebergen, Maarn, Ede en Wolfheze. De BBG constateert dan ook met spijt dat wat in zeven jaar met grote zorgvuldigheid is opgebouwd nu in korte tijd weer voor een belangrijk deel teniet wordt gedaan.

Spoorlijn Utrecht-Arnhem-Duitse grens
De minister kiest voor een betere benutting van de bestaande spoorlijn. De gedachte daarachter is dat je met langere treinen en met dubbeldekkers een hogere capaciteit kan bereiken. Daarnaast denkt de minister een hogere capaciteit te kunnen bereiken door toepassing van nieuwe beveiligingstechnieken. Deze technieken moeten echter nog ontwikkeld worden. Berenschot geeft in zijn second opinion onderzoek aan dat het hoogst twijfelachtig is dat de benodigde technieken tijdig beschikbaar zijn. En zelfs als dat wel zo is wordt verwacht dat zich reeds rond 2015 wederom capaciteitsproblemen op het spoor zullen voordoen. Voor de BBG is het echter niet relevant of dergelijke problemen zich al in 2016 of 2020 zullen voordoen. Uiteindelijk gaat het er om dat er een oplossing wordt gekozen die op zijn minst tot 2030, maar zo mogelijk langer voldoet. Daarvoor is het noodzakelijk dat het spoor wordt verdubbeld. Daarbij dienen de kruisingen ongelijkvloers te worden uitgevoerd, gelet op de doorstroming en de verkeersveiligheid. Ook voor een optimale realisatie van de stadsgewestgelijke concepten Randstadspoor en HSOV-KAN is het noodzakelijk dat het spoor wordt uitgebreid.
Voor wat betreft de snelheid blijft de BBG bij haar standpunt dat 200 km/u uitgangspunt moet zijn voor de hogesnelheidstreinen. De Randstad dient met een hoogwaardige spoorverbinding te worden aangesloten op het Europese netwerk van hogesnelheidstreinen. Hoogwaardig betekent storingsvrij, comfortabel en snel.

A12B De Trajectnota/MER A12 Utrecht-Veenendaal is naar het oordeel van de BBG een gedegen product. Wat echter mist is een helder inzicht in de vervoerskundige en ruimtelijke samenhang van weg en spoor. Het gaat dan om de effecten en consequenties die de keuze voor een bepaald alternatief voor de A12 heeft voor het spoor en omgekeerd.
In ieder geval dient evenals bij de spoorlijn ook voor de A12 gekozen te worden voor een toekomstvaste, verkeersveilige oplossing, die bovendien een bijdrage levert aan een verbeterde leefbaarheid en kwaliteit van het gebied. Alleen inzetten op beter benutten biedt geen permanente oplossing. De BBG meent dat niet kan worden ontkomen aan verbreding van de A12 en geeft dan ook de voorkeur aan de verbredingsvariant. Dat neemt niet weg dat er op korte termijn wel al benuttingsmaatregelen getroffen moeten worden om de meest ernstige congestieproblemen het hoofd te kunnen bieden.

Zuidelijke omleiding bij Maarn
De voorkeur voor de verbredingsvariant en een verdubbeling van het spoor, betekent dat gekozen dient te worden voor een zuidelijke omleiding bij Maarn. Een passage door Maarn is niet toekomstvast en tast het leefklimaat aan.

Besluitvorming baseren op visie voor lange termijn Toekomstvastheid hoort bij iedere voorgenomen grootschalige infrastructurele maatregel een rol te spelen. Voor de A12 is dat in het bijzonder het geval door de fysieke relatie met het spoor. Voorkomen moet worden dat nu wordt gekozen voor een minimale oplossing en dat binnen afzienbare tijd opnieuw discussies moeten worden gevoerd over verdere capaciteitsverruiming van de infrastructuur. De BBG dringt er bij de minister op aan dat de aanstaande besluitvorming wordt gebaseerd op een visie voor de lange termijn.

Voor nadere informatie: Astrid Schoon, 030 - 258 3713 of astrid.schoon@province-utrecht.nl

Terug