Ministerie van Buitenlandse Zaken

http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=411595



Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Directie Personenverkeer, Migratie en Consulaire Zaken (DPC) Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag

Datum 16 maart 2001 Auteur Mr Th.J. van Leeuwen

Kenmerk DPC-DS/01-28 Telefoon 070 348 5994

Blad /1 Fax 070 348 4006

Bijlage(n) 1 E-mail tj-van.leeuwen@minbuza.nl

Betreft Jaarverslag DPC

Zeer geachte Voorzitter,

Hierbij heb ik de eer U als bijlage deze het jaarverslag van de Directie Personenverkeer, Migratie en Consulaire Zaken (DPC) over het jaar 200 te doen toekomen.

De Minister van Buitenlandse Zaken

JAARVERSLAG 2000

DIRECTIE PERSONENVERKEER, MIGRATIE EN

CONSULAIRE ZAKEN (DPC)

Inhoudsopgave

Inleiding 3

Afdelingen:

Asiel- en Migratiezaken (AM) 5

Bezwaar en Beroep Consulaire Zaken (BC) 17

Consulair - Juridische Zaken (CJ) 21

Consulair - Maatschappelijke Zaken (CM) 27

Beleidscoördinatie Personenverkeer, Justitiële en

Politiële Samenwerking (JP) 35

Vreemdelingen en Visumzaken (VV) 43

Units:

Applicatie Beheer (AB) 55

Controlling Unit (CU) 57

Kwaliteitsbeheer (KB) 59

Opleidingen (OL) 61

Colofon
63

Inleiding

De presentatie van het rapport 'Het Functioneren van de Consulaire Keten' door KPMG Consulting vond op 31 maart 2000 plaats. KPMG voldeed hiermee aan de opdracht om een onderzoek uit te voeren naar mogelijke oplossingen voor de ervaren
knelpunten in het consulaire proces en voorstellen te doen voor verbetering van de efficiency en klantgerichtheid van de consulaire keten. Vragen die hierbij onder andere een rol spelen zijn de omvang van de zorg van de overheid voor Nederlanders in het buitenland (afgezet tegen de eigen verantwoordelijkheid van de burger), het handhaven van bepaalde kwaliteitseisen ten opzichte van een te hoge werkdruk en de financiële en maatschappelijke kosten van het
verliezen van beroepsprocedures. Na een inspraakronde, waarbij alle DPC medewerkers betrokken waren, werden de conclusies en aanbevelingen met het commentaar voorgelegd aan de leiding van het departement. Vervolgens is het rapport, vergezeld van een managementreactie, op 13 november door de Minister aangeboden aan de Tweede kamer. De Kamer stelde daarop een 25-tal vragen die nog voor de jaarwisseling werden beantwoord.

De besteding van de bij de Voorjaarsnota 1999 toegekende doelbijdrage ter versterking van instroombeperkende maatregelen werd in 2000 voortgezet. Hierdoor kon het aantal formatieplaatsen zowel op het departement als op de posten beduidend worden uitgebreid. Dientengevolge heeft het aantal formatieplaatsen bij DPC inmiddels de 200 ruim overschreden. Tevens kon een aantal projecten ter verbetering van de kwaliteit van het brede consulaire proces worden gestart.

De voorbereidingen voor de invoering van de Nieuwe Generatie Reisdocumenten vorderden gestaag. In een Europese aanbestedingsprocedure is het project

Parlement
aangenomen. Om technische redenen treedt de nieuwe wet gefaseerd in werking. De wet voorziet in het automatisch herkrijgen van het Nederlanderschap door een groot aantal in het buitenland woonachtige oud-Nederlanders. Een andere groep oud-Nederlanders zal vanaf een nader te bepalen datum in 2002 gedurende twee jaar de mogelijkheid worden geboden het Nederlanderschap te herkrijgen door middel van een optieverklaring. Om hen op deze mogelijkheid te wijzen is inmiddels een intensieve voorlichtingscampagne gestart.

Per 1 september werd binnen DPC een nieuwe afdeling, genaamd Bezwaar en Beroep Consulaire Zaken (DPC/BC), in het leven geroepen die zich bezig gaat houden met door burgers aangespannen beroepen en bezwaren tegen consulaire beslissingen. Tegelijkertijd werd de oprichting geformaliseerd van de 'Adviescommissie Bezwaarschriften Consulaire Zaken' (ABCZ), bestaande uit van buiten het Ministerie afkomstige personen. Deze commissie adviseert de Minister over te nemen beslissingen op het gebied van bezwaarschriften. De afdeling DPC/BC fungeert tevens als ambtelijk secretariaat van de ABCZ.

Teneinde de kwaliteit van het visumverleningsproces te vergroten en te handhaven is begonnen aan de opstelling van een handleiding Visumverlening. Voorts is op een groot aantal risicoposten bijzondere aandacht besteed aan de opleiding van het lokale personeel.

Gedurende het afgelopen jaar is systematisch gewerkt aan het uitvoeren van de aanbevelingen ter verbetering van de ambtsberichten zoals gedaan door de Commissie Wijnholt. Dientengevolge zijn de ambtsberichten nu uitgebreider, vollediger, inzichtelijker en beter verifieerbaar dan voorheen. Bovendien is de doorlooptijd aanmerkelijk teruggebracht.

Ter versteviging van de werkverbanden tussen DPC en de posten werd in juni begonnen met de uitgave van een driemaandelijkse DPC-Nieuwsbrief die via het BZ-intranet niet alleen voor alle DPC-medewerkers maar ook voor alle BZ medewerkers op het departement en de posten toegankelijk is.

De Algemene Rekenkamer bracht een rapport uit over gedetineerdenzorg in het buitenland. In zijn reactie op het rapport stelde de Minister dat in het in 1998 gepresenteerde Plan van Aanpak Gedetineerdenzorg reeds aanzetten tot verbetering waren gemaakt. Tevens werd aangekondigd dat in 2001 een Seminar of Ronde Tafel Conferentie Gedetineerdenbegeleiding georganiseerd zal worden, waaraan ministeriemedewerkers, deskundigen en betrokkenen zullen deelnemen.

In het najaar is een zevental gedetineerden uit Marokko op grond van het in 1999 met Marokko gesloten WOTS verdrag (Wet Overdracht Tenuitvoerlegging Strafvonnissen) naar Nederland teruggekeerd. Niet onvermeld mag blijven de intensieve aandacht die is besteed aan de vier Nederlandse gedetineerden in Belgrado.

Vooruitblik 2001

Ook in het komende jaar zal met onverminderde inzet gewerkt worden aan kwaliteitsverbetering. Teneinde gestructureerd uitvoering te kunnen geven aan de aanbevelingen van het KPMG rapport zal tijdelijk een coördinator aan DPC worden toegevoegd. Voorts zijn twee formatieadviseurs aangetrokken om de leiding van DPC te ondersteunen bij diverse
organisatie- en formatie vraagstukken (zowel bij DPC als op de posten) die in het kielzog van de recente formatieve uitbreidingen zijn blijven liggen.

Tevens zal dit jaar bijzondere aandacht gegeven worden aan de positionering van DPC c.q. de door DPC bestreken werkterreinen binnen het Ministerie.

Asiel en Migratiezaken - DPC/AM 2000

Inhoudsopgave

Inleiding

De afdeling DPC/AM

Vragen van Leden van de Tweede Kamer en rapportage aan de Kamer

Internationale samenwerking

EU - High Level Working Group

CIREA

UNHCR

Internationale Organisatie voor Migratie (IOM)

Intergovernmental Consultations (IGC)

Asielinformatievoorziening

Landeninformatie


- Algemene Ambtsberichten


- Project Ambtsberichten Informatiesysteem


- Voorlichting en presentaties

Onderzoek in individuele zaken


- Individuele Ambtsberichten


- Inzageverzoeken


- REK-check


- Project Ambtsberichten Managementinformatiesysteem
Terugkeerbeleid

Algemeen

Gefaciliteerde terugkeer

Terug & Overname

Quotumbeleid

Illegale Migratie en Mensensmokkel

Vooruitblik 2001

Asielinformatievoorziening

Terugkeerbeleid

Internationaal

Inleiding

DPC/AM coördineert het Nederlands buitenlands beleid op het terrein asiel en migratie; het EU-deel in nauwe samenwerking met DPC/JP. AM is voorts verantwoordelijk voor de BZ-bijdrage aan de gehele keten van activiteiten binnen de nationale asielprocedure. Hoofdtaak is het aanleveren van informatie aan met name de staatssecretaris van Justitie teneinde een goede en zorgvuldige beoordeling van asielverzoeken te bewerkstelligen en de vaststelling van landgebonden asielbeleid mogelijk te maken. Deze informatie wordt voornamelijk aangedragen via algemene ambtsberichten (over de belangrijkste landen van herkomst) en individuele ambtsberichten (bij individuele asielverzoeken). Ook draagt AM bij aan de formulering en uitvoering van het terugkeerbeleid en de daaruit voortvloeiende (gefaciliteerde) terugkeerregelingen. Tenslotte behoort, in samenspraak met het ministerie van Justitie, de vormgeving en uitvoering van het beleid inzake uitgenodigde vluchtelingen (het 'Quotumbeleid') eveneens tot het takenpakket.

De afdeling DPC/AM

De afdeling telde per eind 2000 47 formatieplaatsen, dat is 6 meer dan aan het begin van het verslagjaar. Alle nieuwe formatieplaatsen werden toegevoegd ten behoeve van de opstelling van algemene en individuele ambtsberichten. Hiervoor zijn thans 35 van de in totaal 47 medewerkers primair werkzaam, onderverdeeld in vijf regio's te weten Afrika, Azië, Europa, Midden-Oosten I en Midden-Oosten II. Daarnaast bestaat de afdeling, naast hoofd en plv. hoofd, uit het in 1999 opgerichte kwaliteits- en juridisch kabinet van drie medewerkers, een thema-eenheid -internationale samenwerking, terugkeer en hervestiging - van drie personen en een secretariaat met vier medewerkers. Per eind 2000 waren nog vier functies onvervuld. AM wordt ondersteund door 4 documentalisten en 2 archivarissen.

Vragen van Leden van de Tweede Kamer en rapportage aan de Kamer

Voor de beantwoording van vragen van Kamerleden aan de Minister werden, doorgaans in nauw overleg met het ministerie van Justitie, een twintigtal antwoorden voorbereid. De vragen betroffen vooral toelating en terugkeer.

Voorts werd een bijdrage geleverd aan de 'Asielketenrapportages' en de 'Vluchtelingenrapportage', die elke vier maanden respectievelijk jaarlijks aan de Kamer worden aangeboden. Tevens werd ambtelijke ondersteuning verleend aan het optreden van de staatssecretaris van Justitie in de Kamer.

Internationale samenwerking

EU - High Level Working Group

In nauwe samenwerking met DPC/JP en het ministerie van Justitie werd de Nederlandse bijdrage vormgegeven aan de EU- High Level Working Group inzake asiel en migratie. In 1998 was deze op Nederlands initiatief de totstandgekomen en formuleerde zij voor een zestal landen van herkomst en doorreis van asielzoekers en migranten een gemeenschappelijke, pijleroverstijgende strategie en een algemene aanpak van het asiel- en migratiebeleid.

In het bijzonder nam AM deel aan de onderscheiden Raadswerk-subgroepen in Brussel waarin werd gewerkt aan een actualisering en uitwerking van de eerder opgestelde HLWG-actieplannen, te weten voor Sri Lanka, Albanië en omliggende regio, Irak, Afghanistan, Marokko en Somalië. Desalniettemin liet de concrete voortgang inzake deze actieplannen duidelijk te wensen over, zowel onder het Portugese als onder het Franse voorzitterschap. Nederlandse initiatieven om de uitvoering van de grond te krijgen leidden vooralsnog dan ook (nog) niet tot concrete resultaten. Als enige Lidstaat identificeerde Nederland een aantal projecten ter uitvoering van een aantal acties opgenomen in een HLWG-actieplan (Afghanistan). Over de HLWG-werkzaamheden werd, zoals in het vooruitzicht gesteld in de Conclusies van de Europese Raad van Tampere, gerapporteerd aan de Europese Raad van Nice, eind december 2000.

CIREA

DPC/AM nam deel aan de vele bijeenkomsten van CIREA (Franse afkorting die staat voor 'Centrum voor Informatie, Beraad en Gegevensuitwisseling inzake Asiel').

Dit gremium houdt zich bezig met uitwisseling van informatie over asielbeleid en asielwetgeving in het algemeen alsmede met uitwisseling van informatie over de belangrijkste landen van herkomst, zoals in 2000 onder meer Angola, Pakistan, Democratische Republiek Kongo, Irak, Rusland en Sudan. Voorts werd deelgenomen aan een bijeenkomst gehouden met de landen van Midden- en Oost Europa.

UNHCR

AM was wederom nauw betrokken bij de werkzaamheden van UNHCR op het terrein van vluchtelingen, asiel en migratie. Zo werd deelgenomen aan het Standing Committee en aan de eenenvijftigste Beheersraad (EXCOM), die najaar 2000 werd gehouden. Van groot belang was de goedkeuring door deze EXCOM van het door UNHCR geïnitieerde voorstel tot het organiseren van een proces van Global Consultations over het asiel- en vluchtelingenvraagstuk. Geplaatst binnen het kader van het 50-jarig bestaan van het Vluchtelingenverdrag in 2001 is het doel van dit proces om het protectieregime op basis van het Vluchtelingenverdrag te versterken. Hierbij zal ook aandacht worden besteed aan interpretatiekwesties met betrekking tot het vluchtelingenrecht en
-beleid. Verder zal aandacht worden besteed aan onderwerpen die niet in het Verdrag worden geregeld maar wel verband houden met het asiel- en vluchtelingenbeleid en daaraan gerelateerde migratiestromen in brede zin. UNHCR heeft op basis van consultaties een inventarisatie gemaakt van de belangrijkste onderwerpen. Ten behoeve van de discussie heeft Nederland een aantal onderwerpen aangedragen, waaronder het vraagstuk van opvang in de regio en de met het asielbeleid verweven problematiek zoals mensensmokkel, mensenhandel en het oneigenlijk gebruik van de asielprocedure. Deze consultatieronde zal naar verwachting bijna twee jaar in beslag gaan nemen; DPC/AM verzorgt in nauwe samenwerking met Justitie de inhoudelijke inbreng van Nederland.

Daarnaast stond de afdeling in voortdurende en nauw contact met UNHCR over de tenuitvoerlegging van het Nederlandse aandeel in het hervestigingbeleid (zogeheten quotumbeleid). In totaal werden gedurende het verslagjaar 189 personen gehervestigd.

Nederland bleef ook in 2000 een van de grootste UNHCR-donoren: in totaal werd een bedrag van 113 miljoen gulden aan de vluchtelingenorganisatie ter beschikking gesteld.

Internationale Organisatie voor Migratie (IOM)

De Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) speelt een steeds belangrijkere rol op het terrein van migratie. Dat geldt in het bijzonder voor Nederland. De aanscherping per begin 2000 van het terugkeerbeleid heeft geleid tot een belangrijker rol voor IOM bij het faciliteren van de terugkeer van personen naar het land van herkomst, dan wel bij hun doormigratie naar een land dat hen wil opnemen. Contacten met IOM werden aangehaald. AM was betrokken bij een aantal door IOM uitgevoerde terugkeerprojecten (zie hieronder bij 'Terugkeer').

AM nam deel aan de 80
IOM-Raad die eind november werd gehouden. Daarin werden de eerder in 1998 omschreven kerntaken ('main service areas') van IOM - 'movement, migration and health, technical co-operation in migration, assisted returns, mass information and counter-trafficking' - bevestigd. Daarnaast werd besloten, mede om de uitbreiding van het aantal regionale kantoren van IOM te financieren, de begroting van IOM structureel met 5% te verhogen tot Zwitserse Francs 35.763.000.

Tenslotte identificeerde AM een aantal projecten voor uitvoering door IOM - in Marokko, Georgië en Azerbeidjan- en stelde daarvoor aan de organisatie bijna een miljoen gulden beschikbaar, naast de jaarlijkse algemene bijdrage ad NLG 1,2 miljoen.

Intergovernmental Consultations (IGC)

De 'Intergovernmental Consultations on Refugee, Asylum and Migration Policies in Europe, Northern America en Australia' (IGC) is een belangrijk informeel forum voor informatie-uitwisseling. Uitwisseling vindt plaats over tal van onderwerpen, zoals instroomcijfers en instroomtendensen, asielbeleid in het algemeen, terugkeerbeleid, mensensmokkel en informatievoorziening over de belangrijkste landen van herkomst. AM is dan ook - met het ministerie van Justitie - nauw bij de werkzaamheden van de IGC betrokken en neemt deel aan een aantal IGC-werkgroepen.

De beraadslagingen in IGC-verband kenden als bijzondere aandachtspunten de relatie tussen asielzoekersstromen en migratiestromen in het algemeen en de voorbereiding van de door UNHCR geïnitieerde Global Consultations ter versterking van het protectieregime. AM nam, behalve aan de IGC-beheersraden (de zogeheten Full Round en de Mini Full Round) ook deel aan de werkgroepen inzake terugkeer en landeninformatie.

Asielinformatievoorziening

Landeninformatie

Algemene Ambtsberichten

Een van de kerntaken van AM is de vervaardiging van algemene ambtsberichten. Deze hebben twee functies. Allereerst wordt een algemeen beeld geboden van de veiligheids- en mensenrechtensituatie in een bepaald land. Daarbij wordt ingegaan op het desbetreffende asielbeleid in de ons omringende landen en het standpunt van UNHCR opdat de staatssecretaris van Justitie op basis daarvan zijn beleid kan ontwikkelen, id est conclusies over vervolging en terugkeermogelijkheden kan trekken. Ten tweede fungeren algemene ambtsberichten als bron van landeninformatie die het ministerie van Justitie kan gebruiken bij de beantwoording van de vraag of er in het individuele geval sprake is van reden voor toelating.

Eerst de kwantiteit. De vervaardiging van algemene ambtsberichten nam in 2000 een hoge vlucht Er werden er 58 uitgebracht, bijna een verdubbeling ten opzichte van 1999 toen het aantal 32 bedroeg. Duidelijk werd dat de afgelopen periode gerealiseerde personele versterking zijn vruchten heeft afgeworpen. De kwantitatieve toename kende ook andere dimensies. Zo nam ook de hoeveelheid verstrekte informatie toe - bijvoorbeeld over specifieke groepen en thema's, conform de steeds uitgebreidere Terms of Reference (ToR) opgesteld door de Immigratie- en Naturalisatie Dienst (IND). Ook was sprake van een grotere geografische spreiding van de landen van herkomst. Tenslotte steeg ook het aantal thema-ambtsberichten, vooral inzake Afghanistan waarover er vier werden uitgebracht.

Dan de kwaliteit. Gedurende het jaar werd gewerkt op basis van de eerder opgestelde en aan de Kamer toegezonden richtlijnen voor de selectie en vermelding van bronnen zodat de verifieerbaarheid van de gegeven informatie toenam. De uniformiteit van de ambtsberichten (eenvormige presentatie van informatie), de eenduidige hantering van de terminologie en het taalgebruik zijn in het algemeen verbeterd. De productietijd daalde waardoor ambtsberichten sneller konden worden uitgebracht. Over deze ontwikkelingen deed de Minister in een brief van 21 december verslag aan de Kamer. Daarin zette hij onder meer uiteen hoe de aanbevelingen die in het Eindadvies van de Commissie Wijnholt van eind 1998 waren gedaan, in de afgelopen periode zijn uitgevoerd. Kwaliteitsverbetering is daar het sleutelwoord: verifieerbaarheid, waaronder bronnenselectie en bronvermelding, de tekstkwaliteit, waaronder inzichtelijkheid en leesbaarheid, en verdere ontwikkeling van deskundigheid bij redacteuren zijn kernthema's waarop in de brief verder wordt ingegaan. Ook worden de planningsafspraken met het ministerie van Justitie voor het voetlicht gehaald: halfjaarlijkse actualisering voor de belangrijkste landen van herkomst en in beginsel een jaarlijkse actualisering voor de andere. Tenslotte geeft de Minister ook aan hoe naar zijn opvatting de taak van het ministerie van Buitenlandse Zaken op het gebied van de asielinformatievoorziening zich verhoudt tot de werkzaamheden van IND zelf op dat terrein. Voor openbaarmaking goedgekeurde ambtsberichten worden op het BZ-intranet en BZ-internet gepubliceerd (Zie: BZ-actueel > Ambtsberichten).

Project Ambtsberichten Informatiesysteem

Met het Project Ambtsberichten Informatiesysteem (PAIS), gestart in 1997 en af te ronden in 2001, werd meer dan in voorgaande jaren vooruitgang geboekt. Doel van het project is de informatievoorziening ten behoeve van algemene ambtsberichten te automatiseren. Redacteuren kunnen hierdoor zelf uit een vooraf aantal geselecteerde bronnen hun informatie halen. In 2000 werd een extra documentalist aangetrokken die zich uitsluitend bezig kon gaan houden met PAIS. De ontwikkeling van een uitgebreide bronnenlijst kon worden afgerond, met een geavanceerd zoekprogramma werden uitgebreid testen gedaan en tenslotte werden de structuur en begeleiding van het project opnieuw opgezet.

Voorlichting en presentaties

Naast het verstrekken informatie over landen van herkomst in schriftelijke vorm, doet de afdeling dit ook op andere manieren. Zo geeft AM veelvuldig presentaties ten behoeve van de districtskantoren van IND, de rechterlijke macht en andere in het vreemdelingenrecht werkzame beroepsgroepen. Daarbij wordt ook de rol van het ministerie van Buitenlandse Zaken op het terrein van asiel en migratie in het algemeen uiteengezet. Daarnaast verzorgt en draagt de afdeling ook bij aan tal van interne opleidingen die op het terrein van het personenverkeer door DPC worden georganiseerd. Tevens worden regionale conferenties georganiseerd voor medewerkers van de posten die belast zijn met asiel- en migratiewerkzaamheden. Ook wordt bijgedragen aan de jaarlijkse Ambassadeursconferentie in Den Haag en aan regionale Ambassadeursconferenties. Een aan asiel en migratie gewijde regionale conferentie werd begin 2000 in Beiroet gehouden.

Onderzoek in individuele zaken

Individuele ambtsberichten

De afdeling brengt sinds jaar en dag, als onderdeel van de asielinformatievoorzieningstaak, een groot aantal individuele ambtsberichten uit. Deze ambtsberichten verstrekken aan de staatssecretaris van Justitie - op zijn verzoek - informatie over individuele asielverzoeken. In 2000 werden er 1133 uitgebracht, een daling ten opzichte van 1999 van ruim 10%. Door IND werden minder onderzoeksverzoeken gedaan; mede daardoor konden achterstanden uit het verleden voor het grootste deel worden weggewerkt. De afname van het aantal onderzoeksverzoeken houdt mede verband met de sterke stijging van het aantal algemene (incl. thema-) ambtsberichten dat werd uitgebracht; vooral thema-ambtsberichten kunnen individuele ambtsberichten (deels) vervangen.

Kijkende naar de kwantiteit (gevraagde informatie) per ambtsbericht
kan overigens eerder een tegenovergestelde tendens waargenomen worden. Zo geldt voor veel ambtsberichten dat het aantal gestelde en beantwoorde vragen is toegenomen. Ook steeg ten aanzien van een aantal landen (vooral Afghanistan) de complexiteit omdat veel onderzoek werd gedaan in zogenoemde
1F-zaken (dat wil zeggen het mogelijk begaan hebben dan wel medeplichtig zijn aan oorlogsmisdaden of misdaden tegen de menselijkheid). Een aantal andere had betrekking op onderzoek gedaan naar teruggekeerde (onder andere Turkse) asielzoekers.

De
kwalitatieve
verbetering kreeg onder meer zijn beslag door grotere zorgvuldigheid bij de totstandkoming (verifieerbaarheid onderzoek en redactie). Eind 2000 werden extra vereisten in een nieuwe werkinstructie voor DPC/AM zelf alsook voor de posten vastgelegd, nadat de per eind 1998 naar aanleiding van het Rapport van de Ombudsman ingevoerde werkinstructies uitgebreid waren geëvalueerd.

De doorlooptijd nam gemiddeld iets af. Voor vele landen van herkomst van asielzoekers werd de streeftermijn van drie maanden nog niet gehaald; daar blijkt sprake te zijn van een gemiddelde doorlooptijd van vijf maanden. Voor een klein aantal landen is een langere termijn benodigd. Het vraagstuk van de te lange doorlooptijden hangt samen met de toenemende complexiteit van de gevraagde onderzoeken, de afwezigheid van een Nederlandse vertegenwoordiging in een aantal landen van herkomst alsook de ver verwijderde locaties waar soms onderzoek moet worden gedaan.

In de eerder aangehaalde brief van de minister van Buitenlandse Zaken over ambtsberichten doet deze ook uitgebreid verslag van de stand van zaken rond individuele ambtsberichten. Behalve op de hierboven genoemde onderwerpen gaat hij ook in op het spanningsveld tussen een zo maximaal mogelijke transparantie van het gehele totstandkomingsproces en de noodzakelijk bescherming van bronnen en onderzoeksmethoden, nodig om de veiligheid van bronnen, goede onderzoeksresultaten en meer in het algemeen het blijven kunnen doen van onderzoek, te waarborgen.

Inzageverzoeken

Individuele ambtsberichten mogen zich ook verheugen in de bijzondere aandacht van de rechterlijke macht. Zo vragen vreemdelingenrechters reeds verscheidene jaren veelvuldig vertrouwelijke inzage in de rapportages die ten grondslag liggen aan een individueel ambtsbericht, zulks op grond van de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB). Voorts doen asieladvocaten veelvuldig een beroep op de Wet Openbaar Bestuur (WOB) om eveneens inzage te krijgen in dergelijke achterliggende stukken. Bovendien kwam de Rechtseenheidkamer (REK) in februari 1999 tot de uitspraak dat, bij inzageverzoeken, het ministerie van Buitenlandse Zaken niet langer in zijn algemeenheid een beroep kan doen op vertrouwelijkheid. Per individueel ambtsbericht dient er uitvoerig te worden gemotiveerd waarom bepaalde passages in een achterliggend document vertrouwelijk moeten worden behandeld. Hiermee is openbaarheid regel en vertrouwelijkheid uitzondering. Dit maakte de werkprocessen bewerkelijker. Desondanks kon het aantal inzageverzoeken over 2000 - 117 op basis van de AWB en 64 op basis van de WOB - zorgvuldig en in het algemeen binnen de gestelde termijnen afgehandeld worden.

REK-check

Daarnaast is de staatssecretaris van Justitie, ingevolge een uitspraak van de Rechtseenheidskamer (REK) van 16 april 1998 verplicht, zich ervan te vergewissen dat individuele ambtsberichten gedragen worden door de achterliggende stukken. Deze vergewisplicht uit de AWB houdt ook een zorgvuldigheidstoets in. Alvorens een individueel ambtsbericht wordt gebruikt bij het opstellen van een individuele beschikking wordt het ambtsbericht door IND getoetst (de zogenoemde 'REK-check'). Deze praktijk werd ook in 2000 voortgezet.

Het algemene beeld, zoals dat naar voren komt aan de hand van de veelvuldige toetsing door zowel IND alsook vreemdelingenrechters, blijft dat de individuele ambtsberichten de toets der kritiek goed kunnen doorstaan.

Project Ambtsberichten Managementinformatiesysteem

Het voorziene Project Ambtsberichten Managementinformatiesysteem (PAM) kon nog niet worden ingevoerd. Doel van het systeem is om doelmatiger informatie te verkrijgen over de werkprocessen binnen de afdeling. Een belangrijke achterliggende doelstelling is de verkorting van de doorlooptijden van (individuele) ambtsberichten. Er is reeds begonnen met de opstelling van een plan van aanpak en een functioneel ontwerp. Invoering is voorzien voor eerste helft 2001.

Terugkeerbeleid

Algemeen

De betrokkenheid van AM bij het terugkeerbeleid kent een aantal dimensies. Allereerst betreft het de formulering als ook de uitvoering van het beleid inzake de terugkeer van asielzoekers, welke primair de verantwoordelijkheid is van de staatssecretaris van Justitie. Het gaat hierbij vooral om samenwerking bij het bevorderen van de vrijwillige (gefaciliteerde) terugkeer maar soms ook bij het effectueren van gedwongen terugkeer. Daarnaast is er de totstandkoming van Terug&Overname regelingen met landen van herkomst en doortocht, zij het in bilateraal dan wel in multilateraal verband.

Gefaciliteerde terugkeer

Medio 2000 liepen de overeenkomsten met Angola en Ethiopië af inzake de Gefaciliteerde Terugkeer Afgewezen Asielzoekers (GTAA). Mede als gevolg van de verslechterde situatie in Angola (sinds 1998) is er uiteindelijk geen enkele Angolees onder het GTAA-project naar Angola teruggekeerd. Naar Ethiopië keerden in totaal 14 personen terug. De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking had inmiddels al aangegeven niet op bilaterale wijze verder te willen gaan met het GTAA-project maar welwillend te staan tegenover een multilaterale opzet. Deze mogelijkheden werden onderzocht: ter plaatse in Addis Abeba, waarheen medio 2000 een gezamenlijke missie van de ministeries van Buitenlandse Zaken en van Justitie werd ondernomen maar ook door rechtstreeks een aantal Europese landen te benaderen. Uiteindelijk bleek echter de belangstelling te gering om een voortzetting in multilateraal kader mogelijk te maken. De uitvoering van het bilaterale project werd per eind 2000 beëindigd.

In 2000 keerden in totaal 3.223 mensen met hulp van IOM terug, waarvan 710 naar de Federale Republiek Joegoslavië (lees Kosovo). Zij maakten gebruik van de herintegratiebijdrage die vrijwillig terugkerenden uit OS-middelen ter beschikking wordt gesteld. Voorts werd verder gewerkt aan het opzetten van een via IOM te kanaliseren project ter facilitering van terugkeer naar Noord-Irak. De start hiervan is voor begin 2001 voorzien.

Via de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) werd voorjaar 2000 een andere poging ondernomen tot het opzetten van een multilateraal terugkeerprogramma: er werd een bijeenkomst georganiseerd waaraan vier andere bestemmingslanden deelnamen. Alhoewel er nog geen concrete resultaten konden worden geboekt, zal de bijeenkomst wel een follow-up krijgen en wel in de vorm van een bijeenkomst tussen een aantal herkomstlanden in de Kaukasus en de bestemmingslanden die bij de bijeenkomst in het voorjaar aanzaten. Dit zou een doorbraak kunnen betekenen inzake een gemeenschappelijke opstelling van bestemmingslanden richting herkomstlanden met als inzet een werkelijke dialoog betreffende het maken van concrete afspraken op migratiegebied.

Terug & Overname

Op het terrein van de Terug&Overname (T&O) werden tal van initiatieven ondernomen. Onderhandelingen werden gestart voor een Benelux-Terug&Overname-overeenkomst met Zwitserland en Algerije. Het afsluiten van T&O-overeenkomsten in Benelux-kader met een aantal andere landen vorderde: er werd onderhandeld met Albanië, Armenië, Hongarije, India, Kirgizië, Macedonië, Moldavië, Nigeria, Oekraïne, Slowakije en Tsjechië. De coördinatie met het ministerie van Justitie en Beneluxpartners verbeterde sterk. Tenslotte werden initiatieven ondernomen om de mogelijkheden ter stimulering van de terugkeer van Alleenstaande Minderjarige Asielzoekers (AMA's) in kaart te brengen.

Behalve dat AM het voortouw nam met betrekkingen tot T&O-onderhandelingen met derde landen, werd ook deelgenomen aan de coördinatiebijeenkomsten in Beneluxverband die maandelijks worden gehouden, de Raadswerkgroep Terugkeer in EU-verband, en de bijeenkomsten over terugkeer in IGC- en IOM-verband.

In het verslagjaar werd het PROBAM-fonds opgericht (Programma Ondersteuning Beleid Asiel en Migratie) ad 1 miljoen gulden per jaar. Uit dit fonds werden projecten, uit te voeren - veelal door IOM - in Marokko, Azerbeidzjan, Georgië Armenië en Guinee, ondersteund. Deze projecten hebben deels betrekking op onderzoek naar terugkeermogelijkheden, migratie in het algemeen en mensensmokkel.

Quotumbeleid

Met het eind 1999 vastgestelde vernieuwde quotumbeleid werd begin 2000 een aanvang gemaakt. Afspraken werden gemaakt met UNHCR en IND om de uitvoering efficiënter en sneller te doen verlopen. Dit was noodzakelijk omdat het nieuwe in 1999 vastgestelde beleid uitsluitend voorziet in individuele voordrachten door UNHCR in plaats van groepsgewijze voordrachten en derhalve aanzienlijk bewerkelijker is. Er werden 189 personen via dit programma gehervestigd in Nederland.

Illegale Migratie en Mensensmokkel

De bestrijding van illegale migratie en mensensmokkel heeft ook in 2000 de nodige aandacht gehad. De informatie uitwisseling en samenwerking tussen de verschillende ketenpartners is verder geïntensiveerd. Bij de aanpak van de zogenoemde Dover-zaak is gebleken dat de bestaande netwerken en overlegorganen op het gebied van de mensensmokkel het makkelijker heeft gemaakt een onderzoek over de grenzen van departementen en arrondissementen heen op te starten. Het Afstemmingsoverleg Mensensmokkel (AOM) vervult hierbij een centrale rol. DPC participeert hierin namens BZ. In 2000 is meer dan voorheen gerapporteerd over relevante ontwikkelingen in herkomst-, transit- en bestemmingslanden; de bijdrage van BZ (departement en posten) wordt zeer gewaardeerd.

Tijdens de Europese Raden in Tampere (Finland, oktober 1999) en Feira (Portugal, juni 2000) zijn afspraken gemaakt om de bestrijding van mensensmokkel voortvarend ter hand te nemen. In Brussel wordt thans gewerkt aan een 'ontwerprichtlijn ten aanzien van wederzijdse erkenning van besluiten betreffende de verwijdering van onderdanen van derde staten', een 'ontwerprichtlijn vervoerderssancties', een 'ontwerpkaderbesluit strafrechtelijke sancties mensensmokkel'. Daarnaast is door het Franse voorzitterschap een actieplan gepresenteerd ter bestijding van illegale immigratie. De Commissie heeft (naar aanleiding van de Dover-zaak) een ambitieus initiatief gelanceerd betreffende samenwerking met China op het gebied van mensensmokkel. Tevens zijn er in EU-verband initiatieven genomen om de illegale migratie via de Balkanroute in Europees verband aan te pakken (zie ook: verslag DPC/JP).

Ook in de High Level Working Group Asylum and Migration wordt aandacht besteed aan de bestrijding van mensensmokkel. Deze groep, die in 1998 op Nederlands initiatief is opgericht, heeft voor een zestal geselecteerde landen van herkomst en doorreis van asielzoekers en migranten een gemeenschappelijke en pijleroverstijgende strategie voor het asiel en migratiebeleid ontwikkeld. Deze strategie beoogt de migratiedruk te verminderen, terugkeermogelijkheden te vergroten en daarmee mensensmokkel tegen te gaan.

Vooruitblik 2001

Asielinformatievoorziening

Voor de komende periode zullen de belangrijkste doelen zijn het, op basis van de behoefte van het ministerie van Justitie, op peil houden van de capaciteit voor de vervaardiging van algemene en individuele ambtsberichten. Kwaliteitshandhaving en, indien nodig, -verbetering zijn daarbij absolute randvoorwaarden. Wat betreft de individuele ambtsberichten staan voorts het verkorten van de doorlooptijden - mede met het oog op de inwerkingtreding van de nieuwe Vreemdelingenwet per 1 april 2001 - alsmede het optimaliseren van de verifieerbaarheid en inzichtelijkheid met betrekking tot het totstandkomingsproces hoog op de agenda.

Terugkeerbeleid

Het grote aantal geïnitieerde of nog te initiëren
Terug&Overname-onderhandelingen met landen van herkomst, de intensivering op dit punt van de samenwerking in Benelux-verband, de intensivering van de samenwerking met IOM en sterker wordende binnenlandse aandacht voor het terugkeervraagstuk zullen een belangrijke plaats innemen in de werkzaamheden. Op al deze punten speelt het ministerie van Buitenlandse Zaken een prominente rol. Een zeer bijzondere plaats zal ongetwijfeld ingenomen worden door de AMA-problematiek (Alleenstaande Minderjarige Asielzoekers).

Internationaal

Wat betreft de internationale samenwerking zullen allereerst de eind 2000 op initiatief van UNHCR gestarte Global Consultations ten behoeve van een revitalisatie van het protectieregime veel aandacht vergen. Ten tweede mag, wat betreft het EU-kader, een krachtiger aanpak van de uitvoering van de HLWG-actieplannen worden verwacht. Mogelijk komen er nog nieuwe actieplannen bij en zal derhalve aan de opstelling daarvan een bijdrage dienen te worden geleverd. In IGC-verband zal van belang zijn de mogelijkheid te scheppen tussen de IGC-landen electronisch landeninformatie uit te wisselen.

Bezwaar en Beroep Consulaire Zaken - DPC/BC 2000

Inhoudsopgave

Inleiding

De afdeling DPC/BC

Instellen van externe Adviescommissie Bezwaarschriften Consulaire Zaken (ABCZ)

Kwantitatieve gegevens

Vooruitblik 2001

Inleiding

In 1999 werd door het onderzoeksbureau 'Twijnstra en Gudde' binnen het ministerie een onderzoek uitgevoerd naar de juridische functie onder meer naar de vraag door welke afdeling de zaken van bezwaar en beroep consulaire zaken het beste konden worden behandeld. Daaruit kwam naar voren dat het de voorkeur zou verdienen de werkzaamheden op het terrein van bezwaar op consulair terrein dicht bij de betrokken beleidsafdelingen te plaatsen.

Bij bezwaar gaat het om een volledige heroverweging van de primaire besluiten, die met name door de posten in het buitenland, via aansturing door de afdelingen Vreemdelingen- en Visumzaken en Consulair-Juridische Zaken, worden genomen. Vandaar de voorgestelde positionering binnen DPC.

Bij beroep gaat het om zaken die aan de rechter of eventueel aan de Raad van State worden voorgelegd. De vraag kwam naar voren of ook deze beroepen door de afdeling BC behandeld zouden moeten worden. Alles afwegende is daartoe inderdaad besloten. Argument daarvoor was dat de juristen die het dossier in de bezwaarfase hebben behandeld, vervolgens bij de rechter en/of de Raad van State dezelfde zaak kunnen behandelen. Daardoor doen zich later in de beroepsprocedure voor de rechter minder verrassingen voor. Bovendien komt de behandeling 'in een hand' de kwaliteit ten goede.

In 1999 is ook de politieke wens uitgesproken om ten aanzien van de bezwaarschriften die zijn ingediend tegen beslissingen op consulair terrein van de posten in het buitenland, een uit externen bestaande, onafhankelijke commissie in het leven te roepen, de zogenoemde 'Adviescommissie Bezwaarschriften Consulaire Zaken' (ABCZ).

Deze commissie - een zogenoemde artikel 7:13 AWB commissie - geeft advies aan de Minister over de afhandeling van ingediende bezwaarschriften. De Minister kan daar van afwijken, indien hij gemotiveerd aangeeft dat opvolging van dat advies zijn beleid op een bepaald punt zou ondergraven.

Van groot belang is dat de adviezen van de commissie worden teruggekoppeld naar het beleid. Hier ligt een belangrijke taak voor het ondersteunende secretariaat dat gevormd wordt door de medewerkers van BC.

Naast deze werkzaamheden ten behoeve van de ABCZ, verricht BC ook werkzaamheden op het terrein van beroep bij de verschillende rechtbanken (sector bestuursrecht) en hoger beroep voor de Raad van State. Met de werkzaamheden met betrekking tot beroep en hoger beroep heeft de ABCZ geen bemoeienis: BC verricht die taken namens de Minister en is derhalve wat die werkzaamheden betreft te beschouwen als een 'gewone' afdeling binnen BZ.

Op 1 september 2000 werden de werkzaamheden inzake bezwaar en beroep consulaire zaken die dan toe werden behandeld door de afdeling Bestuursrecht (BR) van de Directie Juridische Zaken (DJZ), overgeheveld naar DPC/BC.

Het onderhavige verslag behandelt derhalve de periode van 1 september tot en met 31 december 2000.

De afdeling DPC/BC

De afdeling Bezwaar en Beroep Consulaire Zaken begon haar werkzaamheden per
1 september 2000.


De formatie is vastgesteld op 28 formatieplaatsen die als volgt zijn verdeeld: 1 hoofd, tevens algemeen secretaris, 2 sectiehoofden, 3 senior juristen, 16 juristen en 6 medewerkers administratieve/juridische ondersteuning.

Er waren eind december 8 vacatures. Vanwege het gespecialiseerde juridische kader van de werkzaamheden ondervindt de afdeling een probleem bij de invulling van vacatures.

Voordat de overheveling van de werkzaamheden gerealiseerd kon worden dienden nog enkele beslispunten te worden uitgevoerd:

het opstellen van documenten ten behoeve van de stuurgroep Voorjaarsnotagelden, de ondernemingsraad en de departementsleiding;

gesprekken met personeelsleden over hun rechtspositie en taken binnen de nieuwe afdeling;

opstellen van een verhuisplan en het daadwerkelijk verhuizen.

Instellen van externe Adviescommissie Bezwaarschriften Consulaire Zaken (ABCZ)

De uit externe deskundigen bestaande Adviescommissie Bezwaarschriften Consulaire Zaken (ABCZ) adviseert de Minister over bezwaarschriften die door burgers in Nederland of in het buitenland tegen beslissingen op consulair terrein worden ingediend. Het betreft weigeringen documenten te legaliseren of weigeringen tot afgifte van visa. De ABCZ zal de hoorzittingen naar aanleiding van de ingediende bezwaren leiden en vervolgens de Minister adviseren of het bezwaar (on)gegrond verklaard moet worden.

BC vormt het ambtelijke secretariaat van de ABCZ en draagt zorg voor verslaglegging en het opstellen van conceptadvieszen.

In 2000 zijn advertenties geplaatst in de (vak)pers voor de vacatures van Voorzitter en (16) Leden. Begin december is een Voorzitter geselecteerd en was het selectieproces voor de Leden in volle gang. De ABCZ vangt haar werkzaamheden 1 april 2001 aan.

Kwantitatieve gegevens

Situatie bezwaarschriften in de periode 1 september 2000 tot en met 31 december 2000:

ingekomen bezwaarschriften: 308

afgedane bezwaarschriften: 205

De werkvoorraad bezwaarschriften inzake legalisatiezaken bedroeg eind van het jaar 1988 zaken. Dat betekent nauwelijks een afname ten opzichte van eind 1999 toen de werkvoorraad 2007 zaken bedroeg (cijfers inclusief overname van zaken uit DJZ/BR periode).

De werkvoorraad inzake de afgifte van reisdocumenten voor vreemdelingen (bezwaarschriften, fictieve weigeringen, beroepen en hoger beroepen) bedroeg eind van het jaar 133 zaken. Eind 1999 waren dat nog 311 zaken. Hier is dus sprake van een behoorlijke afname van de werkvoorraad (cijfers inclusief DJZ/BR periode).

De achterstand inzake de afgifte van Nederlandse paspoorten bedroeg eind 1999 50 zaken. Eind 2000 was dit opgelopen tot 87 zaken (cijfers inclusief DJZ/BR periode).

In het kader van de afhandeling van beroepszaken en hoger beroepszaken bij de rechtbanken en de Raad van State is het nog belangrijk te vermelden dat BC het merendeel van deze zaken wint; onder gewonnen zaken worden de gegrondverklaringen met instandhouding van de rechtsgevolgen begrepen. De rechters volgen inmiddels al de principiële uitgangspunten en hebben het gevoerde beleid goedgekeurd.

Wat betreft de toename van het aantal zaken inzake het verlies van de Nederlandse nationaliteit wordt opgemerkt dat deze toename wordt veroorzaakt doordat de voorziene aanpassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap in 2000 niet is geëffectueerd. Hierdoor heeft een toenemend aantal Nederlanders in het buitenland het Nederlanderschap verloren. Op het moment van publicatie van dit rapport is de Rijkswet inmiddels aangepast, hetgeen naar verwachting zal leiden tot een afname van het aantal bezwaarschriften en beroepszaken.

In de periode van 1 september tot en met 31 december werden 200 hoorzittingen georganiseerd en gehouden. Een hoorzitting neemt gemiddeld één uur in beslag. Bij iedere hoorzitting waren twee medewerkers van BC (voorzitter en verslaglegger) aanwezig.

Vooruitblik 2001

BC zal in 2001 veel tijd en energie steken in het opzetten van de externe Adviescommissie Bezwaarschriften Consulaire Zaken. Er wordt een inwerktraject voor de Voorzitter en de Leden verzorgd, waarbij ook heel nadrukkelijk de beleidsafdelingen van DPC zullen worden betrokken. Er zullen reglementen en instellingsbesluiten worden opgesteld. Het werken met een externe commissie zal ook betekenen dat de interne werkwijze van BC moet worden aangepast.

Verwacht wordt dat de adviezen van de externe commissie een kwaliteitsimpuls betekenen voor BC, de posten en de betrokken beleidsafdelingen. Op de afdeling BC ligt met name de verantwoordelijkheid om de adviezen terug te koppelen naar de posten en de beleidsafdelingen van DPC. Naar verwachting zal dat op termijn leiden tot minder bezwaar- en beroepsprocedures.

Consulair-Juridische Zaken - DPC/CJ 2000

Inhoudsopgave

Inleiding

De afdeling DPC/CJ

Vragen van Leden van de Tweede Kamer

Samenwerking in internationaal verband


- Rechtshulp


- Wet Beperking Export Uitkeringen

Naturalisatieverzoeken

Wet op de Kanselarijrechten

Kinderontvoeringen

Legalisatie, verificatie en documentfraude

Nationaliteitswetgeving

Reisdocumenten


- Huidige reisdocumenten


- Ontwikkeling 'Nieuwe Generatie Reisdocumenten'
Vooruitblik 2001

Inleiding

De taken van de afdeling consulair-juridische zaken (CJ) liggen op het terrein van de (juridisch) consulaire belangenbehartiging van Nederlanders in het buitenland, op het terrein van de nationaliteitsvraagstukken en op het terrein van legalisatie en verificatie van brondocumenten, met name met het oog op bestrijding van documentfraude.

Het (mede) door CJ ontwikkelde beleid wordt uitgevoerd in samenwerking met de posten.

De activiteiten omvatten:

beleidsontwikkeling op bovengenoemde terreinen;

actualisering van de 'eigen' wetgeving, zoals de Consulaire Wet, het Consulair Besluit en de Wet op de Kanselarijrechten;

ontwikkeling van nieuwe wetgeving (Legalisatie- en verificatiewet);

legalisatie van in Nederland afgegeven documenten voor gebruik in het buitenland;

coördinatie van de legalisatie- en verificatiepraktijk op de posten;

dienstverlening aan Nederlanders die hun buitenlandse akten in het land van oorsprong willen laten legaliseren;

coördinatie van de consulaire bevoegdheden, zoals burgerlijke stand en notariaat, van de posten;

behandeling van verzoeken tot internationale rechtshulp in straf- en civiele zaken, waaronder uitleveringen, rogatoire commissies en uitreiking van gerechtelijke stukken;

coördinatie van de afgifte van reisdocumenten door de posten;

afgifte van diplomatieke en dienstpaspoorten;

nationaliteitsonderzoeken, bijvoorbeeld met het oog op toekenning van een uitkering;

coördinatie van de activiteiten gericht op de in het buitenland wonende Nederlanders die willen stemmen bij verkiezingen voor de Tweede Kamer en het Europese Parlement;

behandeling van verzoeken op het terrein van het personen- en familierecht en het Nederlands internationaal privaatrecht;

behandeling van gevallen van internationale kinderontvoering.

De afdeling DPC/CJ

De afdeling bestond per ultimo 2000 uit 29 medewerkers: hoofd, plaatsvervangend hoofd, (beleids)medewerkers, paspoortbalie- en legalisatiebaliemedewerkers en secretariaat.

Er waren vijf vacatures.

Vragen van Leden van de Tweede Kamer

Door CJ werden 9 Kamervragen behandeld. Twee vragen hadden betrekking op internationale rechtshulp en uitleveringsverzoeken; vier vragen hadden betrekking op legalisatie en verificatie; drie vragen hadden betrekking op internationaal privaatrecht.

De Minister beantwoordde 2 maal via persoonlijke brieven verzoeken om informatie, die door een Kamerlid respectievelijk een particulier gedaan werden.

Samenwerking in internationaal verband

Rechtshulp

CJ behandelt in samenwerking met het ministerie van Justitie rechtshulpverzoeken en beoordeelt de politieke en mensenrechtenaspecten. Vooral bij rechtshulpverzoeken met betrekking tot niet-verdragslanden is deze beoordeling van groot belang. Het aantal nieuwe zaken beliep 232 in 2000 maar ook oude zaken, onder andere met betrekking tot Paraguay, Suriname, Aruba en de Verenigde Staten, eisten aandacht.

CJ voerde in 2000 een inventarisatie uit van de uitleveringsprocedures in een dertigtal landen.

Wet Beperking Export Uitkeringen

Deze wet trad op 1 januari 2000 in werking. Sindsdien bestaat alleen recht op een sociale verzekeringsuitkering wanneer de uitkeringsgerechtigde woonachtig is in Nederland of in een land waarmee Nederland een verdrag heeft gesloten dat de controle op het recht op uitkeringen regelt.

DPC/CJ is het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid behulpzaam bij de verdragsonderhandelingen met een aantal landen.

Naturalisatieverzoeken

DPC/CJ coördineert de behandeling van naturalisatieverzoeken, die worden ingediend bij de ambassades en consulaten. In 2000 bedroeg het aantal verzoeken 110.

De behandeling van naturalisatieverzoeken is arbeidsintensief. De beoordeling van de kennis van de Nederlandse taal en de controle op de volledigheid van de ingediende stukken spelen hierbij een rol.

In april 2000 werd een nieuw naturalisatiebeleid van kracht. Het aantal over te leggen bescheiden en de controle hierop werd vergroot. Er werd een checklist voor de posten ontwikkeld.

Wet op de Kanselarijrechten

CJ is verantwoordelijk voor de Wet op de Kanselarijrechten. Deze wet dient te worden geactualiseerd, waartoe in 2000 een voorstel - de nieuwe Rijkswet op de consulaire tarieven - behandeld werd in de Ministerraad, van advies voorzien werd door de Raad van State en voorgelegd werd aan de Tweede Kamer.

Kinderontvoeringen

In 2000 werden door CJ circa 40 gevallen van grensoverschrijdende kinderontvoering behandeld, in samenwerking met het ministerie van Justitie (Centrale Autoriteit Internationale Kinderontvoering). Twee verdragen zijn van belang: 'Verdrag inzake de burgerlijke aspecten van internationale kinderontvoering van kinderen' (Den Haag 1980) of het Europese 'Verdrag betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake het gezag over kinderen en betreffende het herstel van het gezag over kinderen' (Luxemburg 1980).

Indien een land, waarheen een kind ontvoerd is, geen partij is bij genoemde verdragen, wordt de toch al ingewikkelde problematiek, nog complexer.

De kinderen bezitten in de meeste gevallen meer dan één nationaliteit: zowel de Nederlandse, als de nationaliteit van het land waarnaar ze zijn ontvoerd, vaak het land van herkomst van de ontvoerder (m/v). Dit vormt een complicerende factor: de vreemde autoriteiten accepteren geen inmenging van de Nederlandse overheid als het kind ook de nationaliteit van het land van deze autoriteiten bezit.

Legalisatie, verificatie en documentfraude

Documentfraude en de daarmee verband houdende problematiek van legalisatie en verificatie bleef onverminderd in de belangstelling staan. Beleidsontwikkeling vond onder andere plaats met betrekking tot legalisatie en verificatie in het kader van MVV-verstrekking (bijvoorbeeld aan Indiase IT-specialisten).

Een voorstel voor een legalisatie- en verificatiewet werd verder ontwikkeld, met het oog op indiening bij de Tweede Kamer in 2001.

De posten in de vijf probleemlanden (India, Pakistan, Nigeria, Ghana en de Dominicaanse Republiek) dienen ieder voor legalisatie ingediend document eerst inhoudelijk te verifiëren.

In 2000 werd een uniforme, gedetailleerde instructie voor deze posten opgesteld, welke op 30 augustus werd gepubliceerd in de Staatscourant en op
1 september in werking trad. Deze posten ontvingen in 2000 nieuwe legalisatiestempels met uniforme teksten.

Voor deze posten werd voorts een uniform aanvraagformulier voor legalisatie/verificatie ontwikkeld, alsmede een uniform klachtenformulier en een toelichtende brochure in het Nederlands, Engels en Spaans. Deze zullen de posten begin 2001 toegaan.

De posten in Pakistan, Nigeria en de Dominicaanse Republiek werden bezocht in het kader van aansturing en opleiding en met het oog op de opstelling van algemene ambtsberichten.

Door de uitbreiding van de formatie van het fraudeteam werd het mogelijk binnen de afdeling landendeskundigen voor de probleemlanden aan te stellen, die ook nauwer contact konden onderhouden met andere ministeries.

Acht posten (Cairo, Paramaribo, Rabat, Accra, Lagos, Colombo, Ankara en Istanboel) werden bezocht voor opleiding van het lokale personeel op het gebied van documentfraudebestrijding en van regelgeving met betrekking tot paspoorten en nationaliteitskwesties.

De legalisatiebalie op het departement verrichte ca. 45.000 legalisaties. Tot nader order worden sinds 1 december 2000 ook door de United Nations Mission in Kosovo
(UNMIK) afgegeven documenten gelegaliseerd.

Nationaliteitswetgeving

In 1993 werd een eerste voorstel tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) bij het Parlement ingediend. Beoogd werd onder meer de mogelijkheden te verruimen voor buiten Nederland wonende Nederlanders het Nederlanderschap te behouden bij aanname van de nationaliteit van het emigratieland. Verder werd beoogd een oplossing te bieden ('reparatie') voor het verlies van het Nederlanderschap door meerderjarige Nederlanders, die buiten Nederland wonen in hun geboorteland en die tevens de nationaliteit van dat land bezitten. Thans verliest zo iemand zijn Nederlandse nationaliteit als hij - na het bereiken van de meerderjarige leeftijd - meer dan 10 jaar onafgebroken in zijn geboorteland woont.

In 2000 werd het voorstel in gewijzigde vorm door de Tweede Kamer besproken en in grote lijnen overgenomen; de Eerste Kamer aanvaardde het voorstel op 20 december. Invoering wordt voorzien op 1 januari 2002, met uitzondering van het artikel dat bovengenoemde reparatie mogelijk maakt. Bedoeld artikel wordt reeds per 1 februari 2001 van kracht om tegemoet te komen aan de dringende wens van talrijke ex-Nederlanders, met name in de emigratielanden.

CJ heeft een plan opgesteld voor de introductie van de nieuwe RWN bij belanghebbenden.

Reisdocumenten

Huidige reisdocumenten

Door CJ werden in 2000 1790 diplomatieke paspoorten en 369 dienstpaspoorten afgegeven.

Op de posten werden zo'n 80.000 nationale paspoorten, 5200 Europese identiteitskaarten, 2500 zakenpaspoorten en 4200 laissez-passers afgegeven.

In 74 gevallen (een vermindering van 25% ten opzichte van 1999) bleek de aanvrager voor te komen op de paspoortsignaleringslijst, in welk geval afgifte van een paspoort kan worden geweigerd. Veelal kwam de aanvrager een betalingsregeling overeen met de signalerende instantie en werd alsnog een reisdocument verstrekt met een geldigheidsduur van 6 maanden tot 2 jaar.

Ontwikkeling 'Nieuwe Generatie Reisdocumenten'

In 1999 concludeerden Ministerraad en Tweede Kamer dat centrale personalisatie van reisdocumenten beter tegemoet zou komen aan de veiligheidseisen, dan het huidige decentrale proces van afgifte. Na Europese aanbesteding werd de productieopdracht voor de Nieuwe Generatie Reisdocumenten (NGR) gegund aan Enschedé/SDU, de producent van de huidige reisdocumenten.

NGR komt op het volgende neer:

zwaar beveiligde productie en personalisatie op één locatie; geen voorraden blanco reisdocumenten (met uitzondering van de nooddocumenten);

hoog beveiligingsniveau van de documenten dankzij de toepassing van de nieuwste technieken en materialen;

vormgeving gericht op optimale controleerbaarheid;

pasfoto van het kind bij bijschrijving in het paspoort van de ouder(s).

Paspoortaanvragen op de posten zullen, na beoordeling door de post in kwestie, elektronisch naar het centrale punt in Nederland worden gezonden met nieuwe (in 2001 te verschaffen) apparatuur. De wachttijd zal in Nederland drie werkdagen gaan bedragen, in het buitenland in principe vijf werkdagen (gerekend vanaf verzending van de aanvraag door de post tot aan ontvangst van het document op de post). De posten zullen in 2001 worden voorzien van een nooddocumentenprinter.

De beoogde invoeringsdatum van NGR is 1 oktober 2001.

Vooruitblik 2001

Bestrijding van documentfraude zal naar verwachting een steeds omvangrijker taak worden van departement en posten.

Op het gebied van documentfraude wordt in toenemende mate de behoefte gevoeld aan afstemming van het beleid met de EU-partners. CJ zal hier aanzetten toe geven.

Groei is voorts te voorzien op het terrein van internationale rechtshulp: enerzijds door de groei van het verdragenstelsel, anderzijds door de toenemende complexiteit van de grensoverschrijdende criminaliteit.

Consulair-Maatschappelijke Zaken - DPC/CM 2000

Inhoudsopgave

Inleiding

De afdeling DPC/CM

Vragen Leden van de Tweede Kamer

Gedetineerdenbegeleiding

Evaluatie 'Plan van Aanpak Gedetineerdenzorg'

Samenwerking met Reclassering Nederland, Unit Buitenland & Buitenlandse Betrekkingen

Samenwerking met stichting Epafras

Uitvoering Wet Overdracht Tenuitvoerlegging Strafvonnissen (WOTS)

Bezoeken aan ambassades en consulaten

Consulaire hulpverlening

Vermissingen en onderzoeken naar welstand

Uitzettingen en repatriëringen

Samenwerking met alarmcentrales

Reisadviezen en Evacuaties

Reisadviezen

Calamiteitencommissie

Evacuaties

Voorlichting, opleidingprogramma's en cursussen

Voorlichting

Consulaire opleidingsprogramma's

Cursus medewerkers CM

DPC-cursussen

DPC-conferentie

Internationale samenwerking

Samenwerking in internationaal verband

Samenwerking met in Nederland geaccrediteerde ambassades

Overige consulaire werkzaamheden

Financiële bemiddelingen

Geneeskundige onderzoeken

Verzoeken om adresinformatie

Bemiddeling bij examens

Enkele aandachttrekkende consulaire dossiers

Vooruitblik 2001

Inleiding

Voor de minister van Buitenlandse Zaken vormt de behartiging en de bescherming van de belangen van Nederlanders met betrekking tot of in het buitenland één van de hoofdtaken van het buitenlands beleid. In voorkomende gevallen kunnen Nederlanders zich wenden tot een Nederlandse vertegenwoordiging in het buitenland en een beroep doen op consulaire bijstand.

Hierbij kan gedacht worden aan consulaire bijstand aan in het buitenland gevestigde en aan tijdelijk in het buitenland verblijvende Nederlanders (bijvoorbeeld in geval van ziekte, overlijden, vermissing, evacuatie en financiële bemiddeling). Ook wordt consulaire bijstand verleend aan in het buitenland gearresteerde en gedetineerde Nederlanders. Daarnaast worden reisadviezen verstrekt, die worden gepubliceerd op de pagina 'reizen en burgerzaken' op de internetpagina van BZ

Klantgerichtheid en een goede serviceverlening staan hierbij voorop.

De afdeling DPC/CM

Binnen de Directie Personenverkeer, Migratie en Consulaire Zaken (DPC) houden de vijftien medewerkers van de afdeling Consulair-Maatschappelijke Zaken (CM) zich bezig met de directe uitvoering van deze kerntaak: een hoofd en een plaatsvervangend hoofd, twee beleidsmedewerkers, acht regiomedewerkers en drie secretarieel-administratieve medewerkers.

Vragen van Leden van de Tweede Kamer

Door Leden van de Tweede Kamer zijn aan de Minister drie maal vragen gesteld over onderwerpen op consulair-maatschappelijk gebied. Verder reageerde de Minister uitgebreid op het Rapport 'Gedetineerdenzorg Buitenland' van de Algemene Rekenkamer.

Daarnaast beantwoordde de Minister in totaal 15 maal persoonlijk brieven van particulieren, belangenbehartigers of Kamerleden met verzoeken om informatie of bemiddeling.

Gedetineerdenbegeleiding

Het aantal Nederlandse gedetineerden in het buitenland is in 2000 blijven toenemen; in november 2000 werd de 2000-ste Nederlandse gedetineerde in het buitenland geregistreerd (tegenover 1000 gedetineerden in 1993). Op 31 december waren er 2043 Nederlanders gedetineerd tegen 1733 op 31 december 1999. Van dit aantal was ruim 80% gedetineerd wegens handel in of het in bezit hebben van drugs.

De zorg voor Nederlandse gedetineerden in het buitenland is ook in 2000 één van de belangrijkste aandachtspunten van CM geweest. De medewerkers van de afdeling besteedden meer dan de helft van hun tijd daaraan .
Vanaf begin 1999 voert het ministerie een geïntensiveerd gedetineerdenbeleid uit zoals beschreven in het 'Plan van Aanpak Gedetineerdenzorg'. De Algemene Rekenkamer, die een onderzoek instelde naar de uitvoering van het beleid met betrekking tot Nederlandse gedetineerden in het buitenland, kwam in oktober met haar bevindingen. Terwijl de Rekenkamer aan de positieve zijde concludeerde dat de gedetineerden frequenter worden bezocht vanuit de posten en dat de tijdsduur tussen arrestatie en eerste bezoek sterk is verkort, had de Rekenkamer kritiek op de rapportage over het volgen van de stand van zaken in de rechtsgang en over de inhoudelijke kant van bezoeken aan gedetineerden. In zijn reactie aan de President van de Algemene Rekenkamer heeft de minister laten weten dat het meer structureren en standaardiseren van beleid en uitvoering reeds een kernpunt van het beleid vormt en dat daaraan nog meer aandacht zal worden besteed .
In dit verband kondigde hij ook aan van plan te zijn in 2001 een Ronde Tafel Conferentie te organiseren met deskundigen
,
instellingen alsmede organisaties uit het veld om te spreken over mogelijke verbeteringen in het beleid ten aanzien van Nederlandse gedetineerden in het buitenland.

De meeste gedetineerden verbleven in gevangenissen in:

1999 2000

België 79 146

Duitsland 332 348

Engeland 274 245

Frankrijk 177 153

Spanje 118 118

Verenigde Staten 99 171

Suriname 203 328

Marokko 70 71

Opvallend was de grote toename van het aantal gedetineerden in de Verenigde Staten (XTC-smokkel), België en Suriname ('bolletjes slikkers') .

Evaluatie 'Plan van Aanpak Gedetineerdenzorg'

Het evalueren van het eerder genoemde 'Plan van Aanpak Gedetineerdenzorg' stond gepland voor het najaar 2000. Halverwege 2000 is besloten de evaluatie in het voorjaar 2001 uit te voeren gezien de 'implementatie'-tijd van het plan van aanpak. In de praktijk is gebleken dat het enige tijd heeft geduurd voordat de intensivering daadwerkelijk op gang is gekomen. Om deze reden zal pas een representatief beeld gegeven kunnen worden van de intensivering na minimaal 2 jaar, hetgeen betekent dat de evaluatie in voorjaar 2001 zal worden uitgevoerd.

Samenwerking met Stichting Reclassering Nederland, Unit Buitenland & Buitenlandse Betrekkingen

De nauwe samenwerking tussen BZ en de Unit Buitenland en Buitenlandse Betrekkingen (Unit B&BB) van de Stichting Reclassering Nederland (RN) is in 2000 onverminderd voortgezet. RN ontving een subsidie van fl. 600.000,- om activiteiten van de unit mogelijk te maken en het netwerk van Nederlandse reclasseringsvrijwilligers in het buitenland verder te kunnen uitbreiden. Diverse bijeenkomsten met medewerkers van posten en binnen het ressort van die posten actieve vrijwilligers werden tezamen met RN georganiseerd. Daarnaast is in november een start gemaakt met maandelijks coördinatie-overleg tussen Unit B&BB (RN), stichting Epafras en het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Samenwerking met stichting Epafras

De stichting Epafras, waarvan ds Joop Spoor het boegbeeld is, houdt zich met name bezig met het verlenen van geestelijke bijstand aan Nederlandse gedetineerden in het buitenland. Epafras heeft in 2000 fl. 350.000 subsidie van het ministerie van Buitenlandse Zaken ontvangen onder andere voor de aanstelling van een coördinator bij de stichting, voor bezoekersreizen van geestelijk verzorgers alsmede voor de publicatie van 'Gezant uit Nederland', een blad voor Nederlandse gedetineerden in het buitenland. In de redactieraad van 'Gezant uit Nederland' heeft naast een medewerker van DPC ook een vertegenwoordiger van Reclassering Nederland zitting. De reizen van medewerkers van de stichting Epafras worden ruim van te voren aangemeld bij CM om een optimaal bezoekregiem mogelijk te maken. Er dient immers - met het oog op de strikte handhaving van de in de wet vastgelegde privacyregels - door de consulaire medewerker vooraf aan gedetineerden toestemming worden gevraagd voor bezoek van derden; ook de buitenlandse gevangenisautoriteiten moeten hiervoor hun akkoord geven.

In november werd tijdens de begrotingsbehandeling voor het jaar 2001, op verzoek van de Kamer de subsidie ten behoeve van Epafras verhoogd tot fl. 700.000.

Uitvoering Wet Overdracht Tenuitvoerlegging Strafvonnissen (WOTS)

De Wet Overdracht Tenuitvoerlegging Strafvonnissen (WOTS) maakt het mogelijk dat Nederlandse gedetineerden bij het Ministerie van Justitie een verzoek indienen om hun in het buitenland opgelegde straf in een Nederlandse gevangenis verder uit te zitten. Ook in 2000 is gebleken dat de uitvoering van de WOTS in de praktijk op hindernissen stuit, zowel in het buitenland als in Nederland zelf. Het verschil in strafmaat tussen Nederland en veel andere landen speelt hierbij een belangrijke rol alsmede, in sommige gevallen, de kwestie van de dubbele nationaliteit.

Het bilaterale verdrag tussen Nederland en Marokko inzake de overbrenging van gevonniste personen, dat op 30 november 1999 is ondertekend, werd vanaf
1 januari 2000 van kracht. In het kader van dit verdrag zijn op 15 november 2000 de eerste zeven Nederlanders naar Nederland overgebracht. Aangezien zij naar Nederlandse maatstaven hun maximumstraf reeds hadden uitgezeten, zijn zij door de rechter na aankomst in vrijheid gesteld.

Bezoeken aan ambassades en consulaten

In het kader van de gedetineerdenzorg zijn 17 ambassades en consulaten bezocht. Veelal werden deze bezoeken met medewerkers van de Unit B&BB van Reclassering Nederland uitgevoerd en gekoppeld aan het bijwonen van een bijeenkomst met in het betreffende land actieve Nederlandse reclasseringsvrijwilligers
.

Daarnaast heeft CM 5 regionale beheersconferenties bijgewoond en een dagdeel gevuld met een presentatie over consulaire aangelegenheden.

Consulaire hulpverlening

Vermissingen en onderzoeken welstand

Op verzoek van familieleden, relaties en/of Nederlandse instellingen doet CM onderzoek naar de welstand van Nederlanders in het buitenland. Daarnaast is het mogelijk dat een post de vermissing van een Nederlander in zijn ambtsgebied meldt bij CM.

Er zijn 80 onderzoeken verricht naar de welstand van Nederlanders in het buitenland. In een aantal gevallen bleek het om een vermissing te gaan. In 2000 zijn 15 vermissingszaken behandeld. In totaal staan nog steeds een vijftigtal Nederlanders als vermist geregistreerd.

Uitzettingen en repatriëringen

Het komt regelmatig voor dat Nederlanders vanuit het buitenland naar Nederland willen terugkeren maar door gebrek aan geld en/of het ontbreken van een reisverzekering geen mogelijkheden hiertoe hebben. CM tracht in deze gevallen door familie, vrienden of eventueel de werkgever te benaderen de benodigde financiële middelen bij elkaar te krijgen.

Posten worden regelmatig geconfronteerd met Nederlanders die als gevolg van lichamelijke of geestelijke klachten, niet in staat zijn naar Nederland terug te reizen. In deze gevallen is het land dat betrokkene heeft toegelaten verantwoordelijk voor opvang. Vooral repatriëring van Nederlanders met psychische problemen brengt over het algemeen veel werk met zich mee.

Samenwerking alarmcentrales

CM werkt intensief samen met de alarmcentrales indien Nederlanders in het buitenland in het ziekenhuis worden opgenomen, overlijden, psychiatrisch patiënt zijn of worden vermist.

Evenals in voorgaande jaren is de samenwerking met de zeven internationaal opererende alarmcentrales uitstekend verlopen. Het gaat hierbij om: de ANWB-Alarmcentrale, Elvia Assistance (EAS), Eurocross, Inter Partner Assistance, Omnicare, SAS en SOS International.

Reisadviezen en Evacuaties

Reisadviezen

Op de website van het ministerie (www.minbuza.nl) is over 85 landen een reisadvies gepubliceerd. Doel van deze reisadviezen is Nederlanders die naar het buitenland reizen te informeren over veiligheidsrisico's in bepaalde landen of regio's. Deze adviezen lopen uiteen van oproepen tot waakzaamheid inzake (kleine) criminaliteit tot het ontraden van reizen naar zeer risicovolle landen en oorlogsgebieden. In het algemeen worden geen reisadviezen verstrekt voor gebieden die getroffen zijn door natuurrampen (orkaan, lawine, aardbeving) en waarvan via de media ruim kennis kan worden genomen.

Om technische redenen is het helaas nog niet mogelijk na te gaan hoe vaak de site van de reisadviezen is bezocht maar de indruk is dat deze geleidelijk in Nederland bekender wordt.

Daarnaast werd door medewerkers van CM telefonisch veel informatie verstrekt over de veiligheidssituatie in diverse landen.

Calamiteitencommissie

In de Calamiteitencommissie, een medio 2000 opgericht samenwerkingsverband van de reiswereld ter vervanging van het Platform Vakantiereizen, heeft ook een vertegenwoordiger van DPC zitting; andere deelnemers zijn ANWB, ANVR (voor de touroperators), reisagenten en de reisverzekeraars. Deze Commissie, die onder voorzitterschap van voormalig minister van Buitenlandse Zaken Mr. Hans van der Broek, tweemaal per jaar vergadert en frequent telefonisch overlegt, kan een reisverbod uitvaardigen voor touroperators naar landen of gebieden waar - onvoorziene - rampen (van tornado's tot politieke onlusten) plaatsvinden. Nederlandse toeristen die reeds een reis hebben geboekt of deze moeten afbreken, kunnen dan hun geld terugkrijgen. Het reisverbod voor touroperators laat onverlet dat de individuele reiziger de vrijheid heeft om te reizen.

Evacuaties

In tegenstelling tot voorgaande jaren bestond dit jaar geen noodzaak om tot een collectieve evacuatie van Nederlandse burgers in een acute onveilige crisissituatie over te gaan. Wel heeft in de loop van oktober enkele malen een pre-crisisbijeenkomst plaatsgevonden in verband met de verslechterende veiligheidssituatie in Israël en de Palestijnse gebieden.

Voorlichting, opleidingprogramma's en cursussen

Voorlichting

In 2000 is een poster vervaardigd met de tekst 'Consulaire hulp in het buitenland' die de ambassades en consulaten in de wachtkamer kunnen hangen. Daarnaast is de serie brochures 'Gearresteerd in..' uitgebreid met een brochure over Zwitserland en is een aantal bestaande brochures herschreven.

Evenals voorgaande jaren heeft CM zich in januari gepresenteerd op de Vakantiebeurs in Utrecht met de campagne 'Wijs op Reis' en de nieuwste gelijknamige brochure. Daarnaast is in februari een bijdrage geleverd aan de 'Expat'-beurs in Noordwijkerhout.

Consulaire opleidingprogramma's

Miconos (Multimediale Interactieve Consulaire Opleidingsprogramma Op Schijf) zou in 2000 worden uitgebreid met de onderdelen calamiteiten, kapingen, gijzelingen alsmede reisadviezen en evacuaties. De streefdatum is niet gehaald en de nieuwe onderdelen zullen in 2001 worden opgeleverd. De Bundel Consulaire Voorschriften (BCV) is, evenals voorgaande jaren, in januari bijgewerkt.

Cursus medewerkers CM

In augustus 2000 hebben de medewerkers van CM een cursus gevolgd waarin aspecten van teambuilding en communicatie centraal stonden.

DPC-cursussen

Gedurende de zomer zijn ambtenaren in overplaatsing wederom in de gelegenheid gesteld een DPC-cursus te volgen. In juli en augustus heeft CM in totaal zes dagdelen cursus gegeven.

DPC-conferentie

In juni en december heeft de DPC-conferentie voor medewerkers op de posten in Leidschendam plaatsgevonden waar CM telkens vier dagdelen heeft verzorgd.

Internationale samenwerking

Samenwerking in internationaal verband

Tijdens het Portugese en Franse Voorzitterschap is de EU-consulaire werkgroep (COCON) vier maal bijeengekomen in Brussel.

In de loop van het jaar hebben in verschillende gevallen de EU-landen gezamenlijk autoriteiten van derde landen vertrouwelijk benaderd om de aandacht van de autoriteiten te vestigen op (consulaire) problemen van algemene aard waarmee EU-burgers in dat land te kampen hadden. In deze gevallen is de samenwerking op consulair gebied van EU-vertegenwoordigingen ter plaatse verder gestimuleerd, met name ook op het gebied van de veiligheid van EU-burgers in eventuele crisissituaties.

In december is deelgenomen aan een informele bijeenkomst, georganiseerd op initiatief van het Franse Voorzitterschap, die specifiek was gewijd aan overleg over de mogelijkheden van nauwere samenwerking bij crisissituaties in derde landen.

Samenwerking met in Nederland geaccrediteerde ambassades

Sinds 1998 vervult CM de zogenoemde 'spiegelbeeldige consulaire functie'. Circa
85 verzoeken van in Nederland geaccrediteerde ambassades voor het verkrijgen van informatie over hun burgers zijn door CM behandeld. Het ging hierbij in de meeste gevallen om burgers die in Nederland waren gearresteerd of om algemene adresinformatie.

Overige consulaire werkzaamheden

Financiële bemiddelingen

Ook in 2000 is een groot aantal Nederlanders bijgestaan die zich in een noodsituatie voor bijstand tot de posten wendden. Het ging hier in 151 gevallen om financiële bemiddeling voor een totaal bedrag van fl. 251.695,16 (1999: 178 voor fl. 339.000,-). Daarnaast
is bemiddeld bij ziekenhuisopnamen, hulp bij repatriëring van 17 psychiatrische patiënten alsmede repatriëring van Nederlanders in geval van ongelukken en/of overlijden. Hierbij wordt nauw samengewerkt met particuliere hulporganisaties en verzekeringsmaatschappijen.

Ten behoeve van de alarmcentrales vervult CM een bemiddelende rol bij het afgeven van garanties en het betalen van rekeningen van ziekenhuizen, artsen of begrafenisondernemers. In 2000 werd bemiddeld voor een bedrag van fl.
1.203.823,49 (1999: fl. 600.000,-).


Geneeskundige onderzoeken

Er werd bemiddeld bij 122 geneeskundige onderzoeken van uitkeringsgerechtigde Nederlanders in het buitenland ten behoeve van uitkerende instanties in Nederland, met name het GAK en USZO.

Verzoeken om adresinformatie

213 verzoeken van relaties, rijks- en lokale overheidsinstellingen en particuliere organisaties om het adres van een Nederlander in het buitenland te achterhalen zijn in behandeling genomen. Van deze verzoeken kon in 102 gevallen het adres niet worden achterhaald; 53 verzoeken hadden een positief resultaat. 8 personen gaven geen toestemming hun adres bekend te maken en van 58 verzoeken was de uitkomst nog niet bekend.

Bemiddeling bij examens

Door bemiddeling van CM zijn 152 examens afgelegd door Nederlanders in het buitenland.

Aandachttrekkende consulaire dossiers

Ook in 2000 trok een aantal consulaire dossiers
veel aandacht in de Nederlandse pers en politiek:


- Drie Nederlanders werden in februari vermist in het noordelijk woestijngebied van Mali. Na een intensieve zoektocht van enkele dagen werden hun stoffelijke overschotten gevonden. De vermisten bleken om het leven gebracht te zijn.


- In Bolivia raakten twee Nederlanders vermist; van hen ontbreekt nog steeds ieder spoor.


- De arrestatie van de Nederlandse kunstschilder Peter Klashorst in het voorjaar in Senegal baarde opzien; na enkele weken in een cel te hebben verbleven, werd hij in voorlopige vrijheid gesteld.


- Daarnaast waren er de 'Vier van Belgrado': vier avontuurlijke vakantiegangers die bijna 3 maanden in Joegoslavië vast zaten op beschuldiging een moordaanslag op president Milosevic te beramen. Na de val van Milosevic werden zij op 9 oktober in vrijheid gesteld.


- Tenslotte kan worden vermeld dat de Marokkaanse koning Mohammed VI op 29 juli aan Ferry Pirovano, een Nederlandse vrachtwagenchauffeur, die was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaar en een boete van omgerekend 52 miljoen (!) gulden, gratie heeft verleend nadat hij zeven jaar van zijn straf had uitgezeten. De boete werd kwijtgescholden.

Vooruitblik 2001

Naast de reguliere werkzaamheden staan voor het jaar 2001 twee belangrijke onderwerpen op het gebied van gedetineerdenbegeleiding op het programma.:

evaluatie van het 'Plan van Aanpak Gedetineerdenzorg';

houden van een 'Ronde Tafel Conferentie Gedetineerdenbegeleiding'. Hierbij zullen behalve de evaluatie van het Plan van Aanpak Gedetineerdenzorg ook bevindingen uit het 'Rapport Gedetineerdenzorg' van de Algemene Rekenkamer alsmede adviezen en deskundigheid van derden zoals ambassades en consulaten, Reclassering Nederland, Stichting Epafras, wetenschappers, juristen en (ex-)gedetineerden een inhoudelijke inbreng leveren.

Beleidscoördinatie Personenverkeer, Justitiële en Politiële Samenwerking

DPC/JP 2000

Inhoudsopgave

Inleiding

De afdeling DPC/JP

Vragen van Leden van de Tweede Kamer

Voorlichting

Samenwerking in EU verband

Algemeen

Een gemeenschappelijk Europees Asielsysteem

High Level Working Group (HLWG)

Terug & Overname

Schengen

Justitiële samenwerking (Eurojust)

Politiële samenwerking (Europol)

Uitbreiding van de Europese Unie (JBZ-aspecten)

Samenwerking in internationaal verband

Georganiseerde Misdaad en Mensensmokkel

Terrorisme

Drugs

Vooruitblik 2001

Inleiding

De afdeling Beleidscoördinatie Personenverkeer, Justitiële en Politiële Samenwerking (JP) is belast met de beleidscoördinatie op het gebied van Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ) in multilateraal kader, met name EU. Hieronder valt het vrij verkeer van personen, asiel, migratie en justitiële en politiële samenwerking, alsmede de toetreding van kandidaatlidstaten tot de EU op JBZ-terrein. Voorts is JP belast met de themavoering op het gebied van drugs, mensensmokkel, georganiseerde misdaad en terrorisme in alle fora en bilaterale contacten waar deze onderwerpen aan de orde zijn. Het betreft doorgaans politiek gevoelige onderwerpen die sinds het verdrag van Amsterdam en de Europese Raad van Tampere hoog op de Europese agenda staan. Een belangrijke, hoewel niet exclusieve leidraad voor de doelstellingen van JP was in 2000 dan ook het 'scorebord' van de Commissie, waarin voorstellen voor uitwerking van de Conclusies van Tampere zijn opgenomen met het daarbij behorende tijdpad voor de vertaling in communautair beleid.

De afdeling DPC/JP

JP beschikt in totaal over acht formatieplaatsen. Naast het hoofd betreft het twee senior en vier junior beleidsmedewerkers alsmede één secretarieel/administratieve medewerker. Vanwege de actuele ontwikkelingen in het EU asiel- en migratiedossier werd de afdeling in 2000 uitgebreid met één formatieplaats.

Vragen van Leden van de Tweede Kamer

Door Leden van de Tweede Kamer werden vier maal aan de Minister vragen gesteld over onderwerpen op JP terrein. De vragen hadden betrekking op controles aan de Franse grens, op vernietiging van cocavelden in Bolivia, op een Frans voorstel inzake arbeid voor asielzoekers en op de Turkse maffia en georganiseerde criminaliteit.

Voorlichting

Het ministerie van Buitenlandse Zaken (JP en DVL) participeert actief in de tweemaandelijkse Stuurgroep Voorlichting Buitenland waar onder andere de voorlichting over het Nederlandse drugsbeleid voor internationale bijeenkomsten en voor de ambassades wordt opgesteld.

In samenwerking met DVL is in november 2000 een geactualiseerde versie van de Schengen Factsheet uitgebracht.
Deze nieuwe versie is ook op het inter- en intranet geplaatst.

Samenwerking in EU verband

Algemeen

Het Verdrag van Amsterdam roept de lidstaten op te komen tot een Ruimte van Vrijheid, Veiligheid en Rechtvaardigheid. Tijdens de Europese Raad van Tampere in oktober 1999 zijn daartoe afspraken gemaakt op het gebied van asiel en migratie, bestrijding van internationale criminaliteit en versterking van de Europese rechtsorde. Een belangrijke opdracht voor de Lidstaten en de Commissie is om de Conclusies van Tampere zo spoedig mogelijk te vertalen in communautair beleid. Te dien einde heeft de Commissie een 'scorebord' gemaakt waarin het tijdpad voor uitwerking van de Conclusies van Tampere is opgenomen en waarmee de implementatie moet worden aangejaagd. Concreet gaat het om de totstandkoming van EU-instrumenten ten aanzien van asiel, grenscontroles en migratie (eerste pijler) en politiële en justitiële samenwerking in strafzaken (derde pijler). Daarnaast strekken de Conclusies van Tampere zich ook uit tot samenwerking ten aanzien van rechtshandhaving, goed bestuur, alsmede bestrijding van corruptie, georganiseerde misdaad en drugs.

Een gemeenschappelijke Europees Asielsysteem

Op ambtelijk niveau zijn besluiten in voorbereiding genomen over gemeenschappelijke minimumnormen voor asielprocedures en tijdelijke bescherming bij massale toestroom van ontheemden. Besluitvorming over een Europees vluchtelingenfonds is afgerond. Begin 2001 zal de Commissie een voorstel voor minimumnormen voor opvang presenteren. Voor Nederland vormen de minimumnormen een eerste stap op weg naar een gemeenschappelijke Europese asielprocedure. In november 2000 heeft de Commissie een mededeling uitgebracht over de inhoud van een dergelijk stelsel met een gemeenschappelijke asielprocedure en een uniforme status. Hierop vooruitlopend en bij wijze van input ten behoeve van de Commissie hebben Nederland en Zweden een gezamenlijk 'paper' voorbereid over hoe een gemeenschappelijke procedure eruit zou kunnen zien. Tevens heeft de Commissie in november een mededeling gepresenteerd over een gemeenschappelijk migratiebeleid.

High Level Working Group (HLWG)

De High Level Working Group (HLWG) voor asiel en migratie is hét forum bij uitstek voor een geïntegreerde, pijleroverstijgende aanpak van het asiel en migratiebeleid. Actieplannen zijn gemaakt voor de oorspronglanden Afghanistan, Somalië, Marokko, Irak, Albanië (en regio) en Sri Lanka. De maatregelen die in de actieplannen zijn uitgewerkt, richten zich naast migratie ook op economische ontwikkeling, goed bestuur, ontwikkelingssamenwerking en mensenrechten. Nadat gedurende vier voorzitterschappen is gewerkt aan het opstellen van de actieplannen, zal onder het Zweedse Voorzitterschap de daadwerkelijke uitvoering van de actieplannen centraal staan. Naar aanleiding van een 'brainstormbijeenkomst' die op initiatief van Nederland in november 2000 georganiseerd werd, is een extra impuls aan de HLWG gegeven. De uitkomsten van de bijeenkomst vormden een belangrijke bijdrage aan de voortgangsrapportage ten behoeve van de Europese Raad van Nice, waarom door de Europese Raad van Tampere is verzocht. (Zie ook: Jaarverslag DPC/AM).

Terug & Overname

Het effectief bestrijden van illegale migratie kan alleen met een consequent, gezamenlijk EU-terugkeerbeleid, waarmee de geloofwaardigheid van mensensmokkelaars wordt ondermijnd. Regelingen met derde landen voor terug & overname (T&O) dienen daarom een geïntegreerd onderdeel uit te maken van de externe betrekkingen van de Unie. Met een terug- en overnameovereenkomst verplichten landen van herkomst zich om eigen onderdanen (terugname) dan wel derdelanders, die op hun grondgebied hebben verbleven (overname) en die illegaal in een EU-land verblijven, terug te laten keren.

Doordat in het Verdrag van Amsterdam asiel- en migratievraagstukken naar de Eerste Pijler zijn overgeheveld, is het sluiten van terug- en overnameovereenkomsten in beginsel geen bevoegdheid van de lidstaten meer. In dit verband is in de JBZ-Raad van december 1999 besloten dat in alle gemengde en andere akkoorden tussen de EU
en derde landen standaard een terug- en overname
clausule
dient te worden opgenomen. De uiteindelijke onverkorte opname van de standaardclausule vergt de nodige vasthoudendheid, waarbij Nederland een voortrekkersrol verricht. Bij de onderhandelingen van zowel het associatieverdrag met Egypte, als het nieuwe Lomé-verdrag en de VN-protocollen Mensenhandel en Mensensmokkel bij het VN-verdrag Internationale Grensoverschrijdende Criminaliteit, was de opname van een terug- en overnameclausule een heet hangijzer. Doch, dankzij Nederlandse aandrang lukte het om de clausule opgenomen te krijgen in al deze verdragen. Ook in de op dit moment in onderhandeling zijnde EU-samenwerkingsaccoorden met Algerije, Libanon en Syrië dient de clausule te worden opgenomen.

Daarnaast zal de EU binnenkort ook namens de lidstaten terug- en overname verdragen
tot stand brengen met derde landen. In dit verband is de Commissie een onderhandelingsmandaat verleend inzake het sluiten van terug- en overnameovereenkomsten met Marokko, Sri Lanka, Pakistan (alle drie HLWG-landen) en de Russische Federatie (Zie ook: Jaarverslag DPC/AM).

Schengen

Met de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam op 1 mei 1999 werd de Schengen-samenwerking geïntegreerd in de EU.

In de JBZ-Raad is in november 2000 een principebesluit genomen over inwerkingstelling van het Schengen-acquis in de staten behorend tot de 'Noordse Paspoortunie' (Denemarken, Zweden, Finland, Noorwegen en IJsland). Met ingang van 25 maart 2001 zullen de Noordse landen deel uitmaken van het Schengengebied, mits verificatiemissies begin 2001 uitwijzen dat zij aan de technische voorwaarden voor passagiersstromen op lucht en zeehavens voldoen.

In 2000 heeft de Evaluatiecommissie Schengen de toepassing van de Schengenovereenkomst in Griekenland geëvalueerd. Naar aanleiding van deze evaluatie zijn een aantal aanbevelingen gedaan, die Griekenland heeft toegezegd op te zullen volgen.

In maart 2000 is met Italië een Memorandum of Understanding (MoU) inzake bilaterale samenwerking met betrekking tot illegale immigratie afgesloten. Het MoU dient om uitvoering te geven enerzijds aan een Schengenbesluit van 1999 inzake de uitwisseling van migratiemedewerkers en anderzijds aan de Conclusies van Tampere in verband met het streven naar een gemeenschappelijk EU asiel- en migratiebeleid.

Justitiële samenwerking (Eurojust)

Tijdens de JBZ-Raad van 28 september is een principe-akkoord bereikt over de oprichting van een voorlopige eenheid als voorloper van Eurojust (een eenheid van nationale officieren van Justitie, magistraten en/of politieofficieren). De JBZ-Raad zal in 2001 een besluit nemen over de definitieve oprichting van Eurojust, dat de vervolging van grensoverschrijdende georganiseerde misdaad zal coördineren.

Politiële samenwerking (Europol)

De intensivering van praktische samenwerking met name op politiegebied via Europol begint vruchten af te werpen en zal een nieuwe impuls krijgen met de oprichting van gezamenlijke onderzoeksteams van lidstaten om grensoverschrijdende criminaliteit aan te pakken. Hierin is voorzien in het in mei 2000 ondertekende EU-rechtshulpverdrag.

Uitbreiding van de Europese Unie (JBZ-aspecten)

Het onderhandelingshoofdstuk 24 inzake Justitie en Binnenlandse Zaken is met de Luxemburg-6 (dat betreft Cyprus, Estland, Hongarije, Polen, Slovenië en Tsjechië) geopend. De Commissie verwacht de eerste helft van 2001 ook de besprekingen met de Helsinki-6 (te weten Bulgarije, Letland, Litouwen, Malta, Roemenië en Slowakije) over hoofdstuk 24 aan te kunnen vangen. De werkgroep 'Collectieve Evaluatie' heeft voor 12 kandidaatlidstaten reeds rapportages opgesteld over de overname van het JBZ-acquis.

In de regeringsnotitie 'Stappen naar toetreding' is ruim aandacht besteed aan het JBZ-acquis. Voor het behoud van de interne veiligheid en het goed functioneren van de EU op alle terreinen is het van groot belang dat de kandidaatlidstaten zich ten aanzien van goed bestuur en rechtsstaat aansluiten bij het niveau van de Unie. Daarnaast zal, met het oog op uitbreiding van het Schengengebied, moeten worden gewerkt aan de versterking van de nieuwe Schengenbuitengrens.

In het kader van de 'Utrechtconferentie', die in december 2000 in Warschau heeft plaatsgevonden, leverde JP een bijdrage aan besprekingen over het JBZ-acquis met Polen. De 'Utrechtconferentie' wordt genoemd naar de stad waar deze conferentie voor het eerst gehouden werd. Zij vindt twee keer per jaar plaats tussen Poolse en Nederlandse bewindspersonen en ambtenaren en gaat over toetredingsvraagstukken.

Samenwerking in internationaal verband

Georganiseerde Misdaad en Mensensmokkel

In VN-verband is in 2000 een Verdrag inzake Transnationale Georganiseerde Misdaad tot stand gekomen met de daarbij behorende protocollen Migrantensmokkel en Mensenhandel. Mede dankzij een door Nederland opgezette actie is de opname in deze protocollen van een terug- en overname artikel mogelijk geworden. Het verdrag met de protocollen werd op een ministeriële conferentie in december 2000 in Palermo opengesteld voor ondertekening.

In de EU werd ten aanzien van mensensmokkel gewerkt aan een 'ontwerprichtlijn inzake wederzijdse erkenning van besluiten betreffende de verwijdering van onderdanen van derde staten', een 'ontwerprichtlijn vervoerderssancties', en een 'ontwerpkaderbesluit strafrechtelijke sancties mensensmokkel'. Het Franse voorzitterschap presenteerde een actieplan ter bestrijding van illegale immigratie (zie ook: verslag DPC/AM).

Terrorisme

Het thema terrorisme komt niet alleen geregeld ter sprake in bilateraal verband maar staat ook centraal in COTER, de tweede pijler werkgroep van de Europese Unie alsmede in de zesde Commissie van de VN. In EU kader is begonnen met de uitvoering van de tweede fase van een ondersteuningsprogramma ten aanzien van de Palestijnse Autoriteit inzake terrorismebestrijding. Dit programma is in 1997 van start gegaan en de tweede fase ervan zal medio 2003 aflopen. Onder de gezamenlijke EU-vlag nemen EU-lidstaten, waaronder Nederland deel aan uitvoering van afzonderlijke projecten binnen dit programma.

Daarnaast zijn in New York in september 2000 de onderhandelingen begonnen over een alomvattend VN-verdrag inzake terrorismebestrijding waarin de Nederlandse delegatie (met vertegenwoordiging vanuit Justitie en Buitenlandse Zaken) een actieve rol heeft gespeeld. De tweede onderhandelingsronde zal in februari 2001 plaatshebben.

Onder leiding van JP is de Nederlandse deelname aan de ODCCP/OVSE-conferentie in Tashkent (Oezbekistan) inzake georganiseerde criminaliteit, drugs en terrorisme in de Centraal-Aziatische regio van medio oktober 2000 interdepartementaal voorbereid.

Drugs

JP heeft een coördinerende taak ten opzichte van de vakdepartementen (met name VWS en Justitie) voor de internationale aspecten met betrekking tot het thema drugs. Ook binnen BZ fungeert JP als aanspreekpunt voor dit thema.


- Algemeen

Er werd een bijdrage geleverd aan een interne notitie over Afghanistan. Ook nam JP deel aan een expertbijeenkomst in Wenen inzake Afghanistan. Landelijk neemt JP deel aan de maandelijkse Ambtelijke Werkgroep Uitvoering Drugsnota (AWUD) waarin de buitenlandse component van het drugsbeleid wordt ingebracht. Daarnaast is JP vast lid van de Coördinatiecommissie inzake precursoren (grondstoffen voor drugs) waarin het Nederlands standpunt voor EU vergaderingen en VN vergaderingen inzake precursoren wordt bepaald. In 2000 speelde met name de vraag of justitiële samenwerking met China mogelijk moet zijn in verband met het Nederlandse opsporingsbelang. Tot slot heeft JP actief bijgedragen aan het tot stand komen van verschillende drugsnota's van de vakdepartementen, waaronder 'Het pad naar de Achterdeur' en de nota inzake XTC.


- EU

Binnen de EU stond de samenwerking op het gebied van drugsbestrijding in het teken van de uitvoering van het EU Actieplan Drugs 2000-2004, dat alle aspecten van het drugsbeleid omvat, zowel vraagvermindering als rechtshandhaving. Daarnaast werd in EU verband actief deelgenomen aan formeel en informeel overleg over de Actieplannen met betrekking tot Latijns Amerika, het Caribisch gebied en Centraal Azië.


- Bilateraal

Met Frankrijk heeft een uitwisseling plaatsgevonden van de rapporten van de wederzijdse expert-drugsmissies. Uit de Verenigde Staten hebben drie bezoeken plaatsgevonden (Congres en Senaat). Tevens heeft JP de discussie tussen BZ en de vakdepartementen gefaciliteerd over mogelijke personele versterking van Ambassade Washington vanuit Justitie en BZK, mede in verband met drugsbestrijding. Met Italië is een MoU synthetische drugs afgesloten. Met Venezuela heeft in augustus 2000 een vergadering plaatsgevonden van de zogenoemde Gemengde Commissie voor drugsoverleg tussen het Koninkrijk en Venezuela.


- VN-kader

In VN-verband bestonden de werkzaamheden op het gebied van drugsbestrijding vooral uit het voorbereiden, deelnemen aan en verslaan van de jaarlijkse vergadering van de Commission on Narcotic Drugs (CND), zorgen voor tijdige rapportage van het Koninkrijk aan de International Narcotics Control Board (INCB) en het bepalen van het beleid ten aanzien van het UN international Drug Control Programme (UNDCP).


- Dublin Groep

De Dublin Groep is een informeel overlegmechanisme van Westerse landen inzake drugs. Sinds 1998 vervult Nederland het regionaal voorzitterschap van de mini-Dublin Groepen in de regio Centraal Europa. Dit houdt in dat Nederland naast de coördinatie ter plaatse ook de halfjaarlijkse rapportage aan de Centrale Dublin Groep verzorgt. Deze rapportages geven niet alleen een beeld van de situatie met betrekking tot drugsaangelegenheden in de regio maar doen daarnaast ook aanbevelingen ter verbetering van de drugsbestrijding.


- Caribisch gebied

Bij ondersteuning van drugsbestrijding in derde landen legt Nederland de nadruk op het Caribisch gebied. JP heeft twee projecten inzake drugsbestrijding onder de hoede, namelijk het
Project Management Office
(PMO) en het
Caribbean drug control Coordination Mechanism
(CCM). Het CCM is een UNDCP-project dat moet zorgen voor betere afstemming van activiteiten op het gebied van drugsbestrijding in het Caribisch gebied.

In het PMO werkt Nederland samen met Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, de Europese Commissie en Caribische partners aan het opzetten van nationale en (sub)regionale hoofdkwartieren met een multidisciplinaire bezetting van politie, douane en marine/kustwacht. Het PMO voert daarnaast projecten uit op het gebied van training. Ook wordt een inventarisatie van maritiem materieel in de regio opgesteld. Nederland financiert een expert alsmede een vijfde van de lopende kosten van het PMO.

Van 14 tot 17 november vonden informele consultaties plaats te Curaçao ten behoeve van de overeenkomst voor regionale maritieme samenwerking bij drugsbestrijding in de Caribische regio. Resultaat is overeenstemming over de start van formele onderhandelingen in 2001 en een voorlopige nieuwe concept-tekst als basis voor deze onderhandelingen.

Vooruitblik 2001

Belangrijke aandachtsgebieden zijn gelegen in de continuering van de activiteiten op het gebied van asiel- en migratie, zoals verdere implementatie van de Conclusies van Tampere in de aanloop naar de Europese Raad van Laken, uitvoering van de HLWG actieplannen alsmede de bestrijding van illegale immigratie en mensensmokkel in EU-verband. Voorts zullen de JBZ-aspecten van de EU uitbreiding versterkte aandacht krijgen.

In samenwerking met Costa Rica zal worden gewerkt aan de organisatie van een diplomatieke conferentie inzake regionale maritieme samenwerking in het Caribisch gebied.

Vreemdelingen- en Visumzaken - DPC/VV 2000

Inhoudsopgave:

Inleiding

De afdeling DPC/VV

Vragen van Leden van de Tweede Kamer

Voorlichting

DPC-Conferenties

Vragen van particulieren

Samenwerking in internationaal verband

EU algemeen

EU Raadswerkgroep Visa

Overige werkgroepen - Technisch Comité

Benelux

Ontwikkelingen op het terrein van visumbeleid en visumverleningsprocedure

Handboek

Visumverleningsprocedure

EK 2000

DNA-onderzoek bij gezinshereniging

Visumverlening ten behoeve van internationale organisaties

Visumverlening

Enkele cijfers: aanvragen en weigeringen

Beslisprocedures voor visumaanvragen

Vervanging VIS en CONVOS

Visumverlening ten behoeve van de Nederlandse Antillen en Aruba

Aansturing van het postennetwerk

Beleid inzake Nederlandse reisdocumenten voor vreemdelingen

Nederlandse vreemdelingenpaspoorten

Laissez passers

Vooruitblik 2001

Inleiding

De Minister van Buitenlandse Zaken is verantwoordelijk voor het visumbeleid als instrument van buitenlands beleid. Het visumbeleid heeft betrekking op het al dan niet opleggen van de visumplicht aan onderdanen van een bepaalde staat en het daarmee samenhangende beleid inzake de afgifte van visa. Het betreft hier visa voor kort verblijf, dat wil zeggen voor maximaal 3 maanden.

Ook de visumverstrekking voor lang verblijf (Machtiging tot Voorlopig Verblijf - MVV) behoort tot de competentie van Buitenlandse Zaken, zij het dat het ministerie van Justitie - via hoofd Visadienst - zorg draagt voor de feitelijke toetsing van de aanvragen met het oog op al dan niet verlening van de verblijfstitel.

Het personenverkeer krijgt in belangrijke mate vorm in internationaal verband. Met name dient hierbij te worden gedacht aan de samenwerking in het kader van de Benelux en de Europese Unie (EU).

Het ministerie van Buitenlandse Zaken draagt conform de Paspoortwet mede-verantwoording voor de verstrekking van reisdocumenten aan vreemdelingen die in Nederland verblijven. De afdeling Vreemdelingen- en Visumzaken beoordeelt in dit kader de aanvragen voor een reisdocument.

De afdeling bemiddelt verder tussen de posten, Immigratie- en Naturalisatie Dienst (IND)/Visadienst en particulieren in geval van MVV-aanvragen en toeristische visumaanvragen. Ook laat VV op verzoek van de regiodirecties van IND op de posten onderzoeken uitvoeren in het kader van de beoordeling van aanvragen voor verblijfsvergunningen.

De afdeling DPC/VV

Met de taken van de afdeling Vreemdelingen- en Visumzaken (VV) van de Directie Personenverkeer, Migratie en Consulaire Zaken (DPC) zijn in totaal 33 medewerkers belast. Naast het hoofd en plaatsvervangend hoofd zijn dat 12 beleidsmedewerkers, 17 uitvoerende medewerkers en 2 secretarieel/administratieve medewerkers.

In 2000 is binnen de afdeling VV de Unit Procesbewaking Visumverlening van start gegaan. Deze unit dient de kwaliteit van het visumverleningsproces in de ruimste zin van het woord te bewaken. Tot de hoofdtaken van de unit behoren onder meer:

ontwikkelen van beleid en instrumenten met betrekking tot de kwaliteit en integriteit van het visumproces;

faciliteren van de posten met middelen die nodig zijn om de kwaliteit van het proces te waarborgen, en

monitoren van de werkprocessen en analyseren van knelpunten en trends, alsmede initiëren van maatregelen.

Verwacht wordt dat de werkzaamheden van deze nieuwe unit - daar waar het de verbetering van de kwaliteit van het visumproces op de posten betreft - op termijn een daling van het aantal klachten tot gevolg zullen hebben. In 2000 behandelde VV 308 schriftelijke klachten van particulieren en instanties, zoals de Nationale Ombudsman (in vergelijking met 1999 een stijging met 50%). Het merendeel van de klachten had, evenals in vorige jaren, betrekking op de visumverlening op de posten (met name over de afgifte van machtigingen voor voorlopig verblijf te Rabat werden veel klachten geregistreerd) en de bejegening van reizigers op Schiphol.

Tevens is in 2000 een aanvang gemaakt met de formatie van een 'pool' van visummedewerkers die voor kortere of langere tijd op visumafdelingen van Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland kunnen bijspringen als daartoe wegens ziekte of overplaatsing aanleiding bestaat.

Vragen van Leden van de Tweede Kamer

Door Leden van de Tweede Kamer werden 10 keer vragen gesteld aan de Minister over VV-aangelegenheden. Het betrof driemaal vragen over de visumafgifte door Nederlandse ambassades: te Boekarest en te Rabat (tweemaal). Daarnaast werden vragen gesteld over de problematiek van Molukkers die op grond van toeristenvisa in Nederland verblijven (tweemaal), de afschaffing van de visumplicht voor Roemenië en Bulgarije, infiltratie in de Nederlandse ambassade te Lagos, een machtiging tot voorlopig verblijf voor studiedoeleinden, het verstrekken van Schengenvisa door de Franse ambassade te Tbilisi alsmede de illegale immigratie van Egyptenaren en verstrekking van verblijfsvergunningen.

Voorlichting

DPC-Conferenties

VV leverde een bijdrage aan twee door DPC georganiseerde conferenties 'Personenverkeer, visumverlening en documentfraude'. Aan deze bijeenkomsten, waar aandacht werd besteed aan onder andere illegale immigratie, grensoverschrijdende criminaliteit, het herkennen van valse of vervalste documenten en de Algemene Wet Bestuursrecht, namen in totaal 120 medewerkers van posten in het buitenland deel.

Aan de conferenties werd medewerking verleend door Justitie/IND, Nationale Ombudsman, Centrale Recherche Informatiedienst (CRI), Koninklijke Marechaussee (Kmar) en Vreemdelingendienst Amsterdam.

Vragen van particulieren

Het aantal vragen van particulieren over visumverlening in het algemeen en de stand van de individuele visumaanvraag in het bijzonder is de laatste jaren zeer sterk gegroeid. Naar schatting kwamen er in het verslagjaar 50.000 telefonische informatie aanvragen binnen.

Samenwerking in internationaal verband

EU algemeen

De Europese samenwerking op visumgebied verloopt niet goed. De pragmatische aanpak die vóór de integratie van Schengen in EU-kader gebruikelijk was, lijkt onder het EU-regime moeilijk te realiseren: nationale belangen alsmede de bijzondere positie van het VK en Ierland zijn hier debet aan. Desondanks is - na moeizaam onderhandelen - in 2000 een politiek akkoord bereikt over de ontwerp-Visumverordening in welk kader de lijsten van landen voor wier onderdanen de visumplicht al dan niet geldt, worden vastgesteld.

EU Raadswerkgroep Visa

De Raadswerkgroep Visa is in 2000 tienmaal bijeengekomen waarvan zevenmaal onder voorzitterschap van Portugal en driemaal onder Frans voorzitterschap.

Het ambitieuze vergaderschema onder Portugees voorzitterschap diende ter realisatie van het werkprogramma dat primair was gericht op de verdere integratie van het Schengenacquis in de EU. Een van de voorstellen bouwde voort op een Fins voorstel tot aanneming van een Raadsverordening met het oog op de aanpassing van de Gemeenschappelijke Visuminstructie. Daarnaast stond de ontwerp-Visumverordening, die volledige harmonisatie beoogt van de lijsten van landen voor wier onderdanen al dan niet de visumplicht geldt, hoog op de agenda. Tot slot werd een voorstel besproken inzake het verblijfsrecht van derdelanders op het grondgebied van de Schengenlidstaten voor een periode langer dan drie maanden.

Het Franse voorzitterschap agendeerde wederom de ontwerp-Visumverordening alsmede een ontwerp-verordening van de Raad betreffende de voorwaarden voor visumafgifte door de Lidstaten en een voorstel voor visa lang verblijf met een circulatierecht. In het laatste halfjaar van 2000 werd het fundament voor de ontwerp-Visumverordening gelegd en werd een politiek akkoord bereikt over de lijsten van visumplichtige en visumvrije landen. Voor het overige werd een aantal praktische besluiten genomen bijvoorbeeld inzake de erkenning van het United Nations Mission in Kosovo (UNMIK)-document als geldig reisdocument.

Overige werkgroepen - Technisch Comité

Het Technisch Comité is gedurende de verslagperiode viermaal bijeengekomen, waarbij de bescherming van variabele gegevens op het visumsticker is besproken. Een Frans voorstel om deze gegevens middels een zogenaamd 'koud' laminaat te beschermen is afgewezen vanwege de nadelige gevolgen voor de overige veiligheidskenmerken op de visumsticker. Ter bescherming van visumstickergegevens wordt thans een Duits voorstel besproken dat voorziet in het aanbrengen van een foto van de aanvrager op de sticker.

Benelux

De inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam per 1 mei 1999 en de daarmee gepaard gaande integratie van Schengen in de Europese Unie doet geen afbreuk aan de in de Benelux Overeenkomst van 11 april 1960 neergelegde verplichtingen op het terrein van personenverkeer. De drie Partners hebben niet alleen de voorheen op dit terrein verrichte werkzaamheden voortgezet, maar tevens zoveel mogelijk getracht een gemeenschappelijk standpunt in te nemen ten opzichte van de in EU-kader geformuleerde voorstellen op het terrein van personenverkeer.

Soms is het niet mogelijk gebleken om tot een Benelux-standpunt te komen. Dit was onder meer het geval bij de reactie op de instroom van Roma-asielzoekers. De situatie is dat thans alleen België een visumplicht kent voor onderdanen van Slowakije.

In de verslagperiode is vooral aandacht besteed aan de actualisering van de Benelux-visuminstructie en voorschriftenverzameling en aan de erkenning van reisdocumenten. Vastgesteld is dat het naast elkaar blijven bestaan van een Benelux- en EU (Schengen)-visuminstructie de visumafgifte op de posten niet eenvoudig maakt. Daarom wordt nagegaan welke bepalingen uit de Benelux-visuminstructie gehandhaafd dienen te blijven naast de EU (Schengen)-visuminstructie. In 2001 zal worden onderzocht in welke vorm de te handhaven en geherformuleerde passages in de tekst van de EU (Schengen)-instructie kunnen worden opgenomen, opdat op de posten met één instructie kan worden gewerkt.

Naast het nemen van beslissingen over de vraag of bepaalde nieuwe reisdocumenten erkend kunnen worden, hetgeen van belang is voor de vraag of het visumsticker in het reisdocument of op een afzonderlijk stuk papier moet worden aangebracht, wordt vanwege het uitblijven van een vastgesteld EU-document ter zake tevens gewerkt aan een Benelux-overzicht van de erkende en niet erkende reisdocumenten, waarbij tevens de gegevens van de overige Schengenlanden worden vermeld.

Ontwikkelingen op het terrein van visumbeleid en visumverleningsprocedure

Handleiding

De wet- en regelgeving op het terrein van personenverkeer, waaronder de visumverlening valt, is zeer complex. In de praktijk wordt dan ook met regelmaat geconstateerd dat interpretaties van de geldende regels op de Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland uiteenlopen, of dat de details van deze regels minder bekend zijn. Om deze redenen is in 2000 een extern bureau verzocht een Handleiding Visumverlening te schrijven waarin alle geldende regelgeving op een heldere en toegankelijke wijze wordt gepresenteerd. Het is de bedoeling dit handboek in 2001 te voltooien.

Visumverleningsprocedure

In zijn brief aan de Tweede Kamer van 25 oktober 1999 gaf de Minister aan dat de posten Colombo, Lagos, Rabat, Paramaribo, Santo Domingo, Accra, Cairo, Istanboel, Ankara, Islamabad en Karachi tot de vanuit visumoptiek meest risicovolle groep behoren. Teneinde de kwaliteit en integriteit van de visumverlening op die posten te waarborgen en, waar nodig, te verbeteren, zijn in 2000 twee conferenties in Den Haag gehouden waaraan de hoofden van de visumafdelingen van deze posten hebben deelgenomen. Tijdens deze bijeenkomsten is onder voorzitterschap van VV met de deelnemers overlegd over procedurele en organisatorische aspecten die van belang zijn voor het garanderen van de kwaliteit, integriteit en functiescheiding binnen de visumverlening. Aan de hand van ervaringen en ideeën van deze groep, die een klankbord vormt voor VV, zijn in 2000 (en zullen ook in de toekomst) procedures op het gebied van visumverlening worden bijgesteld.

EK 2000

In verband met de verwachte extra visumaanvragen voor het bijwonen van wedstrijden in het kader van het Europees Kampioenschap Voetbal 2000 in België en Nederland is in Ankara, Belgrado, Boekarest en Istanboel een samenwerking opgezet tussen de vertegenwoordigingen van de beide organiserende landen. In dit kader heeft VV medio 2000 twee medewerkers gedurende enkele weken toegevoegd aan de ambassades in Ankara en Boekarest. Bovendien werd door de personeelsdienst tijdelijk een medewerker ter beschikking gesteld van ambassade Belgrado. In samenwerking met de Belgische vertegenwoordigingen op voornoemde posten is een gezamenlijke operatie opgezet, die behelsde dat per standplaats onderling personeel en materiaal beschikbaar werden gesteld ten behoeve van een speciaal EK-2000 loket. In Roemenie werden 3300 visa afgegeven, in Turkije 1350 en in Joegoslavië 350. Hoewel vooraf met hogere aantallen was rekening gehouden, bleken veel entreekaarten door de voetbalbonden te zijn verkocht aan landgenoten die reeds in de Schengenlanden verbleven en derhalve geen visum nodig hadden. De verstrekking van visa in het kader van het EK 2000 is naar tevredenheid en zonder incidenten verlopen.

DNA-onderzoek bij gezinshereniging

In verband met de fraudegevoeligheid van de sinds 1998 op de posten bij gezinshereniging gehanteerde procedure van identificerende vragen, is in 1999 met het ministerie van Justitie een aanvang gemaakt met de opstelling van een protocol voor DNA-onderzoek. Dit protocol is in februari 2000 ondertekend en in werking getreden. Conform de toezegging aan de Tweede Kamer is de invoering van DNA-onderzoek in gezinsherenigingszaken in september/oktober geëvalueerd. De algemene conclusie van de evaluatie luidde dat de betrokken posten de nieuwe werkwijze ter vaststelling van de identiteit van familieleden van tot Nederland toegelaten vluchtelingen als positief ervaren. In tegenstelling tot de fraudegevoelige methode van identificerende vragen biedt DNA-onderzoek een betrouwbaar en fraudebestendig resultaat. Tot en met medio september 2000 is op 14 Nederlandse vertegenwoordigingen van in totaal ongeveer 700 personen DNA-materiaal afgenomen.

Visumverlening ten behoeve van internationale organisaties

Voorjaar 2000 hebben enkele internationale organisaties die hun zetel in Nederland hebben, zich bij het ministerie van Buitenlandse Zaken beklaagd over het Nederlandse gastheerschap. Dit is aanleiding geweest tot het nemen van maatregelen om de communicatie met en de dienstverlening aan de instellingen te verbeteren. Tijdens een bijeenkomst met vertegenwoordigers van deze internationale organisaties op 6 september 2000 heeft de secretaris-generaal van BZ een aantal maatregelen aangekondigd om de relatie tussen de internationale organisaties en het gastland Nederland te verbeteren.

Eén van die maatregelen betreft het maken van een brochure over de visumverlening, waarin beknopt zal worden ingegaan op de visumprocedure zoals die van toepassing is op (toekomstige) werknemers bij internationale organisaties, hun familieleden en de overige leden van de huishouding. In het najaar van 2000 heeft VV een aanvang gemaakt met het opstellen van deze brochure, die overigens tevens bestemd zal zijn voor de ambassades hier te lande, omdat op hen eenzelfde soort visumprocedure van toepassing is.

Visumverlening

Enkele cijfers: aanvragen en weigeringen

In het jaar 2000 werden er wereldwijd +/- 430.000 ( ) aanvragen bij de Nederlandse vertegenwoordigingen ingediend tegenover +/- 470.000 in 1999. Dit betekent een daling van ongeveer 40.000 visumaanvragen (10%).

Overzicht visumaanvragen:

Jaar Aantal Bijzonderheden

1990 600.335 Val van de "Muur"

1991 450.680 Afschaffing visumplicht Polen, Tsjechoslowakije en Hongarije

1992 445.065 Golfcrisis

1993 473.912

1994 533.104 Toename personenverkeer Oost-Europa

1995 451.146 Inwerkingstelling Schengen

1996 520.010 Toename personenverkeer Oosteuropa en China

1997 526.592

1998 458.066 Economische crisis Zuid-Oost Azië en Rusland

1999 473.476

Posten met de meeste aanvragen Meest voorkomende nationaliteiten

(tussen haakjes de cijfers uit 1999) (tussen haakjes de cijfers uit 1999)

Boekarest 31.727 (33.094) Turken 35.981 (37.020)

Jakarta 29.843 (23.521) Russen 35.833 (35.997)

Moskou 26.017 (24.647) Roemenen 35.499 (33.577)

Paramaribo 22.513 (18.727) Indiërs 32.425 (32.587)

Kiev 18.736 (41.051) Indonesiërs 30.930 (24.888)

Ankara 17.639 (17.261) Zuid-Afrikanen 26.277 (23.852)

Istanboel 16.103 (18.392) Surinamers 22.354 (18.548)

Mumbai 15.718 (15.261) Chinezen 13.616 (14.411)

Londen 15.376 (14.237) Oekraïners 13.362 (17.896)

Pretoria 13.648 (12.045) Marokkanen 13.245 (17.896)

De daling van het aantal aanvragen is voornamelijk veroorzaakt door de volgende factoren. Een strikter beleid ten aanzien van aanvragen van Moldaviërs (gedaald van 24.000 naar 5.000) heeft tot een daling van 22.000 aanvragen te Kiev geleid. Een striktere toepassing van de regelgeving heeft geleid tot een afname van 4.500 aanvragen te Rabat en van 10.000 aanvragen te Sofia. Met name een daling van het aantal transitvisa als gevolg van een Memorandum of Understanding (MoU) dat Justitie in 2000 met de KLM heeft gesloten, heeft geleid tot een afname van 8.000 aanvragen te Lagos en van 3.000 te Karachi. De opschorting van de visumplicht voor Kroaten in oktober 1999 heeft te Zagreb geleid tot een daling van 7.500 aanvragen. Opvallend is de stijging van het aantal aanvragen met 6.000 te Jakarta.

Op de 430.000 aanvragen is 320.847 (76%) maal een visum verleend en 31.678 (7%) maal een visum geweigerd. De hoogste aantallen weigeringen zijn gerealiseerd in Kiev met 5.600 (33%), Paramaribo met 3.800 (18%), Boekarest met 3.400 (10%), Ankara met 3.100 (18%), Rabat met 1.500 (10%), en Lagos met
1.100 (19%). Gezien de risicogebieden waar deze posten liggen is dit niet opmerkelijk.

De meeste posten kunnen zelfstandig de visumaanvragen beoordelen en beslissen. In geval van twijfel kunnen de aanvragen ter beoordeling aan de nationale dienst (VV of Visadienst) worden voorgelegd. Ten aanzien van een aantal categorieën is echter voorafgaande machtiging van de nationale diensten altijd vereist. De volgende aantallen (afronding - finale cijfers nog niet beschikbaar) zijn gerealiseerd (tussen haakjes de cijfers uit 1999):

Zelfstandig : 330.000 (355.954)

DPC/VV: 65.000 (75.716)

Visadienst: 19.000 (27.841)

IND (mvv/dip-procedure): 12.000 (13.956)

De vermindering van het aantal aanvragen dat aan VV is voorgelegd wordt veroorzaakt door de afname het aantal visumaanvragen in de voormalige Sovjet-Unie, die van oudsher altijd aan DPC voorgelegd dienden te worden.

Beslisprocedures voor visumaanvragen

Voor het verwerken van de visumaanvragen is het Consultatie Voorlegging Systeem (CONVOS) in gebruik. Dit is een applicatie die de van de posten ontvangen visumaanvragen verwerkt. De visumaanvragen worden opgeslagen in een bestand (registratie). Vervolgens kunnen de aanvragen bestemd voor VV met behulp van het CONVOS worden verwerkt.

CONVOS zorgt ook voor de doorgeleiding van de visumaanvragen die als gevolg van de consultatieplicht (waaronder de melding van verleende territoriaal beperkte visa) aan de andere Schengenstaten moeten worden voorgelegd.

Ook wordt bij iedere visumaanvraag het 'Nationaal Schengen Informatie Systeem' (NSIS) en het 'Nationaal OpsporingsRegister' geraadpleegd. Dezen bevatten namen van personen aan wie geen toegang tot het Schengengebied mag worden verleend.

Bij de beoordeling voor het al dan niet verstrekken van een visum wordt aan verschillende criteria getoetst, waarbij dreiging voor de veiligheid en voorkomen van illegale immigratie de belangrijkste zijn.

Vervanging VIS en CONVOS

Het Visum Informatie Systeem (VIS) op de posten en het Consultatie Voorlegging Systeem (CONVOS) bij VV zijn tussen 1993 en 1995 ontwikkeld en inmiddels dringend aan vervanging toe. De programmatuur is verouderd, waardoor de kwaliteit van het onderhoud moeilijk gewaarborgd kan worden. In 2000 is een vooronderzoek uitgevoerd naar de functionele eisen en de technische randvoorwaarden voor een nieuw te bouwen VIS/CONVOS, waarna in 2001 de Europese aanbestedingsprocedure zal worden uitgevoerd. De volledige implementatie van het nieuwe VIS/CONVOS is voorzien in 2003.

Visumverlening ten behoeve van de Nederlandse Antillen en Aruba

De buitenlandse betrekkingen van Nederland, Aruba en de Nederlandse Antillen zijn volgens artikel 3 van het Statuut een aangelegenheid van het Koninkrijk. De Nederlandse Antillen en Aruba zijn gerechtigd tot het voeren van een eigen toelatingsbeleid en visumbeleid, dat afwijkt van het Nederlandse. Gezamenlijk is besloten de visumafgifte voor deze gebiedsdelen via de Koninkrijksvertegenwoordigingen te laten verlopen en deze zo nauw mogelijk te laten aansluiten bij de thans geldende EU-Schengenprocedure. Als follow-up van de in november 1999 gehouden regionale consulaire werkconferentie, werd in april 2000 een eerste overleg gehouden met alle Arubaanse en Nederlands-Antilliaanse autoriteiten die betrokken zijn bij visumafgifte en vreemdelingentoezicht. Er is overeenstemming over het standpunt dat het instellen van visumplicht en het hanteren van een MVV-vereiste voor binnenkomst op het grondgebied hulpmiddelen kunnen zijn bij het vermijden van illegale immigratie. Er is tijdens die overlegronde afgesproken om de visumplichtige nationaliteiten binnen het Koninkrijk te gaan harmoniseren. Er bleken met Aruba 105 en met de Nederlandse Antillen 113 verschillen te zijn in visumplichtige nationaliteiten t.o.v. die van het Europese deel van het Koninkrijk.

In november 2000 is met Aruba ambtelijk overeen gekomen, dat de volledige EU/Schengenlijsten zullen worden gehanteerd op 12 nationaliteiten na, die voor Aruba van belang zijn binnen de regio. Over de implementatie daarvan is nog overleg gaande. Hierop kondigde Aruba aan de visumplicht voor Colombianen te willen instellen. Over de daadwerkelijke datum van implementatie is nog overleg gaande. Onderwijl worden hiervoor de nodige voorbereidingen getroffen op Aruba zelf, bij VV, die onder meer beleidsmatig en procesmatig ondersteuning biedt voor dit project, en op de ambassade te Bogota.

Met de Nederlandse Antillen is eveneens over de harmonisatie van de visumplichtige nationaliteiten binnen het Koninkrijk overleg geweest doch ambtelijke overeenstemming kon in de verslagperiode nog niet worden bereikt. De verwachting is, dat wanneer zowel de Nederlandse Antillen als Aruba zich, op de 12 bijzondere nationaliteiten na, zullen conformeren aan de bestaande EU/Schengenlijsten, de totale visumafgifte met ca. 40.000 op jaarbasis zal toenemen, met een concentratie op enkele posten in de Caribische, Midden- en Zuid-Amerikaanse regio. De posten Santo Domingo en Port-au-Prince nemen thans tezamen jaarlijks meer dan 20.000 visa voor hun rekening.

Aansturing van het postennetwerk

VV instrueert de posten inzake het personenverkeer zoals visumbeleid, instructies voortvloeiend uit Benelux- en EU-regelgeving en aanpassing van instructies op grond van politieke of economische redenen (zoals sancties en illegale immigratie).

In het kader van de kwaliteitsbewaking werden verschillende posten door 'Visum Advies Teams' ('VAT missies') bestaande uit vertegenwoordigers van BZ en IND/Visadienst bezocht. Deze missies hebben tot doel om ter plaatse te bezien in hoeverre het visumverleningsproces in de breedste zin des woords kan worden geoptimaliseerd. Hierbij wordt met name gedacht aan de gehanteerde verwerkingsprocedures bij de visumaanvragen, het gebruik van het Visum Informatie Systeem (VIS) en de implementatie van de Benelux/Schengenregelgeving. Ook wordt bezien hoe de diverse aspecten bij de visumverlening worden meegewogen. Te denken valt hierbij aan de klantvriendelijkheid, de integriteit van het visumverleningsproces, waaronder het vereiste van functiescheiding, een correcte verantwoording van de visumstickervoorraad en het tegengaan van illegale immigratie.

In 2000 werden de posten Praag, Jakarta, Teheran en Boekarest door VAT-missies bezocht.

Beleid inzake Nederlandse reisdocumenten voor vreemdelingen

De minister van Buitenlandse Zaken heeft op grond van de Paspoortwet een bindend-adviserende bevoegdheid inzake de afgifte van Nederlandse reisdocumenten voor vreemdelingen. Dit bindend advies heeft de rechtskracht van een besluit van de minister van Buitenlandse Zaken. Of tot afgifte van een dergelijk reisdocument kan worden overgegaan wordt daarnaast bepaald door de plaatselijke vreemdelingendiensten en de gemeenten.

Ook behandelt VV de aanvragen voor een laissez passer ten behoeve van in Nederland verblijvende vreemdelingen respectievelijk vreemdelingen die naar Nederland mogen komen maar niet beschikken over een reisdocument.

In beide gevallen wordt de aanvraag getoetst aan de mogelijke schade die de afgifte van dergelijke reisdocument kan hebben voor de betrekkingen tussen Nederland en de staat waarvan de aanvrager onderdaan is. Op grond van een mogelijke inbreuk op de soevereiniteit wordt een terughoudend beleid gevoerd.

Nederlandse vreemdelingenpaspoorten

De afname in voor advies voorgelegde aanvragen voor Nederlandse vreemdelingenpaspoorten heeft zich in 2000 voortgezet. In 2000 zijn in totaal +/- 4000 aanvragen voor advies voorgelegd. In 1999 was het aantal voorgelegde aanvragen ten opzichte van het voorgaande jaar reeds gedaald met
+/- 3000. In 2000 betrof de daling ten opzichte van het vorige jaar +/- 2000 aanvragen. De daling is met name te verklaren doordat in 1999 Irak en Soedan gedeeltelijk veilig zijn verklaard, waardoor de Voorlopige Vergunning Tot Verblijf (VVTV) van vele Irakezen en Soedanezen ingetrokken dan wel niet meer verlengd werd. Het aantal aanvragen voor Nederlandse vreemdelingenpaspoorten van Irakezen en Soedanezen is als gevolg daarvan verminderd. Een andere reden voor de afname is dat de gemeenten beter op de hoogte zijn van het gevoerde beleid van BZ. Aanvragers worden voordat de aanvraag in behandeling wordt genomen hierover voorgelicht, hetgeen heeft geleid tot het achterwege blijven van indiening van kansloze aanvragen.

Laissez passers

In 1999 had zich ten opzichte van 1998 reeds een toename voorgedaan van het aantal verstrekte laissez passers aan vreemdelingen zonder reisdocumenten die konden aantonen om redenen van humanitaire aard (zoals ernstige ziekte of sterfgeval in de familie) te moeten reizen. Deze toename lijkt van structurele aard te zijn. VV heeft in 2000 566 laissez passer-aanvragen in behandeling genomen en 382 laissez passers verstrekt. In 1999 betrof het aantal verstrekte laissez passers 407.

Opmerkelijk was in 2000 een toename (43) van het aantal verstrekte laissez passers aan Afghanen. Er zijn in totaal 146 laissez passers verstrekt aan in Nederland woonachtige Afghanen, waarvan 79 om humanitaire redenen Pakistan als reisdoel hadden. Ook is er een toename (32) van het aantal verstrekte laissez passers aan terugkerende Irakezen. In totaal zijn er 47 laissez passers verstrekt aan Irakezen, die naar hun land van herkomst wilden terugkeren. Daartegenover staat een afname (59) van verstrekte laissez passers aan Kosovaren.

In 2000 zijn er voor het eerst (drie) bezwaarschriften tegen weigeringen van een laissez passer ingediend.

Vooruitblik 2001

De volgende activiteiten zullen in 2001 centraal staan:


- de uitwerking van een 'mission statement' om de doelstelling van de visumverlening duidelijker aan personeel, klanten en belanghebbenden over te kunnen brengen;


- finalisering en in het in gebruik nemen van het Handleiding Visumverlening;


- voorbereiding van de Visumwet;


- voortzetting van de besprekingen met de Nederlandse Antillen en Aruba over de harmonisatie van visumvrije en visumplichtige nationaliteiten;


- de verdere ontwikkeling van het nieuwe Visum Informatie Systeem (VIS) en van het nieuwe Consultatie Voorlegging Systeem (CONVOS);


- verbetering van de telefonische bereikbaarheid van de afdeling, met name voor in Nederland wonende referenten van visumaanvragers;


- ontwikkeling van een gedragscode voor het verstrekken van visumgegevens aan opsporingsautoriteiten; en,


- ten slotte, het opstellen van een privacy-reglement voor de opslag en het gebruik van video-materiaal dat op de visumafdelingen op de posten wordt opgenomen.

Applicatie Beheer - DPC-AB 2000

De unit Applicatie Beheer (AB) bestaat uit vijf medewerkers. Zij draagt zorg voor alle DPC-applicaties die bij DPC en de consulaire afdelingen op de posten in gebruik zijn. Hierbij gaat het om systemen zoals het Consulaire Voorlegging Systeem (CONVOS - het centrale visumsysteem dat op het departement in gebruik is), het Visum Informatie Systeem (VIS - dat op de posten gebruikt wordt) en het Paspoort Administratie Systeem (PAS - eveneens in gebruik op de posten). Het betreft onderhoud, beheer en technische ondersteuning van hardware en software. De unit werkt nauw samen met de directie Informatie- en Communicatietechnologie (ICT). Verder is voor KB 'éducation permanente' van wezenlijk belang.

Activiteiten

Het ongestoord en goed laten verlopen van de technische werkprocessen alsmede het ondersteunen van posten bij het oplossen van problemen door advisering vanuit het departement of - bij ernstige problemen - ondersteuning ter plaatse zijn en blijven de lopende hoofdactiviteiten.

Daarnaast blijven zorgdragen voor vervanging van verouderde apparatuur, aanschaf van nieuwe apparatuur en applicaties alsmede het adviseren bij het opzetten en de bouw van nieuwe systemen, zowel bij soft- als hardware, belangrijke deelactiviteiten.

Een bijzondere activiteit is gelegen in het (technisch) aanleveren en up-daten van de Consulaire Signaleringslijst CSL).

Vooruitblik 2001

De Bundel Consulaire Voorschriften (BCV) zal in een andere format worden omgezet, die losgekoppeld is van Miconos (= Multimediale Interactieve Consulaire Opleiding op Schijf). Door deze omzetting wordt de BCV sneller toegankelijk en wordt de BCV tevens beter beheersbaar voor up-date.

Controlling Unit - DPC-CU 2000

De Controlling Unit (CU) is in 2000 uitgebreid met een controller. De unit bestaat thans uit 4 medewerkers. In 2001 wordt een extra uitbreiding met twee formatieplaatsen voorzien.

Activiteiten

DPC beheert een viertal doelbijdragen:

Het gedetineerdenbudget.

Vanuit deze doelbijdrage dient de begeleiding van gedetineerden in het buitenland met de Nederlandse nationaliteit geïntensiveerd te worden.

Het fraudebudget.

Via deze doelbijdrage dient de opname van frauduleuze documenten in de Nederlandse basisadministratie te worden tegengaan

De doelbijdrage CAS-gelden.

De doelbijdrage VJN-asiel gelden.

Uit deze beide doelbijdragen dient het consulair proces zowel op de posten als op het departement versterkt te worden.

Deze doelbijdragen worden binnen DPC beheerd en gemonitord. Een deel van de middelen wordt gedelegeerd naar andere budgethouders binnen het ministerie. Daarmee kunnen zij overeengekomen activiteiten of inzet van mensen en middelen ter realisering van de vooraf gedefinieerde doelstellingen financieren.

Daarnaast kent DPC reguliere budgetten voor het verlenen van consulaire bijstand aan Nederlanders in het buitenland, begeleiden en monitoren van het vreemdelingenverkeer, het uitvoeren van activiteiten op het gebied van asiel en migratie, het voeren van overleg in verschillende fora (mondiaal, Europees, Schengen, Benelux en nationaal verband) en het verlenen van juridische bijstand aan Nederlanders in het buitenland.

Kwaliteitsbeheer - DPC-KB 2000

De unit Kwaliteitsbeheer (KB), bestaande uit twee medewerkers, heeft vooral een beleidsondersteunend karakter.

Activiteiten

Vanuit het beleidsondersteunende kader werd bijgedragen aan het project 'verbetering en kwaliteit van de visumverlening'. Ook werd een bijdrage geleverd aan het opstellen van de handleiding voor de visumverlening.

De operationalisering van klachtenbehandeling werd aangevangen. Er werd een 'model-formulier klachtregistratie' ontwikkeld alsmede een pilot gestart.

Er werd een postenbrede enquête gehouden naar het gebruik en bruikbaarheid van de BCV/Miconos CD-Rom (Miconos staat voor: Multimediale Interactieve Consulaire Opleidingsapplicatie op Schijf). De BCV wordt overeenkomstig opmerkingen en bevindingen uit de enquête aangepast. Besloten werd om de BCV los te koppelen van Miconos. Onderzocht wordt verder op welke andere wijzen, bijvoorbeeld via het BZ-intranet, de BCV aan de gebruikers kan worden aangeboden.

De bedoeling is een duurzame cd te ontwikkelen, die als introductie voor kennis over consulair werk kan fungeren in samenhang met een door een docent te geven cursus.

KB is lid van de inter-/intranetredactieraad. Doel hiervan is om samen met andere directies en DVL het aanbieden van DPC-informatie te stroomlijnen, coördineren en te bewaken.

KB verzorgt de uitgave van de DPC-Nieuwsbrief. Dit is een intranet-medium voor communicatie tussen DPC en de posten. Er verschenen inmiddels drie nummers.

Medewerker van KB is lid van de redactieraad van 'Gezant uit Nederland', het driemaandelijkse blad voor Nederlandse gedetineerden in het buitenland.

KB participeert eveneens in het Project Integraal Management en is intensief betrokken bij het opstellen en schrijven van de Jaarplancyclus.

Vooruitblik 2001

De uitgave van de DPC-Nieuwsbrief zal worden voortgezet.

Klachtenbehandeling zal de nodige aandacht blijven opeisen.

Tenslotte is KB nauw betrokken bij de organisatie van de Ronde Tafel Conferentie Gedetineerdenbegeleiding.

Opleidingen - DPC-OL 2000

De unit Opleidingen (DPC-OL), bestaande uit twee opleidings-coördinatoren, is verantwoordelijk voor het opleidingsbeleid en coördineert alle opleidingsprojecten. Doelgroepen zijn de op het departement werkzame DPC-ambtenaren alsook de uitgezonden en lokale medewerkers op de posten.

Activiteiten

In 2000 werden diverse trainings- en opleidingsprogramma's samengesteld. De trainingen en opleidingen binnen deze programma's worden verzorgd door DPC-medewerkers van verschillende afdelingen. Ook wordt gebruik gemaakt van de expertise van professionele externe bureaus. Hierdoor kon het aanbod van cursussen en trainingen, naast de reeds door de personeelsdienst verzorgde opleidingen, aanzienlijk uitgebreid worden.

De volgende activiteiten werden in gang gezet:

voorbereidingsprogramma's nieuwe immigratiemedewerkers

cursus vluchtelingenrecht in relatie tot de Vreemdelingenwet en AWB

cursus omtrent de Europese Unie (2 x)

trainingen 'effectief telefoneren' (2 x)

training 'omgaan met agressie' (2 x)

andere voorbereidingsprogramma's, bestemd voor zowel direct betrokken medewerkers als voor leidinggevenden, werden herwaardeerd en inhoudelijk versterkt.

De ontwikkeling en uitvoering van een opleidingstraject voor lokale visummedewerkers, het zogenoemde 'kwaliteitsproject lokaal visumpersoneel', werd ter hand genomen. Door middel van opleidingsmissies naar een 8-tal posten (Paramaribo, Ankara, Istanboel, Accra, Kairo, Colombo, Lagos en Rabat) is, in samenwerking met een extern opleidingsinstituut, daarmee een begin gemaakt. Tijdens deze missies werd het inhoudelijke programma verzorgd door DPC/VV en DPC/CJ. Daarnaast werden trainingen gegeven in klantgericht baliewerk door het externe bureau GoedBloed & Partners uit Amsterdam.

In het kader van de speciale aandacht voor het visumverleningsproces werden in 2000 de hoofden van de visumafdelingen (van de 9 risicolanden) twee maal in Den Haag bijeengeroepen voor instructie en training/opleiding.

Te Beiroet vond een bijeenkomst van regionale immigratiemedewerkers plaats.

De door OL georganiseerde, grote DPC conferenties vonden in juli en december plaats.

Vooruitblik 2001

Uit evaluaties is gebleken dat er bij medewerkers veel behoefte bestaat aan regelmatig opleiden en bijscholen. De thans ontwikkelde programma's zullen, naar behoefte, nog verder uitgewerkt worden. Nauwe samenwerking met het opleidingsbureau van HDPO blijft nagestreefd om zoveel mogelijk medewerkers algemeen en specifiek bij te scholen.

Er zullen wederom twee grote DPC-conferenties georganiseerd worden. Het voornemen bestaat ook een Engelstalige conferentie te houden. Daarnaast zullen op een tiental posten trainingen worden verzorgd voor het lokaal visumpersoneel.

Bijzondere aandacht vraagt dit jaar de ontwikkeling en uitvoering van de opleiding voor het gebruik van de Nieuwe Generatie Reisdocumenten.

Colofon

Uitgave van de Directie Personenverkeer, Migratie en Consulaire Zaken

Oplage: 750 exemplaren

Het Jaarverslag 2000 werd ook gepubliceerd op het BZ-intranet en op de website van het Ministerie van Buitenlandse Zaken

Nabestellingen bij het DPC-secretariaat: telefoon: 00-31-070-3484705

Samenstelling en redactie: Drs J.C.B. Dirkx (DPC-KB)

Datum: 15 maart 2001.

Kenmerk
Blad /80

===