Partij van de Arbeid

Den Haag, 21 maart 2001

VRAGEN VAN DE LEDEN DEPLA, VAN GIJZEL EN DIJSSELBLOEM (ALLEN PVDA) AAN DE MINISTERS VAN VERKEER EN WATERSTAAT EN VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

1. Heeft u kennis genomen van het artikel over het voornemen van NS-Vastgoed om 4000 ha. van haar grondbezit te verkopen? (1)

2. In Deel 1 van de Vijfde nota ruimtelijke ordening staat dat betere benutting van reeds bebouwd gebied en van bestaande infrastructuur voorop staan. Vooral centrumontwikkeling rond knooppunten van vervoerssystemen is essentieel in stedelijke netwerken. Hoeveel van de grond, die de NS-Vastgoed wil verkopen, is bruikbaar voor dit soort centrumontwikkeling?

3. In de nota Grondbeleid staat dat de overheid bij beslissingen om gronden aan te kopen of te verkopen onvoldoende afwegingen maakt die gericht zijn op het belang van de overheid als geheel. Bent u bereid om uw invloed (politiek dan wel als aandeelhouder) aan te wenden om er voor te zorgen dat de gronden, die NS-Vastgoed voornemens is af te stoten en die bruikbaar zijn voor het realiseren van overheidsplannen (bv. centrumontwikkeling), als eerste tegen redelijke prijzen aan te bieden aan de lokale overheden?

4. In het genoemde artikel staat dat NS-Vastgoed ook voornemens is verlaten rangeerterreinen af te stoten. In hoeverre zouden deze rangeerterreinen een bijdrage kunnen leveren aan het terugdringen van de overlast en vergroten van de externe veiligheid in woonwijken door het afstoten en saneren van rangeerterreinen in bebouwd gebied? Als dat het geval is, is verkoop van deze terreinen dan gewenst? Zo niet, bent u dan voornemens uw invloed aan te wenden om deze verkoop te voorkomen?