http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=410452
Aan de Voorzitter van de Vaste Commissie Voor Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Dir. Noord-Afrika en Midden-Oosten Afdeling Golfstaten Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 2 maart 2001 Auteur Marije Klomp
Kenmerk DAM-93/2001 Telefoon +31 (0)70 348 6648
Blad /7 Fax +31(0)70 348 6639
Bijlage(n) E-mail mcb.klomp@minbuza.nl
Betreft Iran/Actuele situatie
C.c.
Zeer geachte Voorzitter,
Ingevolge het verzoek van Uw Commissie d.d. 2 februari jl. wil ik u hierbij
inlichten over de actuele situatie in Iran. Tevens zal ik daarbij ingaan op
de betrekkingen tussen Iran en de Europese Unie alsmede op de bilaterale
relaties.
- Binnenlandspolitieke ontwikkelingen
Na de grote overwinning van de hervormingsgezinden bij de
parlementsverkiezingen van februari 2000 waren de verwachtingen hoog
gespannen dat het hervormingsproces aan momentum zou winnen. De
conservatieven leken zich neer te leggen bij de wens van het overgrote deel
van de bevolking om hervormingen door te voeren. Ook de goede
verstandhouding tussen president Khatami en Geestelijk Leider Khamenei leek
de weg te openen voor geleidelijke doorvoering van het hervormingsprogramma.
De afgelopen maanden hebben de conservatieven
echter laten zien dat zij niet van zins zijn in te stemmen met hervormingen
die op termijn hun machtspositie zouden ondergraven. Ook de verstandhouding
tussen de president en de Geestelijk Leider is onder druk komen te staan, nu
de conservatieven het initiatief naar zich hebben toegetrokken en de
hervormingsgezinden buiten spel proberen te zetten. Verworvenheden die tot
stand kwamen onder de regering Khatami, met name de verruiming van de
persvrijheid en vrijheid van meningsuiting, worden stelselmatig tenietgedaan
door ingrepen van conservatieve zijde. Deze weten door hun invloed op de
rechterlijke macht, leger en politie en de Raad van Hoeders de hervormingen
te blokkeren. De hervormingsbeweging lijkt de greep op de gebeurtenissen
kwijt te zijn en wordt geplaagd door gebrek aan eensgezindheid en
leiderschap.
Het nieuw aangetreden parlement stuitte op verzet van conservatieve zijde,
toen het de perswet probeerde te versoepelen. De Geestelijk Leider vaardigde
een oekaze uit waarin hij het parlement verbood de perswet verder ter
discussie te stellen. Sedertdien houdt de conservatieve Raad van Hoeders
wetsvoorstellen die gericht zijn op hervormingen tegen. Daarmee werd
duidelijk hoe gering de invloed van het parlement in feite is. Het verbod
van de Geestelijk Leider maakte de tot dan toe grootste verworvenheid van de
regering Khatami ongedaan, namelijk de verruiming van de persvrijheid. Na
deze ingreep werden nagenoeg alle hervormingsgezinde dag- en weekbladen door
de rechterlijke macht gesloten en werden uitgevers en journalisten tot
gevangenisstraffen veroordeeld. Uit angst voor verdere represailles stellen
de meer gematigde kranten zich thans weinig kritisch op. De populaire
Cultuurminister Mohajerani, één van de boegbeelden van de regering Khatami
en een voorvechter van de persvrijheid, diende onder grote druk van de
Geestelijk Leider eind vorig jaar zijn ontslag in. Met zijn vertrek verloor
zowel de binnenlandse als de in Iran aanwezige internationale pers haar
belangrijkste beschermheer.
De angst onder hervormingsgezinden nam verder toe door het verloop van het
proces tegen de zeventien Iraanse journalisten en intellectuelen die in
april 2000 deelnamen aan een conferentie in Berlijn over de toekomst van
Iran. Op 13 januari jl. werden elf van hen veroordeeld tot
gevangenisstraffen, variërend tussen de drie en tien jaar. Naar aanleiding
hiervan heeft de EU op 16 januari jl. een verklaring uitgegeven, waarin zij
haar bezorgdheid uitspreekt over de vonnissen. Tevens geeft de EU aan de
uitspraak in strijd te achten met de internationale normen inzake de
mensenrechten en het streven van de Iraanse regering om een maatschappij te
grondvesten op basis van internationaal aanvaarde rechtsbeginselen. Voorts
spreekt zij de hoop uit dat alle veroordeelden in hoger beroep zullen worden
vrijgesproken. Een aantal deelnemers aan de conferentie hangt overigens nog
een vonnis van een andere rechtbank boven het hoofd. Zo wordt één van de
meeste prominente deelnemers, de dissidente geestelijke Eshkevari, door de
speciale rechtbank voor de geestelijkheid berecht op beschuldiging van onder
meer afvalligheid van de islam, een misdrijf waarop in Iran de doodstraf
staat. De EU heeft op 24 oktober vorig jaar tegenover de Iraanse
autoriteiten haar zorg uitgesproken over het proces tegen Eshkevari en
aangedrongen op een transparante rechtsgang met inachtneming van
internationaal aanvaarde rechtsbeginselen. Er is vooralsnog geen uitspraak
gedaan.
Op 28 januari jl. werd uitspraak gedaan in de rechtszaak tegen de daders van
de moord op een vijftal schrijvers en intellectuelen eind 1998. Het feit dat
het in deze zaak tot een gerechtelijk onderzoek en een proces kwam, werd
algemeen gezien als een succes voor Khatami. De daders bleken allen werkzaam
te zijn op het Ministerie van Informatie dat onder de controle staat van de
conservatieven. Hierdoor werd het conservatief-religieuze establishment in
een lastig parket gebracht, temeer omdat ex-president Rafsanjani en enkele
andere hoge functionarissen van het Ministerie van Informatie door de -
inmiddels als "Berlijnganger" veroordeelde - onderzoeksjournalist Ganji met
deze zaak in verband werden gebracht. Het proces, dat zich achter gesloten
deuren voltrok, eindigde op 28 januari jl. met drie doodvonnissen en vijf
veroordelingen tot levenslange gevangenisstraf. Enkele andere aangeklaagden
werden veroordeeld tot gevangenisstraffen van tien jaar of minder. Mede
gezien het feit dat het proces zich achter gesloten deuren voltrok, leefde
bij buitenlandse waarnemers het vermoeden dat hogere echelons buiten schot
zijn gebleven.
De inspanningen van de conservatieven om prominente medestanders van Khatami
opzij te zetten, verlopen volgens een herkenbaar patroon. Zo werd in 1998 de
populaire burgemeester van Teheran, Karbashi, gedwongen het veld te ruimen
en volgde in 1999 het gedwongen vertrek van ex-Minister van Binnenlandse
Zaken, Nouri. Zoals eerder gezegd, moest Khatami de populaire
Cultuurminister Mohajerani laten vertrekken. Thans richten de conservatieven
hun pijlen op Vice-Minister van Binnenlandse Zaken Tajzadeh. Deze wordt
ervan beschuldigd fraude te hebben gepleegd bij het tellen van de stemmen
bij de parlementsverkiezingen vorig jaar. De aanklacht maakt het welhaast
onmogelijk Tajzadeh in zijn functie te handhaven, aangezien hij als
Vice-Minister de dagelijkse leiding zal hebben bij de organisatie van de
aanstaande presidentsverkiezingen op 8 juni a.s..
Het feit dat politiek gezien zijn handen gebonden zijn, maakt het Khatami
onmogelijk om de verslechterende sociaal-economische situatie in het land
het hoofd te bieden met een programma van economische hervormingen. Voor de
in meerderheid zeer jonge bevolking lijken de economische
toekomstperspectieven, die thans zorgwekkend zijn, van meer belang te zijn
dan het uitdragen van de ideologie van de revolutie.
In het nauw gebracht door deze ontwikkeling, heeft de president zich genoopt
gezien zijn gebruikelijke stilzwijgen te verbreken. Eind vorig jaar reeds
beklaagde hij zich als president te weinig bevoegdheden te hebben om de
grondwet ten uitvoer te leggen. Thans geeft hij in toenemende mate
publiekelijk blijk van zijn ongenoegen over de situatie in Iran, zij het
dat zijn kritiek in milde bewoordingen is vervat. Bedacht dient te worden
dat het ook in het belang van de conservatieven zal zijn dat Khatami wordt
herkozen bij de presidentsverkiezingen. Immers, de afgelopen vier jaar heeft
Khatami gefungeerd als nuttige bliksemafleider voor de wijdverbreide
ontevredenheid onder de bevolking over de politieke en economische toestand
in het land.
Prominente leden van het parlement, onder wie de broer van de president,
leveren daarentegen fellere kritiek en komen in het geweer tegen uitspraken
van de Raad van Hoeders en de rechterlijke macht. De wetsvoorstellen die zij
indienen om de rechtszekerheid voor de burgers te verbeteren, worden door de
Raad van Hoeders tegengehouden.
- Mensenrechten
Naar internationale maatstaven gemeten is Iran geen rechtsstaat te noemen.
Met de reorganisatie van de rechterlijke macht, waartoe de
hervormingsgezinden keer op keer oproepen, is nog geen begin gemaakt. Hoewel
in de grondwet staat dat de rechterlijke macht onafhankelijk is, behartigt
het justitiële apparaat in de praktijk de politieke belangen van de
conservatieve geestelijkheid. De fundamentele rechten van verdachten worden
dikwijls niet gerespecteerd en er is geen rechtszekerheid. In Iran komen
standrechtelijke executies en martelingen voor. De afgelopen maanden werden
op grotere schaal dan voorheen openbare executies voltrokken. Daarnaast werd
het afgelopen jaar een aantal maal aan overspelige vrouwen die een moord
hadden gepleegd als straf dood door steniging opgelegd. Over één zaak, zoals
hierboven beschreven, heb ik uw Kamer recentelijk geïnformeerd
.
De rechtshulp is enigszins verbeterd en een aantal rechtszaken dat eerder
achter gesloten deuren zou plaatsvinden, vindt thans in het openbaar plaats,
zoals het proces tegen de zogenaamde "Berlijngangers".
De positie van vrouwen in Iran is de afgelopen jaren licht verbeterd. Zo is
de deelname van vrouwen aan het openbare leven toegenomen en zijn kleding-
en gedragsnormen voor hen versoepeld. Echter, verdergaande wetsvoorstellen
om de positie van vrouwen te verbeteren, bijvoorbeeld om de huwbare leeftijd
van meisjes van negen tot veertien jaar te verhogen, werden recentelijk door
de Raad van Hoeders afgewezen.
Ten aanzien van de positie van religieuze minderheden zijn het afgelopen
jaar geen noemenswaardige verbeteringen geconstateerd. De EU heeft zich in
meerdere demarches sterk gemaakt voor de positie van Baha'is. Wellicht als
gevolg daarvan zagen drie ter dood veroordeelde Baha'is hun straf omgezet in
straffen variërend van 4 tot 7 jaar. Over de kwestie van de vorig jaar
veroordeelde Iraanse joden ging u onlangs separaat een brief toe, waarnaar
ik gaarne verwijs
.
De inmenging door de overheid in het leven van alledag, die sedert medio
1997 was versoepeld, is recentelijk weer aangescherpt. Wegversperringen
verschijnen in toenemende mate, particuliere bijeenkomsten worden verstoord
en de controle op het (verboden) bezit van satellietschotels en decoders is
verscherpt. Deze inbreuken op de persoonlijke levenssfeer dragen bij tot een
gevoel van intimidatie.
Een aantal van de studenten die werden gearresteerd tijdens
studentendemonstraties in juli 1999 en de zomer van 2000 zit nog steeds in
voorarrest. In april 2000 verleende de Geestelijk Leider strafverlichting
aan vier ter dood veroordeelde studentenleiders en werd hun straf omgezet in
15 jaar gevangenisstraf. De politiefunctionaris die verantwoordelijk wordt
gehouden voor de invallen in de studentenslaapvertrekken is daarentegen
vrijgesproken.
De Speciale Vertegenwoordiger van de VN-Mensenrechtencommissie inzake de
mensenrechtensituatie in Iran, aan wie sedert 1996 de toegang tot Iran wordt
ontzegd, constateerde in zijn meest recente rapport van 8 september 2000
dat de vooruitgang op mensenrechtengebied in de voorgaande jaren
gedeeltelijk ongedaan is gemaakt door recente negatieve ontwikkelingen. De
Speciale Vertegenwoordiger heeft concrete aanbevelingen gedaan voor
verbetering van de mensenrechtensituatie op menig terrein, allereerst dat
van de vrijheid van meningsuiting. De EU zal binnenkort tijdens de 57e
zitting van de VN-Mensenrechtencommissie een ontwerp-resolutie ten aanzien
van de mensenrechtensituatie in Iran indienen en voorstellen het mandaat van
de Speciale Vertegenwoordiger wederom met een jaar te verlengen.
-
Buitenlandspolitieke ontwikkelingen en het Iraanse defensiebeleid
Khatami is erin geslaagd Iran in het buitenland meer krediet te geven en de betrekkingen met de EU-landen en landen in de regio aanzienlijk te verbeteren. Niettemin blijven bepaalde aspecten van het Iraanse buitenlands- en defensiebeleid de Nederlandse regering redenen tot bezorgdheid geven.
Ofschoon Iran partij is bij alle relevante ontwapeningsverdragen, is de
regering niet gerust ten aanzien van het Iraanse defensiebeleid. In een
brief d.d. 3 september 1999
heb ik de Tweede Kamer ingelicht over de multilaterale en bilaterale
maatregelen ten aanzien van het Iraanse defensiebeleid. Sedertdien wordt er
door de EU en in bilateraal verband telkenmale bij Iran op aangedrongen af
te zien van het streven naar het bezit van massavernietigingswapens en hun
overbrengingsmiddelen en de internationale verdragen op het gebied van
massavernietigingswapens na te leven. Tevens heeft de toenmalige Nederlandse
voorzitter van de MTCR (Missile Technology Controle Regime) tijdens een
bezoek aan Teheran d.d. 19 september jl. nadrukkelijk uiting gegeven aan de
Nederlandse zorg over de voortschrijdende ontwikkeling van het Iraanse
raketprogramma. Voorts is de zorg van de regering over de Russisch-Iraanse
nucleaire samenwerking tijdens het recente bezoek aan Moskou op 19 januari
jl. tegenover de Russische autoriteiten uitgesproken.
Nederland en de EU hebben onverminderd kritiek op de Iraanse opstelling ten aanzien van het Midden-Oosten Vredesproces (MOVP), de aanhoudende anti-Israëlische retoriek en de Iraanse steun aan groeperingen die het vredesproces ondermijnen. In de gesprekken die de Speciale EU-gezant Moratinos op 9 januari jl. in Teheran voerde, lichtte hij het Europese standpunt ten aanzien van het MOVP toe en drong hij er bij de Iraanse autoriteiten op aan om hun invloed in Zuid-Libanon en op de Hezbollah aan te wenden om het vredesproces een kans van slagen te geven. In een reactie verklaarde Iran een rol van de EU in het vredesproces te verwelkomen. Tevens gaf Iran aan bereid te zijn in de toekomst een gesprek met de EU over de problematiek rondom het MOVP voort te willen zetten.
-
EU-Iran dialoog
In 1998 startten Iran en de EU een dialoog, waarin naast punten van
wederzijds belang tevens de zorgen ten aanzien van bepaalde aspecten van het
Iraanse beleid met Iran worden besproken. Ik heb uw Kamer eerder ingelicht
over het karakter van deze dialoog
.
Inmiddels heeft op 13 februari jl. in Stockholm de zesde zitting van de
dialoog plaatsgevonden. Tijdens deze zitting kwamen met name de Europese
zorgen over de mensenrechtensituatie in Iran, zoals hierboven weergegeven,
aan de orde. In hun bilaterale contacten bespreken de EU-lidstaten niet
alleen de politieke en economische betrekkingen met Iran, maar nemen zij ook
kritisch stelling ten aanzien van zorgpunten. Tijdens het recente bezoek van
mijn Iraanse ambtgenoot aan de Bondsrepubliek Duitsland op 8 en 9 februari
jl. greep de Duitse regering de gelegenheid aan om haar teleurstelling en
bezorgdheid over de huidige ontwikkelingen in Iran over te brengen. Een
boodschap van diezelfde strekking werd door de voorzitter van de Bondsdag
overgebracht aan de voorzitter van het Iraanse parlement tijdens zijn bezoek
aan Teheran op 18 februari jl.. Eén en ander heeft tot heftige reacties
geleid in de Iraanse pers, die de Duitse regering ervan beschuldigde zich te
mengen in binnenlandse aangelegenheden.
- Bilaterale betrekkingen
In mei 2000 bracht ik een bezoek aan Teheran, waarover ik uw Kamer
informeerde
. Sedert mijn bezoek aan Iran zijn er verdere contacten met dit land geweest
op wetenschappelijk, cultureel en commercieel gebied, zoals onder meer het
bezoek van mijn collega van Landbouw, Visserij en Natuurbeheer in juli 2000.
Ook bij die gelegenheid is overigens de zorg over de mensenrechtensituatie,
in het bijzonder de uitspraak van de rechtbank te Shiraz in de zaak van de
joden, aan de orde gesteld
.
De Nederlandse betrokkenheid bij het hervormingsproces is de afgelopen jaren
steeds groot geweest. Voor zover de mogelijkheden daartoe bestaan, zet
Nederland zich in voor versterking van de
civil society
en de bevordering van het hervormingsproces. Genoemd kunnen worden de
organisatie van de World Press Photo tentoonstelling in Teheran en de
Clingendael-cursus voor een twintigtal jonge Iraanse diplomaten. Voorts werd
op Nederlandse kosten een tiental vrouwelijke vertegenwoordigers van Iraanse
non-gouvernementele organisaties in Nederland ontvangen voor een ontmoeting
met hun Nederlandse collegae en wordt van Nederlandse zijde een door de VN
uitgevoerd project om een curriculum op te stellen op het gebied van
mensenrechteneducatie aan de Universiteit van Teheran gefinancierd.
Onlangs was de bekende Iraanse mensenrechtenactiviste, mevrouw Meghrangiz
Kar, in Nederland voor een medisch onderzoek. De Mensenrechtenambassadeur
sprak met mevrouw Kar, die in januari jl. tot vier jaar gevangenisstraf werd
veroordeeld vanwege deelname aan de conferentie in Berlijn. Mevrouw Kar is
inmiddels teruggekeerd naar Iran om de uitspraak in het hoger beroep af te
wachten.
Conclusie
De Nederlandse regering stelt vast dat het hervormingsproces niet heeft
voldaan aan de verwachtingen die werden gekoesterd ten tijde van het
aantreden van president Khatami. Aanvankelijke verworvenheden, zoals de
verruiming van de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting, zijn
inmiddels vrijwel geheel teruggedraaid. De conservatieven gebruiken de
rechterlijke macht, leger, politie en de Raad van Hoeders om hervormingen
te blokkeren. De hervormingsbeweging is in het defensief gedrongen en lijkt,
mede als gevolg van interne verdeeldheid, de greep op de gebeurtenissen
steeds meer kwijt te raken.
De Nederlandse regering betreurt in hoge mate dat aanvankelijke beloftes van
de regering Khatami ten aanzien van de vestiging van een rechtsstaat,
verbetering van de mensenrechtensituatie en democratisering niet zijn
ingelost. Immers, de Iraanse bevolking zelf heeft zich met overweldigende
steun, zoals die het meest welsprekend tot uitdrukking kwam bij drie
achtereenvolgende verkiezingen, voor het hervormingsproces uitgesproken.
Juist gezien deze steun bij de bevolking lijkt het voorbarig het
hervormingsproces thans reeds af te schrijven. Aangenomen mag worden dat
jongeren in de grote steden zich niet zonder meer neer zullen leggen bij een
verbod op discussies over de inrichting van de samenleving.
De officiële dialoog met Iran, maar vooral contacten op maatschappelijk gebied zijn het middel om de hervormingsgezinde krachten in de samenleving te versterken en een hart onder de riem te steken. Gedacht kan worden aan uitwisselingen van maatschappelijke organisaties, een Investeringsbeschermings Overeenkomst (IBO), uitbreiding van cultureel-wetenschappelijke contacten en parlementaire contacten. Tevens is voortzetting van de dialoog essentieel voor de EU en haar lidstaten om kritische standpunten ten aanzien van het Iraanse beleid onder de aandacht van de autoriteiten te blijven brengen en druk uit te oefenen op aanvaarding van internationale normen en waarden. Binnen de EU zal Nederland een onverminderd kritische houding aan blijven nemen ten aanzien van onder meer de EU-opstelling inzake de Mensenrechtenresolutie over Iran.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
J.J. van Aartsen
Kenmerk
DAM-93/200
Blad /7
1 Onder de 'conservatieven' wordt in deze context verstaan, conform het
woordgebruik in de internationale pers, de behoudende krachten in de
Iraanse samenleving die het ondemocratische bestel van de Islamitische
Revolutie van Ayatollah Khomeini onveranderd in stand willen houden.
2 DAM-62/2001 d.d. 12 februari jl.
3 DAM-84/2001 d.d. 19 februari jl.
4 Document A/55/363 d.d. 8 september 2000
5 Tweede Kamer, Vergaderjaar 1998-1999, 23 432, nr. 27.
6 DAM/GO-237/99 d.d. 29 juni 1999
7 DAM-335/2000 d.d. 13 juni 2000
8 DAM-429/2000 d.d. 7 juli 2000
===