Ministerie van Financien

Titel: Kamervragen De Vries over bestelauto's



De Voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA Den Haag

Datum

Uw brief (Kenmerk)

Ons kenmerk

9 maart 2001

31 januari 2001 / 2000105560

RTB 2001-00492

Onderwerp

kamervragen De Vries over bestelauto's

Geachte mevrouw Van Nieuwenhoven,

Hierbij ontvangt u een nota ter beantwoording van de door het lid De Vries gestelde vragen over bestelautos.

W. Bos

Staatssecretaris van Financiën

Nota ter beantwoording van de vragen van het lid De Vries over bestelautos.

(nr 2000105560, ingezonden 30 januari 2001).


1)


Ik weet dat veel belastingplichtigen vooraf afspraken willen maken met de belastingdienst over toepassing van het autokostenforfait op bestelautos. Ook is mij bekend dat daarbij niet altijd volledige overeenstemming wordt bereikt.

Enerzijds komt dit voort uit het karakter van onze belastingheffing, die aangrijpt bij de feiten die zich daadwerkelijk hebben voorgedaan en die alleen achteraf zijn te beoordelen.

Anderzijds hangt dit samen met het feit dat belastingplichtigen en inspecteurs feiten en omstandigheden anders kunnen interpreteren.

Juist met het oog op dit spanningsveld heb ik getracht zoveel mogelijk duidelijkheid vooraf te geven door een zogenaamd vraag en antwoord besluit te publiceren. Over dit besluit is overleg geweest met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven. Ik zal dit besluit binnenkort aanvullen. Ook daarbij worden suggesties uit het bedrijfsleven gebruikt.


2 t/m 5)


De forfaitaire bijtelling bij de werknemer komt tot uitdrukking in zijn aanslag inkomstenbelasting. Het kan zijn dat de inspecteur die hiervoor bevoegd is niet dezelfde is als de inspecteur die bevoegd is voor de werkgever. In die situaties neemt de voor de werkgever bevoegde inspecteur terecht het standpunt in dat hij niet bevoegd is afspraken te maken over de bijtelling bij de werknemers. Voor de praktijk is dit echter niet handig.

In het bovengenoemde vraag en antwoord besluit zal ik daarom aangegeven onder welke omstandigheden met de inspecteur van de werkgever afspraken gemaakt kunnen worden waaraan de inspecteur van de werknemer zich conformeert.

Vooruitlopend hierop heb ik de belastingdienst op de hoogte gebracht van de wijze waarop deze afspraken desgevraagd nu al kunnen worden gemaakt.

6 en 7)

Ik ben niet bekend met een onderzoek waaruit reeds zo snel na invoering van de nieuwe regelgeving het genoemde effect is gebleken en waarin op verantwoorde wijze het verband met die regelgeving is gelegd.
Wel zal ik zelf de ontwikkelingen op dit terrein nauwlettend volgen.

8 en 9)

Het bevorderen van de uitvoerbaarheid van de wet en het voorkomen van neveneffecten heeft voortdurend mijn aandacht. Bij het bevorderen van de uitvoerbaarheid ben ik echter wel gebonden aan de grenzen die de wetgever stelt.

Door middel van meer genoemd vraag en antwoord besluit probeer ik zoveel mogelijk knelpunten op te lossen en ongewenste neveneffecten te voorkomen.

Zoals gezegd wordt hierover met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven overleg gevoerd.