Titel: Buitengewone uitgaven. Toepassing voorwaarden voor uitgaven
Buitengewone uitgaven. Toepassing voorwaarden voor uitgaven wegens chronische ziekte van kinderen
Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, domein belastingen op arbeid en vermogen
Besluit van 21 maart 2001, nr. CPP2001/847M
De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.
Dit besluit is opnieuw uitgebracht voor de toepassing van de Wet IB 2001 en is gebaseerd op de regeling die gold voor de toepassing van de Wet IB 1964, besluit van 26 augustus 1999, nr. DB99/2118M.
De voorwaarden voor de aftrek van buitengewone uitgaven wegens
chronische ziekte van kinderen (artikel 6.22 Wet IB 2001) kunnen in de
praktijk vragen oproepen in verband met de van belang zijnde
toerekening van uitgaven aan kinderen. Deze worden in dit besluit
behandeld.
Ziekenfondsverzekerden betalen voor meeverzekerde gezinsleden geen
extra ziekenfondspremie. De premie is immers afhankelijk van de hoogte
van het loon. Voor de toerekening van de ziektekosten gaat het er
echter niet om wie de ziektekosten betaalt, maar ten behoeve van wie
zij zijn betaald. Tegenover dezelfde procentuele premie staan in geval
van medeverzekering meer rechten op verstrekkingen. Een deel van de
premie moet in dat geval aan de medeverzekerde gezinsleden worden
toegerekend.
De vraag hoe de premie dan moet worden verdeeld is niet eenvoudig te
beantwoorden.
Uit doelmatigheidsoverwegingen keur ik goed dat het gezamenlijke deel
van de premie voor de kinderen, ongeacht de samenstelling van het
gezin, kan worden gesteld op een derde van de totale premie.
Deze verdeling kan ook worden toegepast bij premies voor andere ziektekostenverzekeringen. Ook daarbij kunnen immers splitsingsproblemen optreden wanneer bijvoorbeeld voor kinderen geen afzonderlijke premie wordt geheven, of wanneer vanaf een bepaald aantal kinderen geen premie meer verschuldigd is. Het is niet van belang of de splitsingsproblemen zich ook feitelijk voordoen.
Hoewel de zogenoemde wettelijke bijdragen en nominale premies wel
individualiseerbaar zijn, acht ik het niet bezwaarlijk als deze in de
verdeling worden meegenomen.
Dit besluit treedt in werking met ingang van het belastingjaar 2001.