Ministerie van Justitie
http://www.justitie.nl
MIN JUST: Antwoorden kamervragen inbelspelletjes
Antwoord op de vragen van het lid De Wit (SP) aan de staatssecretaris
van Justitie over inbelspelletjes op tv. (Ingezonden 13 februari 2001,
nr. 2000106350).
1.
Vraag:
Herinnert u zich uw antwoorden inzake inbelspelletjes op tv ?
Antwoord:
Ja.
2.
Vraag:
Bent u van mening dat er thans sprake is van gedogen omdat er verwezen
wordt naar zaken (de gratis kansspelen)die thans niet geregeld zijn ?
Zo neen, waarom niet ?
Antwoord:
Op dit moment wordt door mijn departement met omroepen en
tv-producenten overlegd over de totstandkoming van zelfregulering.
Hangende dit overleg is, mede naar het oordeel van het
OM, strafrechtelijk optreden niet opportuun.
3 en 4.
Vragen:
Deelt u de opvatting dat in genoemd programma de huidige Wet op de
kansspelen is overtreden ? Bent u van mening dat hiernaar een
strafrechtelijk onderzoek moet worden ingesteld ? Zo neen, waarom niet
?
Indien het College van toezicht op de kansspelen de introductie van de
inbelmogelijkheid met een kansspelelement als een tweede toegevoegd
spel zou zien, wat zijn dan uw stappen tegen de Postcodeloterij ?
Antwoord:
Mede naar aanleiding van het advies van het College van toezicht op de
kansspelen ben ik van mening dat het inbelspel tijdens de uitzending
van Miljoenenjacht door de Nationale Postcodeloterij een toevoeging
van een tweede extra spel is, waarvoor geen vergunning is verleend. In
verband hiermee heb ik de vergunninghouder verzocht de opzet van het
programma Miljoenenjacht aan te passen aan dit standpunt. Ook de
vergunninghouders van andere landelijke kansspelen heb ik van dit
standpunt op de hoogte gesteld en verzocht hiermee bij de opzet van
hun programmas rekening te houden.
5.
Vraag:
Wie hebben hun mening over de zelfregulering gegeven en wat houden
deze voorstellen in ? Hoe is de stand van zaken hierin en wordt
daarbij ook ingegaan op de verhouding tussen inkomsten en prijzengeld,
beltarief, wijze van deelname, limitering in het aantal deelnemingen,
leeftijdsbegrenzing, gelijke kans op deelname en aantallen spelletjes
?
Antwoord:
Voor de totstandkoming van zelfregulering is een werkgroep gevormd
bestaande uit vertegenwoordigers van de publieke omroep, de Vereniging
Onafhankelijke Televisie Producenten, de Vereniging van Commerciële
Radiozenders, de Holland Media Groep, SBS6/NET5 en het ministerie van
Justitie.
Op dit moment worden de voorstellen voor zelfregulering nader in
detail uitgewerkt. De regeling zal in ieder geval de volgende
elementen omvatten: het aanbod van telefoonspelletjes; de wijze van
prijsbepaling, de maximumprijs en het prijzenschema; een maximaal
telefoontarief; de deelnamevoorwaarden, waaronder minimumleeftijd;
preventie van gokverslaving; voorlichting over spelregels en kosten;
de gebruikte systematiek bij deelneming, prijsbepaling en vaststelling
van winnaars; jaarlijkse rapportage door betrokken partijen; en een
klachtenregeling.
6.
Vraag:
Is bij de huidige tv-spelletjes met bedragen van f 1,25 tot f 1,99 dan
nog wel sprake van een gratis kansspel ? Hoe ziet u deze bedragen ?
Antwoord:
Hiervoor verwijs ik naar mijn door u aangehaalde antwoord op uw vraag
van 18 oktober 2000, luidend: Zoals uit het antwoord op vraag 3
blijkt, zullen dergelijke spelletjes, voorzover zij een
kansspelelement bevatten, in de voorstellen van het kabinet onder de
gratis kansspelen gaan vallen. Een van de voorwaarden daarbij is dat
de telefoonkosten gelimiteerd zijn. Daarbij denk ik aan een maximum
van ongeveer f 1,-- per gesprek.
7.
Vraag:
Kunt u in termen van rechtsgelijkheid aangeven waarom wel invallen
worden gedaan in illegale gokhuizen, waarin vaak minder geld omgaat
dan bij vele van de omstreden belspelletjes en waarom de vervolging
van zendgemachtigden,
die zich mogelijk op veel grotere schaal schuldig maken aan
overtreding van de Wet op de kansspelen kennelijk een lagere
prioriteit heeft ?
Antwoord:
Het zonder vergunning exploiteren van gokhuizen is verboden op grond
van de Wet op de kansspelen. In de voorstellen van het kabinet rond
het nieuwe kansspelbeleid, als verwoord in het kabinetsstandpunt dat
op 20 november 2000 aan uw Kamer gezonden is (Tweede Kamer,
vergaderjaar 2000-2001, 25 036, nr. 180) wordt dit onderdeel van het
beleid gehandhaafd. Daarentegen bevat het kabinetsstandpunt het
voorstel gratis kansspelen, waaronder inbelspelletjes kunnen vallen,
mits zij aan bepaalde voorwaarden voldoen, toe te staan. Om deze reden
is, zolang met de omroepen en tv-producenten overlegd wordt over
zelfregulering, strafrechtelijk optreden tegen aanbieders van dit
soort spelen niet opportuun.
8.
Vraag:
Vindt u dat tv-kijkers expliciet en zeer duidelijk moeten worden
gewaarschuwd tijdens programmas met belspelletjes voor de kosten die
daarmee samenhangen ? Zo neen, waarom niet ?
Antwoord:
Ja, dit is een van de onderdelen van de zelfregulering, waar overigens
in een deel van de programmas al aan voldaan wordt.
9.
Vraag:
Bent u bereid een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheid van
gokverslaving aan dergelijke spelletjes, waar u destijds een
soortgelijk onderzoek in liet stellen naar de mogelijkheid van
verslaving bij krasloterijen waarin soortgelijke mogelijkheden en
deelnamebedragen omgaan ? Zo neen, waarom niet ?
Antwoord:
Zoals al aangekondigd in mijn brief van 26 januari 2000 (Tweede Kamer,
vergaderjaar 1999-2000, 24 557, nr. 31) is door het Amsterdam
Institute for Addiction Research medio 2000 onderzocht of er
mogelijkheden zijn om onderzoek te doen naar de verslavende aspecten
van deze spelletjes. Hieruit is gebleken dat een empirisch onderzoek
niet haalbaar is. Om toch een inschatting te kunnen maken van het
gokverslavende karakter van de inbellspelletjes is een onderzoek bij
diverse instellingen voor verslavingszorg verricht. Hieruit is
gebleken dat er geen inbelspelletjesverslaafden bekend zijn.
Slotconclusie van de onderzoeker was dat verslavingsrisico bij
inbelspelletjes in de praktijk niet is gebleken.
13 mrt 01 17:24