Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van

uw kenmerk

ons kenmerk
VVM 01922
datum
19-03-2001

onderwerp
Verwerking dierlijke afvallen en bijbehordend voorstel besteding BSE gelden
doorkiesnummer

bijlagen

Geachte Voorzitter,

Hierbij doe ik u, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, in vervolg op mijn brieven van 9 januari 2001 en 24 januari 2001 (kamerstukken II, 2000-2001, 24 668, nr. 49 en nr. 52), nadere informatie toekomen omtrent de stand van zaken met betrekking tot de BSE-maatregelen inzake dierlijke afvallen en diermeel en het testen van runderen. Er wordt nader ingegaan op de effecten van genoemde maatregelen en de vervolgstappen voor de situatie na 1 april a.s.. Daarbij geef ik een raming van de besteding van de beschikbare 350 miljoen gulden.

up

datum
19-03-2001

kenmerk
VVM 01922

bijlage

Verwerking dierlijke afvallen
In december 2000 is een pakket maatregelen van kracht geworden dat er toe heeft geleid dat een aanzienlijk grotere hoeveelheid dierlijk afval als gespecificeerd hoog risico materiaal (SRM) dient te worden vernietigd dan voordien het geval was. Alle dierlijke afvallen die tot dan toe als hoog risico materiaal (HRM) na sterilisatie onder hoge druk in diervoeder verwerkt konden worden, moeten thans worden verbrand. Het betreft hier zowel in het slachthuis afgekeurde dieren en delen daarvan, bepaalde slachtafvallen, zoals ongekeurd varkensbloed, koppen en poten van pluimvee en het darmpakket van runderen, als alle kadavers van landbouwhuisdieren (met uitzondering van kadavers van runderen ouder dan 1 jaar en schapen en geiten, die ook voordien als SRM dienden te worden vernietigd).

Zoals in mijn hiervoor genoemde brieven heb aangegeven, komen de kosten van de vernietiging van diermeel gedurende het eerste kwartaal van 2001 in belangrijke mate voor Rijksrekening.

Voor SRM-slachtafvallen wordt sinds 1 januari 2001 door de destructor aan de slachterijen * 50/ton in rekening gebracht en voor SRM-bloed * 25/ton. Daarnaast is voor het ophalen en de verwerking van kadavers de financieringssystematiek, zoals die in 2000 gold, doorgetrokken naar het eerste kwartaal van 2001. Dit houdt een eigen bijdrage van de veehouder in van * 23,25 per ophaalbeurt. Met betrekking tot dit laatste vindt op dit moment nader onderzoek plaats naar de mogelijkheden voor een nieuwe financieringssystematiek. Dit ter uitvoering van de motie Waalkens (24 668 nr.48). Dit vraagstuk is extra gecompliceerd geworden door de BSE-problematiek en recente dreiging van mond en klauwzeer. Over de resultaten van dit onderzoek zal uw Kamer afzonderlijk worden geïnformeerd.

Vanwege het tijdelijke verbod op het vervoederen van diermeel is ook voor het zogenaamde laag risico materiaal (LRM-slachtafval) nog slechts beperkt bestemming als petfood mogelijk. Een groot deel zal derhalve verbrand moeten worden. Ook zijn bestaande voorraden diermeel en diervoeder met diermeel sinds december 2000 onverhandelbaar geworden en dienen vernietigd te worden.

Voor het ophalen, de verwerking en het verbranden van SRM, LRM en bepaalde voorraden diermeel is met Rendac een contract gesloten. Ik verwijs in dit kader naar mijn brief van 24 januari 2001. Over de financiering van de kosten is in dit contract afgesproken dat het verschil tussen de eigen bijdrage van het bedrijfsleven en de werkelijke verwerkingskosten met aftrek van de eventuele opbrengsten voor Rendac door het Rijk worden vergoed. Naar schatting zal de Rijksbijdrage gedurende het eerste kwartaal van 2001 ca. * 60 miljoen bedragen, waarvan * 20 miljoen voor SRM. Daarnaast worden de kosten voor het vernietigen van de voorraden diermeel en diervoeder met diermeel op * 30 miljoen geschat. Het contract is gesloten voor het eerste kwartaal 2001.

Testen op BSE
Het testprogramma van runderen ouder dan 30 maanden dat per 1 januari jl. van start is gegaan en wordt uitgevoerd door ID-Lelystad, verloopt naar tevredenheid. Op dit moment wordt bekeken onder welke voorwaarden eventueel andere laboratoria bij het testen kunnen worden betrokken. In mijn brief van 24 januari 2001 is geraamd dat het eerste kwartaal ca. ¦ 30 miljoen (incl. BTW) nodig is voor de financiering van het testen.

Analyse huidige situatie
In mijn eerder genoemde brieven heb ik aangegeven dat het Kabinet van oordeel is dat het bedrijfsleven verantwoordelijk is voor de structurele inbedding van de maatregelen in het reguliere productieproces, inclusief de bijbehorend kosten. Het Kabinet heeft zich daarbij gerealiseerd dat het pakket van maatregelen waarmee de sector wordt geconfronteerd zeer fors in omvang is en op zeer korte termijn geïmplementeerd dient te worden. Tegen deze achtergrond is 350 miljoen gulden beschikbaar gesteld om tijdelijk en eenmalig de sector te ondersteunen bij de invoering van de maatregelen.

Als de kosten van de BSE-maatregelen geheel ten laste van het bedrijfsleven worden gebracht zullen de financieel-economische effecten zich niet alleen laten voelen in rundveehouderijsector, maar ook en vooral in de intensieve veehouderij. Dit is met name toe te schrijven aan de hoge verwerkings- en vernietigingskosten en het wegvallen van opbrengsten van slachtafvallen. Bovendien werkt ook het duurder worden van het veevoer in de intensieve veehouderijsectoren sterk door. Voornoemde effecten spelen in de melkveehouderij nauwelijks een rol. Hier zijn het met name de BSE-testkosten die kostprijsverhogend werken.

Voor het verwerken van de LRM- en SRM-afvallen en diermeel bestaan diverse mogelijkheden. Op dit moment echter lijkt verbranding door afvalverwerkingsinstallaties en bijstook in energiecentrales de enige optie. Vanwege de nuttige aanwending bij verbranding in energiecentrales gaat mijn voorkeur daar naar uit. Verbranding bij afvalverwerkingsinstallaties gaat ten koste van de verbranding van huisvuil en is bovendien zeer kostbaar. De verbranding van diermeel komt echter slechts langzaam op gang. Indien geen forse uitbreiding van de beschikbare capaciteit plaatsvindt, zullen de voorraden in opslag aan het eind van dit jaar tot ruim 200.000 ton diermeel kunnen zijn opgelopen.

De problemen van de voorraadvorming van diermeel hebben niet alleen betrekking op het SRM, maar vooral ook op het LRM. De situatie ten aanzien van SRM lijkt op dit moment echter iets minder nijpend dan voor de verwerking en verbranding van de overige dierlijke afvallen en diermeel. Op korte termijn zal de kolengestookte E-ON-centrale op de Maasvlakte de verbranding van SRM-diermeel ter hand nemen, waardoor bij volle benutting de gevormde voorraden SRM kunnen afnemen. De totale hoeveelheid LRM-diermeel blijft echter toenemen.

Verder moeten we rekening houden dat het tijdelijke diermeelverbod in de EU, dat in principe tot 1 juli a.s. van kracht is, wordt verlengd. Een Europese derogatie van het tijdelijke diermeelverbod voor Nederland lijkt niet waarschijnlijk. Zelfs al zou dit verbod worden opgeheven dan is het nog de vraag of de markt het LRM-slachtafval en het daaruit gemaakte diermeel nog langer wil verwerken in veevoer. Dit betekent dat uitgegaan moet worden van een structureel andere bestemming van LRM-slachtafval. Dit hoeft niet in alle gevallen alleen verbranding te zijn. Op korte termijn lijkt dit echter de enige optie.

Tot slot constateer ik vanwege het wegvallen van de recyclingmogelijkheid van diermeel in diervoeder vanaf december jl. verstoringen op de markt van slachtbijproducten en LRM-slachtafvallen. Tevens hebben er grote verschuivingen van LRM- en HRM-afval naar SRM-afval plaatsgevonden die slechts gedeeltelijk verklaard kunnen worden door de recente BSE-maatregelen.

Vervolgmaatregelen
Om de uitgaven in verband met de BSE-maatregelen beheersbaar te houden, invulling te geven aan het principe dat de kosten van de BSE-maategelen uiteindelijk bij het bedrijfsleven neergelegd moeten worden en marktwerking te stimuleren, heb ik het voornemen het volgende, samenhangende pakket maatregelen uit te voeren:

I. Testen op BSE
De financiering voor het testen op BSE zal in twee stappen worden afgebouwd. Op 1 april a.s. zullen de runderslachterijen een eigen bijdrage van * 70 gaan betalen en op 1 juli a.s. komen de kosten voor het testen geheel voor rekening van het bedrijfsleven. Voor het eerste kwartaal wordt geschat dat ruim * 20 miljoen nodig is voor de uitvoering van de BSE-testen. Naast de eigen bijdrage van het bedrijfsleven is voor het tweede kwartaal nog ca. * 10 miljoen nodig. De periode van 1 april tot 1 juli 2001 kan gebruikt worden voor mogelijke verbreding van de laboratoriumcapaciteit en eventuele aanpassingen van de kostprijs van de BSE-test door te voeren. De testkosten van ter destructie aangeboden dieren zullen voor rekening van het Rijk blijven komen.
II. Dierlijke afvallen en diermeel
Verbrandingscapaciteit
De sterke toename van de voorraden diermeel is een zorgelijke ontwikkeling. Hoewel op dit moment slechts een beperkte verwerking door energiecentrales plaatsvindt, lijkt er technisch gezien ruimschoots voldoende verbrandingscapaciteit in Nederland beschikbaar. Intussen heb ik contact gezocht met de directies van de energiebedrijven en de gedeputeerden van de betrokken provincies, die verantwoordelijk zijn voor de vergunningverlening, voor overleg over verbrandingscapaciteit. Een belangrijk aspect is dat diermeel als biomassa beschouwd kan worden en als zodanig bij kan dragen aan het reduceren van de Nederlandse CO2-emissies. De overheid heeft hierbij een kaderstellende rol, waarbij ook aspecten van milieu en volksgezondheid zullen worden betrokken. SRM
In december is de maatregel afgekondigd dat alle HRM voortaan als SRM beschouwd moet worden. Deze maatregel heeft tot gevolg dat omvangrijke hoeveelheden slachtafval afkomstig van varkens- en pluimveeslachterijen nu tot SRM bestempeld worden. De hoeveelheid te verwerken en te verbranden SRM wordt hierdoor onnodig groot. Op dit moment wordt bekeken welke van deze slachtafvallen van niet-herkauwers eventueel ondergebracht kunnen worden in de categorie LRM en hoe de scheiding tussen LRM en SRM gerealiseerd kan worden.
Mede gelet op de geconstateerde verschuivingseffecten van LRM naar SRM is het mijn voornemen de kosten van het vernietigen van SRM-afval, waaronder kadavers, reeds vanaf 1 april a.s. volledig voor rekening te laten komen van het bedrijfsleven. Hiermee ontstaat met name op het niveau van de slachterijen een prikkel om zo min mogelijk materiaal in het SRM-circuit te laten stromen en goedkopere alternatieven te zoeken voor verbranding. Op dit moment heeft zoals bekend slechts 1 bedrijf in Nederland een vergunning voor het verwerken van SRM. Door de recente wettelijke maatregelen is de hoeveelheid SRM sterk toegenomen. Ik zal samen met mijn collega van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bezien hoe SRM, binnen de kaders die de Europese regelgeving hieraan stelt, door meerdere bedrijven verwerkt kan worden. LRM
LRM kan door meerdere bedrijven verwerkt worden. Voor het vinden van oplossingen voor de LRM-problematiek is het nodig dat marktevenwicht wordt nagestreefd. Daardoor is het niet nodig het contract met Rendac op dit punt te verlengen en zal de overheid per 1 april a.s. stoppen met de financiering van de verwerking van LRM en de opslag van gevormd LRM-diermeel.
Financiële consequenties
Voor het eerste kwartaal wordt op dit moment geschat dat naast de eigen bijdrage van het bedrijfsleven ongeveer * 70 miljoen nodig is voor kosten van verwerking, opslag en verbranding van LRM en SRM-afvallen. Voor het wegwerken van de oude vooraden was reeds ¦ 30 miljoen gereserveerd. Daarnaast schat ik in, dat ondanks de kostendekkende tarieven voor SRM en stopzetten van de financiering van LRM per 1 april a.s., na het eerste kwartaal dit jaar nog * 30 miljoen benodigd is voor opslag en voor voorwaarde scheppende maatregelen voor het verwerken van diermeel, bijvoorbeeld door het tijdelijk stimuleren van bijstook in energiecentrales. III. Reservering tegenvallers
Gelet op de grote onzekerheden met betrekking tot de verwerking en opslag van diermeel dit jaar wordt * 140 miljoen gereserveerd voor tegenvallers en flankerend beleid en voor mogelijke opslagkosten van diermeel na 1 januari 2002.
IV. Alternatieve verwerkingsmethoden
Voor de langere termijn acht ik het nodig dat voor de verwerking van dierlijke afvallen alternatieven voor verbranding worden gevonden. Hierbij denk ik aan vergistingsprocessen, oxidatie, kleinschalige verwerking, etc.. Voor stimulering van de ontwikkeling van alternatieven zal de komende jaren * 50 miljoen worden gereserveerd.
Samenvatting van de financiële consequenties In onderstaande tabel zijn de financiële consequenties samengevat van de uitgaven van het eerste kwartaal 2001, de geëxtrapoleerde kosten op jaarbasis bij ongewijzigd beleid en tenslotte de begroting volgens de aangekondigde technische en financiële maatregelen in deze brief (in * miljoen).

1e kwartaal 2001 Ongewijzigd beleid geheel 2001 Begroting maatregelen volgens deze brief geheel 2001
BSE-testen 20 80 30
Oude voorraden (eenmalig) 30 30 30
Dierlijke afvallen (LRM+SRM) 70 280 100
Alternatieve verwerkingsmethoden - - 50
Reservering tegenvallers - - 140
Totaal 120 390 350

De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,

mr. L.J. Brinkhorst