Ministerie van Buitenlandse Zaken

http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=410453



Vraag 1
Antwoord
Vraag 2
Antwoord
Antwoord

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Directie Mensenrechten en Vredesopbouw Afdeling Mensenrechten Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag

Datum 2 maart 2001 Auteur Mw. M. Woldberg

Kenmerk DMV/MR-154/01 Telefoon 070 348 5061

Blad /5 Fax 070 348 5049

Bijlage(n) 1 E-mail

Betreft Vragen van het Kamerlid Koenders inzake over diverse mensenrechtensituaties

Zeer geachte Voorzitter,

Onder verwijzing naar de brief van de Griffier uwer Kamer van 15 februari 2001, kenmerk 2000106530, waarbij gevoegd waren de door het Kamerlid Koenders overeenkomstig artikel 134 van het Reglement van Orde der Kamer bij u ingediende vragen, heb ik de eer u in bijlage dezes de antwoorden op de gestelde vragen te doen toekomen.

De Minister van Buitenlandse Zaken

Antwoord van de heer Van Aartsen, minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van het Kamerlid Koenders
.

Vraag 1

Waarom is er sinds 1998, toen reeds de abominabele toestand van de mensenrechten in Algerije aan de orde is gesteld, zo weinig druk op de Algerijnse regering uitgeoefend m.b.t. de bestrijding van de GIA en de schending van de mensenrechten door de Algerijnse troepen zelf? Welke acties heeft de Nederlandse regering in dit kader voorgesteld bilateraal, in overleg met Frankrijk en in de EU en de VN?

Antwoord

Mensenrechtenschendingen in Algerije baren de Nederlandse regering zorgen, temeer daar het aantal slachtoffers van terroristisch geweld, ondanks de verzoeningspolitiek van president Bouteflika, weer oploopt. Veel vragen over de toedracht van dit geweld blijven onbeantwoord.

Het beleid terzake wordt voornamelijk uitgedragen in EU-verband en in VN-kader. De landen van de EU spreken de Algerijnse regering telkenmale aan op de mensenrechtensituatie en benadrukken hierbij dat het terrorisme bestreden moet worden met inachtneming van regels van de rechtsstaat en respect voor de mensenrechten.

Sinds een aantal jaren voert de EU op ad hoc-basis een politieke dialoog met Algerije waarin mensenrechten prominent aan de orde komen. Thans lopen onderhandelingen over een Euromediterraan Associatie-akkoord (gestreefd wordt naar ondertekening in 2001) dat een institutioneel kader biedt voor dialoog over dit onderwerp.

De gebeurtenissen in Algerije komen wederom aan de orde gedurende de komende zitting van de VN-Mensenrechtencommissie in Genève (maart/april 2001). Nederland zal zich inzetten voor een kritische tekst over de Algerijnse mensenrechtensituatie in de EU-landenspeech, die bij die gelegenheid wordt uitgesproken.

Vraag 2

Wat is de reactie van de regering op het recente rapport van Amnesty International over het systematisch martelen in Chinese politiebureaus en opvoedingskampen?

Antwoord

Het rapport van Amnesty International over het systematisch martelen in Chinese politiebureaus en opvoedingskampen bevestigt het bestaande beeld bij de Nederlandse regering. In de mensenrechtendialoog die de EU met China voert wordt mede op aandringen van de Nederlandse regering marteling expliciet aan de orde gesteld. Tijdens de halfjaarlijkse EU-mensenrechtendialoog met China zal blijvend aandacht aan deze ernstige mensenrechtenschendingen worden geschonken, waarbij de EU aandringt op ratificatie van het BUPO-verdrag, samenwerking met VN-mensenrechtenmechanismen waaronder de VN Speciale Rapporteur inzake marteling en het opvolgen van aanbevelingen die gedaan zijn door het VN-Verdragscomité tegen Foltering. Naast de dialoog zullen ook andere instrumenten en kanalen worden ingezet om deze problematiek aan de orde te stellen, waaronder bilaterale bezoeken, in multilaterale fora en via demarches.

Vraag 3

Welke positie neemt de Nederlandse regering in t.a.v. de mensenrechtenschendingen in de Palestijnse Gebieden door Israël en de Palestijnse autoriteit en welke druk oefent Nederland uit op Israël om medewerking te verlenen aan het VN-onderzoek over de Mensenrechten?

Antwoord


De Nederlandse regering betreurt de mensenrechtenschendingen in de Palestijnse Gebieden door zowel Israël als de Palestijnse Autoriteit De mensenrechtenschendingen worden nauwlettend gemonitord door middel van de zogenaamde 'human rights watches' die de EU-vertegenwoordigers ter plekke opstellen. De samenvattingen van deze 'watches' zijn openbaar (http://ue.eu.int/newsroom). De respectievelijke overheden worden bij voortduring op de schendingen aangesproken, in EU-verband en op nationale titel. Zo heeft de EU bijvoorbeeld recent middels een demarche bij de Israëlische autoriteiten de onaanvaardbaarheid van buitengerechtelijke executies aan de orde gesteld. Hierover is tevens door het EU-voorzitterschap namens de lidstaten een verklaring afgelegd. De EU heeft de Palestijnse Autoriteit op haar beurt recentelijk aangesproken op de executies van vermeende collaborateurs na een deficiënte rechtsgang. De Nederlandse diplomatieke vertegenwoordigers ter plekke hebben in hun contacten dezelfde boodschap uitgedragen. Voor wat betreft de relatie tussen het mensenrechtenbeleid en het Nederlandse
Ontwikkelingssamenwerkingsprogramma in de Palestijnse Gebieden verwijs ik naar de beantwoording van vragen van de leden Wilders en Weisglas in mijn brief d.d. 20 september (Kamerstuk 12321, nr. 6, vergaderjaar 2000-2001).

De oprichting van de in de vraag genoemde VN-onderzoekscommissie was gebaseerd op resolutie S-5/1 die is aangenomen door de vijfde speciale zitting van de VN-Mensenrechtencommissie. EU-lidstaten die zitting hebben in de Commissie hebben gezamenlijk tegen deze resolutie gestemd. De Europese Unie zette in een stemverklaring uiteen dat in de toen heersende omstandigheden, kort na de beëindiging van de top in Sharm al Sheikh, de betreffende resolutie ook gezien de toonzetting, contraproductief zou werken op de pogingen de geweldspiraal te doorbreken. De EU kon het voorstel tot instelling van een onderzoeks-commissie niet steunen omdat het mandaat onevenwichtige was.

Bovendien was tijdens de top in Sharm al Sheikh reeds besloten tot de oprichting van een commissie die onderzoek zou doen naar de oorzaak van de geweldadigheden. De Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie, Solana, nam zitting in deze commissie onder leiding van oud senator Mitchell. Toen Israël samenwerking met deze commissie weigerde heeft de EU bij monde van Solana Israël hierop aangesproken.

===