persbericht / nr. 1646
Uitbreiding EU dwingt tot keuzes over landbouwbegroting
Als aan de boeren in de 12 kandidaat-lidstaten dezelfde
inkomenstoeslagen worden verleend als die welke nu binnen de EU
gelden, kost dat de Gemeenschap ongeveer 7,5 miljard euro per jaar.
Omgekeerd zou de druk op de landbouwbegroting kunnen worden verminderd
door de bestaande toeslagen in een uitgebreide EU geleidelijk te
verlagen. Dit zijn de uitersten uit een scenariostudie van het LEI, in
opdracht van de ministeries van LNV en Financien . De LEI-berekeningen
zijn uitgevoerd met het oog op het onlangs gestarte
Interdepartementale Beleidsonderzoek (IBO) over de financiering van
het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Het IBO moet met aanbevelingen
komen voor de Nederlandse opstelling ten aanzien van de
EU-uitbreiding.
Vier scenario's
Het huidige standpunt van de EU is dat de nieuwe lidstaten bij
toetreding het gemeenschappelijk landbouwbeleid overnemen met
uitzondering van de directe inkomenstoeslagen. Dit is de basislijn die
in de berekeningen wordt gehanteerd. Om inzicht te bieden in de
effecten van mogelijke andere opties dan deze basislijn rekent het
onderzoek vervolgens vier scenario's door. Twee daarvan hebben
betrekking op het tempo waarmee de toeslagen in nieuwe lidstaten
worden ingevoerd en twee op een mogelijke hervorming van het
landbouwbeleid voor een uitgebreide EU als geheel.
In het eerste scenario worden direct vanaf de toetreding de volledige inkomenstoeslagen toegekend, volgens de regels die ook voor de EU-15 gelden. Dit betekent voor graan en rundvlees volledige toeslagen vanaf 2004 en voor zuivel vanaf 2005. De EU-landbouwuitgaven voor de nieuwe lidstaten stijgen in dit scenario naar een niveau dat in 2010 ongeveer 7,5 miljard euro boven de basislijn ligt. Dat zou een verdubbeling inhouden van de totale EU-begroting voor landbouw.
In het tweede scenario heeft de invoering van de toeslagen geleidelijk plaats, waardoor zij pas in 2010 op het niveau van de EU-15 liggen.
Het derde scenario houdt in dat de directe toeslagen voor de hele EU
vanaf 2007 jaarlijks met 10% worden verlaagd. Daardoor zou de totale
landbouwbegroting voor oude en nieuwe lidstaten samen vanaf 2010 lager
uitkomen dan volgens de basislijn.
Het vierde scenario beschrijft een hervorming van het suiker- en
zuivelbeleid vanaf 2003. Deze omvat twee ronden van elk
15%-prijsverlaging, waarvoor producenten gedeeltelijk worden
gecompenseerd worden met directe toeslagen. Deze compensaties leiden
in 2010 tot een stijging van de totale landbouwuitgaven met 4,3
miljard euro ten opzichte van de basislijn.
Samenstelling en bestemming van de uitgaven
De totale EU-landbouwuitgaven worden vooral bepaald door de directe
inkomenstoeslagen. Het begrotingseffect van een eventuele toepassing
van deze toeslagen in de nieuwe lidstaten kan technisch worden
opgevangen door een reductie van toeslagen in de hele EU (inclusief
nieuwe lidstaten). Vier landen, Polen, Roemenië, Hongarije en
Tsjechië, zijn bepalend voor 80% van de berekende EU-landbouwuitgaven
in de kandidaat-lidstaten. Het toetredingstijdstip van deze landen is
dan ook van groot belang voor de hoogte van de uitgaven in een bepaald
jaar. Meer dan de helft van de uitgaven voor de belangrijkste
producten (graan, oliezaden, eiwitgewassen, suiker, zuivel en
rundvlees) komt voor rekening van graan. Vermindering van toeslagen
heeft vooral gevolgen voor landen met een fors aandeel in deze sector:
Frankrijk, Spanje en het kandidaat-lid Polen. Extra hervormingen in de
zuivel- en suikersector leiden tot een toename van het aandeel van
deze producten in de totale landbouwuitgaven.
Uitgaven afhankelijk van referentieperiode
Toeslagen zijn gebaseerd op een productieomvang in een
referentieperiode. Wijziging van deze referentieperiode kan tot grote
verschuivingen in de EU-landbouwuitgaven leiden. Voor de
kandidaat-lidstaten was 1989 een jaar met een relatief hoge
plantaardige en dierlijke productie. Als dit als referentiejaar zou
worden gekozen in plaats van 1996-1998, zou dit voor de EU jaarlijks
extra uitgaven ter hoogte van 3,5 miljard euro met zich meebrengen.
EU-landbouwuitgaven bij verschillende toetredingsscenario's. Bestellen door overmaking van f 34,- op banknummer NL68RABO0300090641 van LEI te Den Haag onder vermelding van 'rapport 6.01.01'.
datum
5-maart-2001
LEI
postbus 29703
2502 LS Den Haag
Bezoekadres
Burgemeester Patijnlaan 19
2585 BE Den Haag
telefoon
(070) 3358145
fax
(070) 361 56 24
kvk
09098104
internet
www.lei.wag-ur.nl
e-mail
informatie@lei.wag-ur.nl
Het instituut is bereikbaar vanaf het Centraal Station met tramlijn 7
of buslijn 4, uitstapppen halte Vredespaleis; vanaf station Hollands
Spoor met tramlijn 8; uitstappen halte Vredespaleis, of buslijn 5
uitstappen halte Javastraat