Den Haag, 19 maart 2001
BIJDRAGE VAN MARIËTTE HAMER (PVDA) AAN HET NOTAOVERLEG OVER DE NOTITIE 'NAAR
EEN OPEN HOGER ONDERWIJS: INVOERING VAN EEN BACHELOR-MASTERSTRUCTUUR IN HET
NEDERLANDSE HOGER ONDERWIJS (27 496 nr. 1)
Met veel belangstelling hebben wij de voorstellen van de minister over de
bachelor-master structuur afgewacht. Een jaar geleden heb ik de minister
duidelijkheid gevraagd over de toekomst van het stelsel. De PvdA-fractie had
gehoopt deze duidelijkheid nu te krijgen. Echter na het lezen van de stukken
blijven er nog net zo veel vragen over. En in tegenstelling tot wat de
minister ons had beloofd, namelijk flexibilisering, lijkt er nu een nieuwe
structuur discussie los te breken. Dat was, dacht ik, niet wat we wilden.
Waarom zijn de instellingen dan toch zo positief, heb ik me afgevraagd. Na
lezing van uw tweede brief over de gesprekken met het veld begrijp ik dat
nog minder. Bijna alles moet namelijk verder uitgezocht. Mijn hoofdvraag bij
deze behandeling is dan ook vooral wat de minister op korte termijn
wettelijk denkt te gaan regelen en wanneer wij de echter duidelijkheid
krijgen.
Over de hoofddoelstelling kunnen wij het eens zijn. Om te kunnen inspelen op
allerlei maatschappelijke en internationale ontwikkelingen moet het hoger
onderwijs flexibeler en internationaal toegankelijker worden. De
PvdA-fractie is daarbij van mening dat er meer kansen voor studenten moeten
komen om zich te ontwikkelen in de Europese kennismaatschappij. En dat
instellingen meer in staat gesteld worden om zich een stevige positie te
verwerven op de internationale onderwijs- en onderzoeksmarkt. De invoering
van de bachelor-masterstructuur kan - mits onder goede condities ingevoerd -
bijdragen aan een modern en internationaal georiënteerd hoger onderwijs. Ook
kan de bachelor-masterstructuur een nieuw impuls geven aan 'een leven lang
leren'. De PvdA-fractie vindt de volgende condities bij de invoering van het
bachelor-mastersysteem daarom van belang:
- geen star systeem, b.v. alle wo-opleidingen 5 jaar;
- kracht van huidige hbo en wo behouden;
- meer afstemming op sectoraal niveau, b.v. afstemming van de
gezondheidsopleidingen op elkaar;
- meer keuzemogelijkheden voor studenten;
- meer internationale afstemming;
- geen vermindering van toegankelijkheid.
De minister maakt in zijn nota niet helder in hoeverre deze condities worden
gegarandeerd. Om akkoord te kunnen gaan met een wetswijziging in deze
richting (die overigens nog gemaakt moet worden) zullen we hier echt meer
duidelijkheid over moeten krijgen. Dat betekent dus dat ik vooralsnog niet
zomaar ja kan zeggen tegen deze voorstellen. Ik hoop dat dit debat en de nog
toegezegde notities ons daarom verder kunnen brengen. Wij zijn echt
behoorlijk teleurgesteld dat er sinds de bespreking van het HOOP zo weinig
is gebeurd.
Bachelor- en masterstructuur in het wetenschappelijk onderwijs
De PvdA-fractie vindt het van belang dat de wo-bachelor vooral een onderwijskundig moment is waarop de student de keuze kan maken hoe hij/zij de studie vervolgd. Tevens is het van belang dat de wo-bachelor ook kan kiezen om na de bachelorfase een duaal traject te volgen. Vanuit het veld is ons ook de suggestie gedaan om een echt flexibel systeem te maken door voor relevante maatschappelijke beroepen de WO bachelor ook de mogelijkheid te geven in te stromen bij de hbo-master. Hoe denkt de minister daarover?
De wo-bachelor vormt een tussendiploma na 126 studiepunten (plusminus 3
jaar) en markeert het moment waarop de student een keuze maakt voor de
verdere opleiding in de masterfase. Een student kan vervolgens kiezen voor
het volgen van een masteropleiding aan de eigen instelling, het switchen
naar een masteropleiding aan een andere universiteit of het vervolgen van de
studie aan een buitenlandse instelling.
De lengte van de wetenschappelijke masterfase is gelijk aan de huidige
studieduur minus 126 studiepunten van de bachelorfase. Wetenschappelijke
masters van 42 studiepunten (1 jaar) mogen van de minister wel, maar liever
ziet hij de internationale standaard van 84 studiepunten (2 jaar). De
PvdA-fractie voorziet dat dit voorstel problemen kan geven voor bekostiging
en financiering. De minister is namelijk niet voornemens dit vervolgens te
bekostigen. Zonder een nadere regeling zal dit tot een kostenstijging leiden
die bij de student en/of de instelling wordt neergelegd (b.v. zeer hoge
collegegelden in het laatste jaar). Hiermee kan de toegankelijkheid in
gevaar kan komen (half afgemaakte opleidingen). Tevens zet het de deur open
naar een systeem waarin de masterfase in het geheel niet meer wordt
bekostigd. Dat is dan ook onze grootste zorg bij de voorstellen: dat heel
voorzichtig via introductie van differentiatie in collegegelden toch de
opening wordt geboden voor selectie en beperking van de toegankelijkheid. Ik
wil absoluut zeker van de minister vernemen dat dit niet zal gebeuren.
Bachelor-masterstructuur in het hoger beroepsonderwijs
Voor het hoger beroepsonderwijs betekent de invoering van een bachelor-masterstructuur dat de huidige hbo-opleiding als bacheloropleiding wordt aangemerkt en dat ook masteropleidingen in het hbo worden erkend. Voor hbo-bachelors geldt eveneens dat zij kunnen doorstromen dan wel later kunnen terugkeren naar het hoger onderwijs om een masteropleiding te volgen. De minister is niet voornemens de masteropleiding in het hbo te bekostigen.
De PvdA-fractie is het daar in principe mee eens maar wil wel waarschuwen
voor het achterstellen van hbo-studenten. Wij vinden dus bijvoorbeeld dat er
voor maatschappelijke relevante hbo-masteropleidingen een uitzondering
gemaakt moet kunnen worden. Het kan niet zo zijn dat hbo-studenten per
definitie minder rechten op studiejaren krijgen dan wo-studenten. Daarom is
het ook zo jammer dat de gevraagde slag van aanbod-financiering naar
vraagfinanciering, via bijvoorbeeld vouchers, uitblijft. Is de minister
bereid dit nog eens nader te bekijken.
De Accreditatieraad die de waarde van de opleidingen toetst, zou zich
hierover moeten uitspreken. Tevens moet helder worden onder welke condities
hbo-bachelors een wo-master kunnen volgen en wo-bachelors een hbo-master. De
PvdA-fractie acht het daarbij van belang dat hogescholen en universiteiten
op sectoraal niveau (gezondheidszorg, techniek etc.) duidelijke afspraken
maken over de invulling van hun opleidingen en de eventuele
selectieprocedure die toegang geeft tot deze opleidingen. De PvdA-fractie
verzoekt de minister de taakopdracht van de door hem voorgestelde werkgroep,
die gaat kijken naar de masters in het wo, uit te breiden met het
ontwikkelen van scenario's voor het hbo en tevens een actieplan op te
stellen hoe tot betere afstemming en taakverdeling op sectoraal niveau
tussen hbo en wo kan worden gekomen. Zo kunnen we dan toch tot een systeem
komen waarin hbo en wo eigen verantwoordelijkheden houden, onderscheidend
blijven maar wel binnen een totaal systeem van hoger onderwijs. De kans
daartoe is door de minister op dit moment nog niet opgepakt.
Accreditatie
De twee raden voor hbo en wo dienen ervoor de twee typen hoger onderwijs
duidelijk en onderscheiden te waarderen. De minister wil na twee jaar
hbo-instellingen in de gelegenheid stellen om wo-opleidingen bij de wo-raad
te laten accrediteren en omgekeerd. Allerlei vormen van samenwerking tussen
hbo en wo zullen ontstaan. De PvdA-fractie wil graag weten hoe de minister
denkt het onderscheid helder te houden. Het is de minister niet gelukt de
wens van de PvdA, gesteund door anderen in deze kamer, uit te voeren om tot
een raad te komen. Door de VSNU zijn nu voorstellen om dit nog verder uit te
stellen. Kan de minister zijn positie in deze verder toelichten.
Bekostiging
De minister wil een deel van de bekostiging in het wetenschappelijk
onderwijs relateren aan het aantal afgegeven bachelordiploma's. De
PvdA-fractie deelt deze mening maar vindt dat ook de behaalde
masterdiploma's mee blijven delen in de bekostiging. Studenten die er na de
bachelorfase voor zouden kiezen een masterfase te volgen aan een andere
instelling, tellen in het voorstel van de minister bijvoorbeeld niet mee in
de bekostiging. Dit vormt voor universiteiten een belangrijke belemmering om
een flexibel systeem te kunnen invoeren. De PvdA-fractie stelt daarom voor
een werkgroep in te stellen die nadere voorstellen onderzoekt voor
bekostiging van de masterfase. De minister wil het bachelor-mastersysteem
budgettair neutraal invoeren. Zowel de VSNU als de HBO-raad hebben erop
gewezen dat invoering van een bachelor-masterstructuur aanzienlijke kosten
oplevert. Zo vragen de gezamenlijke universiteiten een overheidsbijdrage van
225 miljoen gulden voor de overgang naar de bachelor-masterstructuur. Wij
willen graag een reactie hierop.
Studiefinanciering
Invoering van een bachelor-masterstructuur vereist aanpassingen in de
studiefinanciering. De bestaande financieringsmodellen zijn volgens de
minister hier onvoldoende op toegesneden. De minister wil studenten de keuze
geven om hun studiefinanciering na het bachelordiploma om te zetten in het
masterdiploma. Volgens de minister dient deze student wel na twee jaar te
beginnen met het aflossen van de studieschuld. De PvdA-fractie is van mening
dat om een 'leven lang leren' echt mogelijk te maken, de studiefinanciering
van de masterfase niet verloren mag gaan bij het omzetten van de
prestatielening na de bachelorfase. Het dient mogelijk te zijn om, na het
omzetten van de prestatielening in het bachelortraject, binnen de grens van
tien jaar na de studie de overige jaren studiefinanciering op te nemen voor
het volgen van een masteropleiding.
Flexibiliteit en selectiviteit
Volgens de minister bepalen universiteiten en hogescholen zelf in de
onderwijs- en examenregeling de eisen voor toelating tot masteropleidingen.
Deze instroomeisen kunnen per masteropleiding verschillen, zodat reële
differentiatie mogelijk is. De PvdA-fractie benadrukt dat er geen selectie
bij overgang van bachelor naar master anders dan dat iemand zijn bachelor
diploma niet heeft gehaald. Er moet voorkomen worden dat iedere instelling
zijn eigen beleid maakt en daarmee de toegankelijkheid en flexibiliteit
(overstapmogelijkheden) in gevaar komt. De minister stelt voor dat
universiteiten zelf kunnen kiezen of ze binnen de bachelorfase wel of niet
een propedeutisch examen vormgeven. De PvdA-fractie is ervoor dat de
propedeuse behouden blijft. Zij vraagt dan ook aan de minister om er op toe
te zien dat met name de oriëntatie en verwijzingsfunctie van de propedeuse
behouden blijven. Wij kunnen ons niet aan de indruk ontrekken dat op tal van
plaatsen selectie sluipender wijs wordt ingevoerd, door de deur open te
zetten voor differentiatie in collegegelden, door meer ruimte te bieden bij
het instellen van numerus fixus, etc. In plaats van een stimulans te bieden
voor langer blijven leren, lijkt het er op dat dit juist tegen gegaan wordt.
Na de bachelor fase kan men nog maar naar een masterfase toe bijvoorbeeld
las ik bij de beantwoording van de vragen. Het is bekend dat talentvolle
studenten soms twee studies afronden. Waarom mag dat niet meer?
Tenslotte willen we graag van de minister weten wat de stand is met
betrekking tot de voucher-experimenten. Ons beeld is dat er sinds de
voornemens uit het HOOP 2000 weinig tot niets is gebeurd. Datzelfde geldt
voor de werkgroep verbetering van de positie van de student. Hoe staat het
daarmee?