Particulier tarief praktijkondersteuning

16 maart 2001 , verzorgd door J.J.M. Becker Hoff hoofd afdeling Sociaal en Economisch Beleid

In vervolg op de besluitvorming in het CTG omtrent de bekostiging van de kosten van praktijk-ondersteuning in de ziekenfondssfeer, verzoek ik u mede namens Zorgverzekeraars Nederland, ook de desbetreffende beleidsregels voor de particuliere sfeer aan te passen. Dit met het oog op een tariefaanpassing, net als voor de ziekenfondssfeer, voor de praktijkondersteuning per 1 juli 1999 en voor de faciliteiten infrastructuur en regioversterking per 1 januari 2000.

De praktijkondersteuning vloeit voort uit het convenant dat VWS, ZN en de LHV in juni 1999 zijn overeengekomen. In uw vergadering van 18 september 2000 heeft het CTG de beleidsregels voor de ziekenfondssector vastgesteld op basis waarvan inmiddels ook de tarieven zijn vastgesteld. Het voorstel van ZN en LHV toentertijd was beperkt tot de ziekenfondssector omdat voor de particuliere sector nog een aantal knelpunten bestond. Hierover heeft enkele keren technisch overleg plaatsgevonden tussen ZN, LHV, VWS en het CTG. Het knelpunt betrof met name het ontbreken van een systematiek die er voor zorgt, ook in de particuliere omgeving, dat alleen die huisartsen die met praktijkondersteuning beginnen daarvoor ook de middelen ontvangen.

ZN en LHV zijn het er over eens dat de clearing van het particuliere declaratieverkeer als instrument opgenomen in het convenant voor de juiste toedeling van middelen, niet, althans niet op korte termijn, voldoende operationeel is. Tegelijkertijd hebben ZN en LHV vastgesteld dat de implementatie van de praktijkondersteuning wordt gefrustreerd door het ontbreken van de particuliere gelden, dit terwijl is gebleken dat de animo onder huisartsen om met de praktijkondersteuning te starten beduidend is toegenomen. Gezien het belang van een voortvarende implementatie van de praktijkondersteuning komen ZN en LHV gebaseerd op het hoofdlijnenakkoord d.d. 13 februari 2001, tot het volgende voorstel voor de particuliere tarieven.

Voor de kosten van de praktijkondersteuning op niveau van het samenwerkingsverband van huisartsen als bedoeld in het convenant wordt een apart tarief (opslag) voorgesteld. Dit tarief (opslag) geldt alleen voor die huisartsen die volgens de bepalingen van het convenant een praktijkondersteuner in dienst nemen. De toepassing van het verhoogde tarief voor de kosten van de praktijkondersteuning gaat in op het moment dat de huisartsen van het samenwerkingsverband een overeenkomst voor praktijkondersteuning hebben met de marktleider/regionaal ziekenfonds.

Voor de bekostiging van de infrastructuur voor de implementatie van de praktijkondersteuning in de particuliere sector wordt voorgesteld ten algemene het particuliere tarief te verhogen op basis van de jaarlijks tussen ZN en de LHV over een te komen begroting. De LHV draagt er zorg voor via de contributie aan haar leden dat deze middelen ook daadwerkelijk voor het bestemde doel, te weten de Stichting Praktijkondersteuning, beschikbaar komen.

De onderbouwing van het voorstel alsmede de mutatie van een en ander, is identiek aan het oorspronkelijke voorstel dat ZN en LHV bij brief d.d. 12 juli 2000 aan het CTG voor de ziekenfondssfeer hebben gedaan (zie bijlage 2). Met enige nadruk dringen partijen er dan ook bij het CTG op aan om van de oorspronkelijk voorgestelde bedragen voor de verschillende onderscheiden kostenposten voor de praktijkondersteuning uit te gaan. Dit betekent dat de loonkostenfactor voor de praktijkondersteuner op HBO-niveau alsnog door het CTG wordt geaccepteerd. Partijen hebben geconcludeerd dat dit absoluut noodzakelijk is vanwege de marktconformiteit.

Ga naar : Nieuwspagina van de LHV
Volgend artikel : Besloten gedeelte voor LHV-leden op Artsennet

© copyright LHV 2001 home . index . email/adres . Artsennet