Bilthoven, 8 maart 2001
Minder hartinfarcten door afname van transvetzuur in voeding
VPR/05/2001
De hoeveelheid transvetzuur in voeding is in Nederland vanaf 1985 meer
dan gehalveerd. Onderzoekers van het Rijksinstituut voor
Volksgezondheid en Milieu (RIVM), in samenwerking met de Wageningen
Universiteit en TNO Voeding, hebben berekend dat deze daling de kans
op hartinfarcten met ongeveer 23% heeft verminderd. Een gunstige
samenstelling van voedingsvetten door een gewijzigd productieproces
kan dan ook een belangrijke bijdrage leveren aan het verbeteren van de
volksgezondheid. Transvetzuren zijn een bepaald soort onverzadigde
vetzuren. Het is al enige jaren bekend dat transvetzuren een ongunstig
effect hebben op het cholesterolgehalte. Hoe hoger het
cholesterolgehalte, hoe groter de kans op een hartinfarct. Door een
verbetering van de samenstelling van voedingsmiddelen, zoals een lager
transvetzuurgehalte, kan op een relatief eenvoudige wijze het aantal
hartinfarcten in Nederland aanzienlijk afnemen. Veel
voedingsmiddelenproducenten hebben hun productieprocessen aangepast
waardoor het transvetzuurgehalte in een groot aantal voedingsmiddelen
is gedaald. De inname van transvetzuur is afgenomen van 4,3 % van de
totale energieinname in 1985 naar 1,9 % van de totale energieinname in
1995. Producten die de grootste veranderingen hebben ondergaan zijn
die met geharde plantaardige oliën zoals margarines. Samen met ?
producten die worden bereid met geharde vetten, zoals koek, gebak en
snacks, leveren zij 66% van de totale transvetzuurinname in 1995.
Vervanging van transvetzuren in bakkerijproducten en snacks door
andere vetzuren kan de gezondheidstoestand nog verder verbeteren.
Transvetzuren komen ook voor in rund- en schapenvlees en zuivel, zij
het in mindere mate. Bij veel voedingsmiddelen staat op het etiket
aangegeven hoeveel transvetzuren het product bevat. Deze bevindingen
zijn het resultaat van onderzoek onder ruim 900 mannen in Zutphen die
64-84 jaar waren bij aanvang van het onderzoek in 1985. In de
opeenvolgende tien jaar ondergingen de deelnemers drie maal een
lichamelijk onderzoek. Tevens werden zij uitgebreid ondervraagd over
hun voedingsgewoonten. Daarnaast stelden de onderzoekers vast of zij
tussen 1985 en 1995 ziek werden of overleden. In die periode kregen 98
mannen een hartinfarct. De resultaten van het onderzoek worden
gepubliceerd in het internationale wetenschappelijke tijdschrift The
Lancet.