Ministerie van Defensie



Toespraken


Uitreiking eerste exemplaar magazine SMK

21-03-2001

Toespraak van de minister van Defensie, mr. F.H.G. De Grave, bij de aanbieding van het eerste exemplaar van het blad Civiel/Militair op het Instituut Defensieleerlingen op 21 maart 2001.

Dames en heren,

Toen ik enige tijd geleden werd benaderd met de vraag of ik het eerste exemplaar van het nieuwe blad Civiel/Militair in ontvangst wilde nemen, hoefde ik niet lang na te denken. De relatie tussen de krijgsmacht en de maatschappij heeft, het zal u niet verbazen, mijn warme belangstelling en dat geldt ook voor publicaties over dit thema. De publicatie van 'Civiel/Militair' vind ik in dit opzicht een aan-winst. De vormgeving van het blad is aantrekkelijk (met een mooie, aansprekende foto op de voorkant) en ook de inhoud ziet er goed verzorgd uit. Uit de inhoudsopgave blijkt dat het blad een goed verteerbare mix bevat van informatieve artikelen, interviews en licht prikkelende columns. Interessant zijn natuurlijk ook de onderzoeksresultaten die zijn opgenomen. Het lijkt erop dat u er in geslaagd bent om het thema samenleving en krijgsmacht op een uitnodigende wijze onder de aandacht te brengen. Dat is goed, want het gaat om een belangrijk thema dat naar mijn mening nog meer aandacht verdient dan het nu al krijgt.

Het belang van een goede relatie tussen maat-schappij en krijgsmacht kan volgens mij niet genoeg worden benadrukt. Een open en transparante relatie draagt bij aan een groter wederzijds begrip en dat versterkt het draagvlak voor Defensie. Zoals vrijwel iedereen weet gaat het onderhouden van goede relaties niet vanzelf. Aan relaties moet gewerkt worden. Dat betekent dat de krijgsmacht en de samenleving oog moeten hebben voor elkaar, interesse moeten tonen in elkaar, tijd moeten nemen voor elkaar, naar elkaar moeten luisteren en met elkaar in discussie moeten durven gaan. Basisvoorwaarde is wel dat de krijgsmacht en de samenleving voldoende gelegenheid hebben om elkaar te ontmoeten. En daar wringt nu de schoen.

Onder invloed van allerlei ontwikkelingen is de relatie tussen Defensie en de samenleving in de afgelopen decennia onder druk komen te staan. Zo was Defensie door de turbulente maatschappelijke ontwikkelingen van de jaren zestig en zeventig (waarin de krijgsmacht als steunpilaar van het establishment vaak onder vuur lag) nogal in zichzelf gekeerd geraakt. Zelfs tot in de jaren tachtig ging de krijgsmacht de discussie met andere maatschappelijke sectoren zoveel mogelijk uit de weg. Het was de periode waarin militairen werd geadviseerd om zoveel mogelijk in burgertenue naar huis te reizen. Geen aanstoot geven was het parool, onzichtbaarheid in de samenleving het gevolg. In die periode misschien begrijpelijk, maar of het ook in alle opzichten verstandig was is achteraf de vraag.

Ontwikkelingen als het einde van de Koude Oorlog en de opschorting van de opkomstplicht hebben in het laatste decennium van de vorige eeuw ook hun stempel gedrukt op de relatie maatschappij-krijgsmacht. Het einde van de alles-overheersende spanningen tussen Oost en West had grote gevolgen voor de krijgsmacht. Er werd fors gesneden in de Defensiebegroting en dat resulteerde in een sterke inkrimping van de krijgsmacht. Daarmee gepaard ging de sluiting van vele militaire complexen. Militairen die tot het begin van de jaren negentig gewoon deel hadden uitgemaakt van het dagelijks leven in steden als Deventer, Utrecht, Leiden, Middelburg en Roermond waren plotseling uit het straatbeeld verdwenen. En daarmee kwam automatisch een eind aan de contacten tussen de militairen en de plaatselijke bevolking van die steden.

Het einde van de dienstplicht versterkte de eerder genoemde effecten. Zo verdween immers een zeer sterke, bijna natuurlijke band tussen het militaire bedrijf en de maatschappij. Een intensieve relatie (in veel gevallen weliswaar een verstandshuwelijk, maar de liefde kwam vaak vanzelf) werd abrupt beëindigd.
Als gevolg van deze beslissing komen nu steeds minder mensen persoonlijk in aanraking met de defensie-organisatie. De kennis over de krijgsmacht in de samenleving neemt verder af met alle mogelijke nadelige gevolgen van dien.

De nadelige gevolgen van een minder grote zichtbaarheid in de maatschappij worden hier en daar al gevoeld. Tijdens één van mijn werk-bezoeken aan de wervingsorganisatie kreeg ik op mijn vraag wat is de belangrijkste oorzaak van de wervingsproblematiek het antwoord: onbekend maakt onbemind. Nu zijn de tegenvallende wervingsresultaten natuurlijk niet alleen toe te schrijven aan een minder grote zichtbaarheid in de maatschappij, maar wellicht is hier wel een deel van de verklaring te vinden. Duidelijk is in elk geval dat de relatie maatschappij-krijgsmacht onze constante aandacht verdient. Defensie moet voortdurend actief blijven zoeken naar mogelijk-heden om het contact met de samenleving te intensiveren. We moeten de gelegenheden die zich voordoen aangrijpen om onze organisatie over het voetlicht te brengen.

Een werkverband met vertegenwoordigers van de verschillende geledingen van de defensie-organisatie is op mijn verzoek nu aan het onderzoeken op welke wijze de krijgsmacht zich het beste kan presenteren aan het publiek. Niet zozeer voor de mooie plaatjes die dat oplevert, maar vooral om het publiek en de militairen de gelegenheid te geven daadwerkelijk met elkaar in contact te treden. Ervaringen uitwisselen en met elkaar discussiëren, daar gaat het om.

De overdracht van het bevel over de Koninklijke Landmacht op 6 april a.s. op het Malieveld in Den Haag kan gezien worden als een eerste stap op de nieuw ingeslagen weg. Voor het eerst in jaren zal in een civiele omgeving een dergelijke grote militaire ceremonie plaatsvinden. Na afloop van de ceremonie krijgt het publiek de gelegenheid om met de aanwezige militairen te spreken en het militaire materieel te bekijken. Ik weet dat niet heel Nederland warm loopt voor dit soort activiteiten, maar het is wel een goede gelegenheid om ons (zonder veel extra moeite) ook eens buiten de hekken van de kazernes te presenteren.

Wat mij betreft blijft het niet bij deze ene manifestatie, maar zal de samenleving in de toekomst vaker op een gevarieerde en aansprekende wijze met Defensie te maken krijgen. Wat dat heel concreet inhoudt laat ik nu nog even afhangen van de werkzaamheden van het door mij ingestelde werkverband. Maar dat er wat moet gebeuren om onze zichtbaarheid te vergroten en de relatie met de samenleving te intensiveren, dat staat voor mij als een paal boven water. Werken in Ethiopië en oefenen op de defensieterreinen biedt nu eenmaal te weinig mogelijkheden voor het onderhouden van contacten met de bevolking.

Ik ga afsluiten, want er moet voldoende tijd overblijven voor de discussie. Ik zal na lezing mijn exemplaar van Civiel/Militair doorgeleiden naar het werkverband dat zich met deze onderwerpen bezighoudt. Wellicht kan men er zijn voordeel mee doen.

Ik dank voor uw aandacht en wens u veel succes met uw interessante werk!