Partij van de Arbeid

Den Haag, 21 maart 2001

VRAGEN VAN HET LID REHWINKEL (PVDA) AAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

1. Kent u het artikel 'Goed gedrag met een zuiver geweten' van D.J. Elzinga over beëdiging bij herbenoeming in het openbaar bestuur? (1)

2. Heeft u kennisgenomen van het feit dat bij de recente herbenoeming van een Commissaris der Koningin beëdiging achterwege is gebleven?

3. Wat is de reden dat van beëdiging is afgezien? Klopt het dat een parallel is getrokken met de situatie waarin bewindslieden overgaan naar een volgend kabinet en niet opnieuw beëdigd worden?

4. Zullen in de toekomst ook bij herbenoemingen van burgemeesters geen beëdigingen plaatsvinden?

5. Blijft de in de eed opgenomen verklaring dat men geen giften of gunsten heeft gegeven of beloofd om benoemd te worden, de zgn. zuiveringsverklaring, ook niet bij herbenoeming van belang? Bestaat niet de mogelijkheid dat oneigenlijke middelen zijn aangewend om tot herbenoeming te komen terwijl de bij een eerdere termijn afgelegde zuiveringsverklaring voor de opnieuw verkregen functie geen gelding heeft?

6. Wat is volgens u de consequentie van het bij herbenoeming achterwege laten van de zuiveringsverklaring, die in de eed is opgenomen?

7. Geven de mogelijke problemen, die kunnen ontstaan door het ontbreken van de zuiveringsverklaring, geen aanleiding om herbenoemde bestuurders gewoon te beëdigen?

(1) Binnenlands Bestuur, 16 maart 2001, p. 21