Universiteit van Amsterdam



Invoering van een bachelor- en masterstructuur aan de Universiteit van Amsterdam



Discussiemiddag op 21 februari 2001 in het Trippenhuis (KNAW), Kloveniersburgwal 27 te Amsterdam

De Universiteit van Amsterdam wil uiterlijk in het studiejaar 2003/2004 de bachelor- en masterstructuur (BAMA) invoeren. Hoe deze nieuwe structuur zal worden ingevuld is nog onderwerp van discussie, vandaar dat de Senaat deze middag had georganiseerd. Het is onder meer de vraag welke fase van de opleiding inhoudelijke verbreding of juist verdieping moet bieden, wat de verhouding wordt tot de hbo-opleidingen en welke studenten met een bachelor in aanmerking komen voor welke masterprogramma's. Ook moet de voertaal nog worden vastgesteld. Het College van Bestuur wil een groot deel van deze beslissingen aan de faculteiten zelf overlaten.

Op de discussiemiddag waren ruim vijftig mensen aanwezig, waaronder leden van het College van Bestuur, de Senaat, de Universitaire Commissie Onderwijs, de begeleidingscommissie B/M, studenten, onderwijsdirecteuren en enkele sprekers. Na een inleiding van CvB-vice-voorzitter drs. M.F. van den Bergh over de beleidslijnen van het College van Bestuur en een reactie hierop van hoogleraar Politicologie dr. M. Hajer, werd gedebatteerd aan de hand van van drie stellingen.

Stelling 1.
Gelet op haar missie dient de Universiteit van Amsterdam zich te richten op de researchmasters, en de niet op een promotietraject gerichte masters over te laten aan het hoger beroepsonderwijs.

Stelling 2.
De bachelor- en masterstructuur moet door de universiteit worden gebruikt om buitenlandse studenten voor de researchmasters te werven. Noodzakelijke voorwaarden hiertoe zijn de invoering van een semestersysteem en de afschaffing van het Nederlands als de dominante instructietaal in de masterfase.

Stelling 3.
Studenten in de bachelorfase dienen ten minste tachtig procent van de studietijd te besteden aan onderwijs in één discipline.