P E R S B E R I C H T

Armste landen en sociale normen moeten hoog op nieuwe wereldhandelsagenda

WERELDBANKONDERZOEKER HOEKMAN KIJKT VERDER DAN WTO LANG IS

Rotterdam, 15 maart 2001

Meer Aid for Trade en niet alleen kijken naar de WTO als het gaat om wereldhandel en ontwikkeling. Daarvoor pleit Bernard Hoekman van de Wereldbank maandag 19 maart 2001 a.s. in zijn inleiding "Integratie van ontwikkelingslanden in het wereldhandelssysteem: de WTO voorbij". De lezing is de derde in de SID-lezingenserie "Wereldmarkten - Universele Waarden?" over maatschappelijke en ethische waarden in de internationale economische samenwerking. Locatie: Vrije Universiteit, Amsterdam; aanvang 18.00u.

Hoekman - onderzoeker en wereldhandelsdeskundige - roept op tot een beperkte rol voor de Wereldhandels-organisatie WTO in de nationale regelgeving. De nieuwe handelsagenda die OESO-landen en veel NGO's in de WTO willen introduceren overlapt met punten als normen voor milieubescherming, investeringen of intellectueel eigendom grotendeels met de ontwikkelingsagenda. Maar ontwikkelingsproblemen lenen zich niet voor oplossingen via onderhandelingen die gedreven worden door exportlobbies: dat is juist dé les van de Uruguay Ronde die leidde tot oprichting van de WTO. Er moet veel meer gebeuren aan institution building in ontwikkelingslanden willen zij effectief kunnen deelnemen aan het wereldhandelssysteem. En dit ligt niet zozeer op het bordje van de WTO.

Omdat veel ontwikkelingslanden problemen hebben met de implementatie van WTO-regels zou een nieuwe wereldhandelsronde zich vooral moeten richten op onderwerpen waar de armste landen echt beter van worden. De Minst-Ontwikkelde Landen (MOL's) hebben een relatief slechte performance in de internationale handel. Dat komt door binnenlandse factoren, maar ook door handelsbelemmeringen die nog steeds worden opgeworpen door de rijke OESO-landen. Daarom is het `Everything-but-arms` voorstel van de Europese Commissie van groot belang. Dat voorziet in een vrije toegang - zonder tarieven en quota's - van de armste landen tot de Europese markt voor alle producten, behalve wapens. De EU is de grootste importeur uit de MOL`s. Uitvoering van dit voorstel zou voor deze landen niet alleen van groot economisch belang zijn, maar ook een stap voorwaarts in de richting van een billijker verdeling van de voordelen van de wereldhandel.

Voor een nieuwe wereldhandelsronde is het belangrijk dat andere OESO-landen dit Europese initiatief volgen. Even belangrijk is dat de agenda voor zo'n nieuwe ronde onderwerpen bevat als sociale, mededingings- of milieunormen, de verbetering van de governance van de organisatie, en vergroting van hulpinspanningen aan landen voor versterking van instituties die cruciaal zijn om mee te doen in de wereldhandel, met name in de dienstensector. Hoekman besluit zijn inleiding met een schets van een agenda voor die ronde.

Bernard Hoekman (1959) werkt sinds 1993 voor de Wereldbank in Washington en is op dit moment Policy and Research Manager International Trade bij de Development Research Group en het Poverty Reduction and Economic Management netwerk. Van 1988-1993 deed hij economisch onderzoek bij de GATT. Hoekman studeerde economie aan de Erasmus Universiteit en promoveerde aan de University van Michigan. Hij is verbonden aan het Parijse Institut d Etudes Politiques en het Centre for Economic Policy Research (CEPR) te Londen.