CBS
CBS:INDEX: Veranderend platteland
Waardevolle plattelandsruimte verandert in rap tempo. Over de
wenselijkheid en mogelijkheid van een 'ecologische wederopbouw' wordt
volop gediscussieerd. In deze INDEX die op 2 maart verschijnt enkele
bruikbare resultaten van onderzoek over de ontwikkeling van het
platteland. De volgende onderwerpen komen aan bod:
Agroreuzen en agrokneuzen
Uit de Landbouwtelling 2000 van het CBS blijkt opnieuw dat de
verschillen tussen grote en kleine boerenbedrijven groter worden. De
kleine boerenbedrijven hebben het bijzonder moeilijk om te kunnen
blijven voortbestaan, de grote bedrijven nemen een steeds groter deel
van de totale landbouwproductie voor hun rekening. Zo hebben de
honderd grootste boeren in ons land evenveel landbouwactiviteiten als
de 24 duizend kleinste.
Grondhonger niet te stillen
Grond blijft schaars. Tot het jaar 2020 is er behoefte aan ongeveer 70
duizend ha. natuur en tienduizenden ha. grond voor wonen, bedrijven en
infrastructuur. Vrijwel nergens in de Europese Unie is de
landbouwgrond zo duur als in Nederland. De gemiddelde prijs ligt
inmiddels op 75 duizend gulden per ha. In andere landen van de
Europese Unie kan voor dit bedrag ruim 2 ha. landbouwgrond worden
gekocht, in Finland en Zweden zelfs 10 ha.
Boeren met meerwaarde
Om het hoofd boven water te houden, maar ook om het imago van de
branche te verbeteren, kiezen steeds meer boeren voor natuur- en
milieuvriendelijke productiemethoden. Ook proberen zij wat bij te
verdienen met nevenactiviteiten. Dit laatste wordt ook wel verbreding
van de landbouw genoemd. Boeren worden dan ook steeds vaker tevens
natuurbeheerders, campinghouders, zorgverleners of hebben een winkel
aan huis.
Boeren ver-grijzen
Sinds 1980 is het aantal boerenbedrijven afgenomen van 145 duizend tot
97 duizend in 1999. Tegelijkertijd is de gemiddelde leeftijd van de
boeren gestegen van 50 tot 53 jaar. Het aandeel boeren in de
leeftijds-groep tot 40 jaar en van 40 tot 55 jaar daalt sterker dan
het aandeel boeren van 55 jaar of ouder.
Stedeling en plattelander
Tussen 1990 en 2000 is het aantal inwoners in niet-stedelijke
gemeenten teruggelopen en in sterk stedelijke gemeenten toegenomen.
Veertig procent van de Nederlanders woont tegenwoordig in een
stedelijke omgeving, nog eens twintig procent woont in een matig
stedelijke omgeving en veertig procent in een landelijke omgeving.
De slag om de ruimte
Sinds 1970 is het aaneengesloten bebouwd woongebied met ruim 40
procent toegenomen. Die uitbreiding vond voornamelijk plaats aan de
rand van reeds bestaande bebouwing. Alleen in Zuidelijk en Oostelijk
Flevoland ontstonden nieuwe steden en kernen, zoals Almere, Lelystad,
Dronten en Zeewolde. Naast Flevoland hebben vooral de aangewezen
groeigemeenten die de overloop van de grote steden in de Randstad
moeten opvangen hun bestaande bebouwing uitgebreid.
Nieuwe relaties
Binnen een jaar na de echtscheiding woont bijna een derde van de
gescheidenen weer samen, binnen drie jaar na de scheiding woont meer
dan de helft opnieuw samen (of heeft opnieuw samengewoond). Weer drie
jaar later hebben twee van de drie gescheidenen een nieuwe relatie
(gehad). Voor gescheiden mannen zijn de kansen op de relatiemarkt op
termijn beter. Binnen zes jaar na de scheiding, heeft rond 75 procent
van de mannen weer opnieuw samengewoond. Voor vrouwen ligt dit
percentage op 65.
Conjunctuur
In het blad is verder het Conjunctuurbericht opgenomen met daarin de
meest recente cijfers over de Nederlandse economie