http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=410719
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Binnenhof 4 DEN HAAG Adviseur Beleidsplanning BSG/PL Bezuidenhoutseweg 67 Postbus 20061 2500 EB Den Haag
Datum 2 maart 2001 Behandeld Mr. M.W.J. Lak
Kenmerk BSG/PL 54/01 Telefoon 070-348 66 54
Blad 1/1 Fax 070-348 42 58
Bijlage(n) E-mail bsgpl@minbuza.nl
Betreft Werkprogramma van de AIV
Zeer geachte Voorzitter,
Hierbij bied ik u, mede namens de minister voor Ontwikkelingssamenwerking, de minister van Defensie en de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, het werkprogramma van de Adviesraad Internationale Vraagstukken voor het jaar 2000 aan.
de Minister van Buitenlandse Zaken
Werkprogramma Adviesraad Internationale Vraagstukken 2001
De eerste twee thema's zijn ingebracht door de AIV, de overige zijn door de
minister voorgesteld mede namens de bewindslieden voor
Ontwikkelingssamenwerking en Defensie. Over het werkprogramma voor 2002 is
eind 2001 besluitvorming voorzien.
De toekomst van de Europese Unie - de agenda na de ER van Nice
In de verklaring voor de slotakte over de toekomst van de Europese Unie
(bijlage IV bij het verdrag van Nice) wordt de wens uitgesproken "dat een
breder en tegelijk dieper debat over de toekomst van de Europese Unie wordt
ingezet". In 2001 zullen het Zweedse en Belgische voorzitterschap een brede
discussie hierover aanmoedigen met betrokkenheid van vele belanghebbenden.
In deze discussie zullen onder andere de volgende onderwerpen aan de orde
worden gesteld:
Hoe zal het mogelijk zijn om een nauwkeuriger bevoegdheidsafbakening tussen
de Europese Unie en de lidstaten vast te stellen en vervolgens te handhaven,
met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel?
Welke status krijgt, overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad van
Keulen, het te Nice afgekondigde Handvest van de Grondrechten van de
Europese Unie?
Hoe kunnen de verdragen worden vereenvoudigd om ze duidelijker en
begrijpelijker te maken, zonder de inhoud geweld aan te doen?
Wat is de rol van de nationale parlementen in de Europese architectuur?
De Europese Raad van Laken/Brussel zal in december 2001 een verklaring aannemen waarin passende initiatieven worden ontvouwd om dit proces van gedachtevorming over de toekomst van de Europese Unie voort te zetten.
Het debat over de toekomst van de Europese Unie is vorig jaar in gang gezet
met de toespraken van de Duitse minister van Buitenlandse Zaken Fischer en
van de Franse president Chirac. De meeste andere lidstaten hebben ook in
één of andere vorm bijgedragen met nadere gedachtevorming over de richting
waarin de Europese Unie zich dient te ontwikkelen en welke institutionele
opzet daarbij past. Nederland heeft zijn bijdrage geleverd in 'De Staat van
de Europese Unie' van september 2000.
Met het oog op het voortgezette debat over de verdere ontwikkeling van de
Europese Unie stelt de AIV voor in 2001, vóór de Europese Raad van Laken,
over drie van de bovengenoemde onderwerpen advies uit te brengen. Over het
onder 2. genoemde onderwerp heeft de AIV al geadviseerd in 'Een Europees
Handvest voor Grondrechten? (advies no. 15, mei 2000). Er zal een keuze door
de bewindslieden worden gemaakt, aan welke van de onder 1., 3. en 4. in de
verklaring van Nice genoemde onderwerpen prioriteit gegeven dient te
worden. Centrale vragen die aan de orde zouden kunnen worden gesteld, welke
zijn de mogelijkheden tot toename van de legitimiteit en betrokkenheid van
de burger bij de Europese Unie, wat zijn de (on)mogelijkheden van een
nauwkeuriger bevoegdheidsafbakening en wat kan of moet de rol zijn van de
kandidaat-lidstaten in deze discussie.
Russische Federatie
Sinds het uiteenvallen van de Sovjet-Unie probeert de Russische Federatie,
met horten en stoten, zijn plaats te vinden in de huidige internationale
constellatie. Binnenslands is zo'n tien jaar ervaring opgedaan met het
hervormingsbeleid. Sinds mei 2000 is president Poetin aangetreden . Het is
zijn streven de effectiviteit van de overheid en de consistentie van het
overheidsbeleid te vergroten.
Sinds januari van dit jaar is president Bush aangetreden in Washington. Het
Zweedse voorzitterschap van de Europese Unie kondigt aan de betrekkingen met
de Russische Federatie te willen intensiveren met het oog op de politieke,
economische en militaire betekenis van de Russische Federatie voor Europa.
In dit licht stelt de AIV voor in de loop van het jaar 2001 een ontschot
advies te schrijven over de Russische Federatie, waarin de deskundigheid die
aanwezig is in de permanente commissies van de AIV (vrede en veiligheid,
Europese integratie, rechten van de mens en ontwikkelingssamenwerking) aan
bod komt.
In een adviesaanvraag kan onder andere worden gedacht aan onderwerpen als de
positie van de Russische Federatie in de wereldeconomie (met inbegrip van de
schuldenkwestie); in samenhang hiermee de binnenlandse economische situatie
in de Russische Federatie, met inbegrip van een analyse van het tot nog toe
gevoerde hervormingsbeleid; binnenlandse politieke ontwikkelingen, mede
tegen de achtergrond van de verslechterende sociale omstandigheden; de
veiligheidssituatie in brede zin (met inbegrip van de betrekkingen tussen de
NAVO en de Russische Federatie, alsmede wapenbeheersing en
non-proliferatie); milieubeleid en nucleair afval; de betrekkingen tussen de
Europese Unie en de Russische Federatie, met op de achtergrond de vraag naar
de mate van invloed die kan worden uitgeoefend op hetgeen zich in de
Russische Federatie afspeelt; en de bilaterale betrekkingen tussen de
Russische Federatie en Nederland.
Maatregelen voor slachtoffers van daden van racisme
Dit onderwerp speelt op het ogenblik sterk als thema in het
voorbereidingsproces voor de VN-Wereldconferentie Racisme (Zuid-Afrika,
eerste week september 2001). De druk vanuit het Afrikaanse continent ligt
daarbij sterk op het verleden in de vorm van financiële compensatie voor
slavernij en kolonialisme. Vanuit het Westen ligt de nadruk op aanpak en
preventie van hedendaagse vormen van racisme en eventuele compensatoire
maatregelen. Het zou nuttig zijn als de AIV hier een advies -op relatief
korte termijn af te ronden- aan zou kunnen wijden, waarbij enerzijds
aandacht wordt besteed aan compensatoire maatregelen voor hedendaagse vormen
van racisme, anderzijds de vraag wordt behandeld of er andere dan financiële
maatregelen getroffen kunnen worden voor daden van racisme die in het
verleden gespeeld hebben.
OVSE
Nederland is kandidaat voor het OVSE-voorzitterschap in 2003. In dat kader
zou het nuttig zijn van de AIV een advies te ontvangen over een aantal zaken
die met de OVSE en het voorzitterschap samenhangen. Gedacht kan worden aan
een vergelijking van de afgelopen voorzitterschappen en de sterke en zwakke
punten. Tevens zou de vraag aan de orde kunnen komen of er naar de mening
van de AIV mogelijkheden zijn de capaciteiten van de OVSE op het gebied van
conflictpreventie en -beheersing te vergroten. Een andere vraag is op welke
wijze de OVSE de effectiviteit van de talrijke missies in de diverse landen
zou kunnen vergroten. Daarnaast kan gedacht worden aan een analyse van de
nieuwe initiatieven van de OVSE op het gebied van snel en effectief opereren
-met name het zgn. REACT -voorstel -en de wijze waarop dit zou kunnen
aansluiten bij de initiatieven die thans worden ontwikkeld door de EU op het
gebied van het civiele crisismanagement
Hervorming veiligheidssector in ontwikkelingslanden (Security Sector Reform)
Aanpak van de veiligheidssector, in welke situatie dan ook, ligt altijd gevoelig. Het betekent niet alleen bemoeienis met de krijgs- en politiemacht, de douane, rechterlijke macht, het gevangeniswezen en de overheidsinstituties die voor het management ervan verantwoordelijk zijn, maar ook met het overheidsbudget, de relatie tussen militaire en civiele uitgaven en mate van democratisch toezicht op deze budgetten.
Na afloop van een conflict gaat het bij vredesopbouw in eerste instantie om
politieke en economische normalisering en wederopbouw, maar het welslagen
daarvan staat en valt met hervorming van de veiligheidssector. Dit behelst
niet alleen demobilisatie en professionalisering van de krijgsmacht, van de
politie en van andere instituties die orde en recht moeten handhaven ter
bescherming van de staat en zijn burgers. Het gaat vooral om de opbouw van
een apparaat dat orde en recht kan handhaven en dat beantwoordt aan de
veiligheidsbehoeften en percepties van het land.
Vragen tav SSR betreffen onder meer definitie en reikwijdte van het begrip,
hoe binnen SSR prioriteiten te stellen, onder welke voorwaarden c.q.
omstandigheden Nederland bereid zou kunnen zijn aan SSR deel te nemen, hoe
lang zo'n traject moet duren, welke elementen van SSR door Nederland
benadrukt zouden moeten worden. 'Ownership' is een belangrijke voorwaarde
voor succesvolle SSR. Hiermee samen hangen vragen als: wat voor steun kunnen
donoren geven aan landen om hun SSR- behoeften vast te stellen?
Het belang van de nieuwe economie voor ontwikkeling
Met betrekking tot de gevolgen van de opkomst van de "nieuwe economie" voor
ontwikkelingslanden is nog veel onduidelijk. Visies op de rol van de nieuwe
informatie- en communicatietechnologieën in het ontwikkelingsproces lopen
nogal uiteen. Enerzijds worden risico's van nieuwe achterstanden in en van
ontwikkelingslanden en van een nieuwe "digitale tweedeling" onderkend,
anderzijds wordt gespeculeerd over nieuwe mogelijkheden en kansen. Er is
behoefte aan een samenhangende visie op dit onderwerp, met inbegrip van een
rol voor internationale samenwerking daarin.
Mogelijkheden voor verdere Europese defensie-samenwerking
De Europese samenwerking op het terrein van Defensie heeft zich het
afgelopen jaar in een toenemende politieke belangstelling mogen verheugen.
De ER van Nice heeft op dit punt vooruitgang laten zien. De versterking van
de Europese capaciteiten op de terreinen waar dat noodzakelijk is, zal
echter een zaak van langere adem zijn. Ook de nauwere samenwerking op
politiek gebied zal de komende jaren verder moeten worden vormgegeven. Een
actieve Nederlandse betrokkenheid hierbij ligt in de rede. Met het oog
hierop is de visie van de AIV op de mogelijke Europese ontwikkelingen in de
komende jaren relevant, ten dele wellicht in aanvulling op het advies
waaraan thans wordt gewerkt, zou de Raad kunnen ingaan op specifieke
onderwerpen zoals taakspecialisatie, modulevorming van inzetbare eenheden,
standaardisatie van materieel en de synchronisatie van de aanschaf van
wapensystemen.
Vrijheid van godsdienst
De bescherming van de vrijheid van godsdienst of overtuiging is een
belangrijk en integraal onderdeel van het Nederlands mensenrechtenbeleid.
Reeds vele jaren is Nederland o.m. in OVSE-kader actief op dit gebied.
Binnen de OVSE is Nederland voor de Europese Unie woordvoerder voor dit
onderwerp, hetgeen inhoudt dat het de EU-interventies terzake opstelt en
aflegt. Ook is Nederland betrokken bij de voortzetting van de werkzaamheden
van het -mede op instigatie van Nederland tot stand gekomen -adviserend
OVSE-panel van deskundigen.
Nederland is tijdens de OVSE Menselijke dimensie implementatiebijeenkomst
(Warschau, oktober 2000) in een namens de EU afgelegde interventie over
godsdienstvrijheid opnieuw ingegaan op de problematiek van restrictieve
godsdienstwetten en heeft daarbij ook de wetgeving in verschillende
OVSE-Ianden op kritische wijze aan de orde gesteld.
Nederland heeft daarbij aangekondigd medio dit jaar een seminar over
godsdienstvrijheid aan de OVSE te willen aanbieden. Dit seminar staat
voorlopig gepland voor 26 juni 2001 en zal door de Minister van Buitenlandse
Zaken worden bijgewoond.
Teneinde een optimale Nederlandse inbreng op de problematiek van
restrictieve godsdienstwetten te kunnen waarborgen, kan het advies ingaan op
de betekenis en wenselijkheid van registratie- en vestigingseisen voor
religieuze gemeenschappen, in het licht van de toegestane beperkingen op de
vrijheid van godsdienst of overtuiging.
'Failed states
,
Dit onderwerp was reeds opgenomen in het werkprogramma 2000. In een geval
als Somalië lijkt van een centraal overheidsgezag niet langer spraken. In
andere staten (Afghanistan, Soedan, DRC) is het staatsgezag ten gevolge van
oorlogvoering verregaand uitgehold.
Een eerste complex van vragen betreft niet zozeer de oorzaken van dit falen,
maar de gevolgen die dit voor de internationale gemeenschap heeft. Hierbij
kan worden gedacht aan: terrorisme, handel in harddrugs, wapenhandel en
effecten op oorlogvoering (bijv. effecten van de situatie in Somalië op het
conflict tussen Eritrea en Ethiopië). Dat er een verband bestaat tussen het
wegvallen van centraal overheidsgezag en de ontwikkeling van bijvoorbeeld
grensoverschrijdende criminaliteit, wapenhandel en terrorisme heeft de AIV
in eerdere adviezen onderstreept. Overigens kan het ontstaan van
vluchtelingenstromen leiden tot even beduidende, zo niet meer ontwrichtende
gevolgen. Daarom dient in dit verband ook de humanitaire dimensie aandacht
te krijgen. (zie ook AIV advies 'Humanitaire hulp: naar een nieuwe
begrenzing').
Een tweede complex van vragen betreft het beleid van gevestigde staten. Kan
men het verval negeren? Dient het centrale staatsgezag van buitenaf te
worden hersteld door herleving van het mandaatstelsel in de vorm van
transitional authorities?
Hier ligt ook een spanningsveld "curatele versus ownership" en het ontnemen
van verantwoordelijkheid wat van kwaad tot erger leidt (zie Bosnië, Timor).
Ligt hier een rol voor de VN, regionale organisaties dan wel buurlanden (met
gevaar van machtsovername, zoals in het geval van Libanon door Syrië)? Moet
men zich bij satellietvorming of (verdere) opsplitsing neerleggen? In de
praktijk komt het voor dat het gezag wordt uitgeoefend door 'warlords'
(Tsjaad, Somalië, Cambodja) Hoe dient dergelijk gezag te worden tegemoet
getreden? Blijven de
'Failed states' lid
van internationale organisaties? Wat is het lot van buitenlandse
vertegenwoordigingen in de landen?
Op de derde plaats zijn er sociaal-economische aspecten: gaat verval van
staatsmacht noodzakelijkerwijs gepaard met economische achteruitgang? Kan
een ontwikkelingsproces in ondermijnde staten op gang worden gebracht of op
gang worden gehouden?
'Pro-poor growth
,
Dit onderwerp was reeds opgenomen in het werkprogramma 2000. In de
bilaterale ontwikkelingssamenwerking komt een groter accent te liggen op de
dialoog met het ontvangende land over het door dat land gevoerde beleid. De
uitvoering wordt meer en meer op sectoren als geheel gericht. De vraag is
hier op welke wijze
pro-poor
economische groei vorm kan worden gegeven. De beantwoording van de vraag wat
pro-poor
economische groei nu eigenlijk inhoudt, is tot op heden nogal schamel.
Veelal komt men niet verder dan de aanbeveling in basisonderwijs en -
gezondheidszorg te investeren. Daarnaast zijn er sectoradviezen, als
'investeer vooral in de landbouw, omdat de meeste armen op het platteland
leven. De issue is in hoge mate: hoe bereik je arbeidsintensieve groei; maar
de vraag is hoe maak je groei arbeidsintensiever? De bredere vraag is -voor
het geheel van de economische bedrijvigheid -welke instituties en
regelgeving nodig zijn om het groeipatroon
pro- poor
te maken. In de Memorie van toelichting op de begroting zal zo duidelijk
mogelijk verband gelegd moeten worden tussen de kwantitatieve
Ontwikkelingssamenwerkingsdoelstellingen en
Pro-poor growth.
Daartoe indicatoren ontwikkelen kan een belangrijke bijdrage vormen aan de
beleidsontwikkeling.
* * *
De hierna volgende onderwerpen zouden in het begrotingsjaar 2002 aan de orde
kunnen komen.
De samenhang tussen ontwikkelingssamenwerking en mensenrechten
In 1988 heeft de toenmalige ACM een advies uitgebracht over de relatie
tussen mensenrechten en ontwikkelingssamenwerking. De laatste jaren wordt in
het beleid van enkele belangrijke bilaterale donoren (waaronder Zweden, het
VK en Australië) en dat van een aantal VN-fondsen (bv. UNDP, UNICEF en
UNIFEM) steeds meer gewerkt vanuit de "human rights based approach" van
ontwikkelingsvraagstukken. In de VN heeft
mainstreaming
van mensenrechten in ontwikkelingsactiviteiten een grotere vlucht genomen.
Rechten en vrijheden zijn institutionele vereisten voor ontwikkeling. Hoe
kunnen strategieën voor mensenrechten en menselijke ontwikkeling elkaar
versterken en concreet vormgeven aan het recht op ontwikkeling?
Functioneren van het totaal van het mensenrechtenprogramma van de VN
De laatste jaren heeft de
AIV
adviezen uitgebracht over deelterreinen/deelaspecten van het
mensenrechtenprogramma van de VN. Het functioneren van het totaal van het
mensenrechtenprogramma is echter nog niet aan de orde gekomen. AIV heeft de
bereidheid uitgesproken tot een dergelijke analyse.
21.2.2001
Kenmerk SBO 770/99
Blad /6
===