Het recht op overheidsprestaties afhankelijk van juiste inschrijving in de GBA
Op 13 december 2000 heeft de Kamer een wet aangenomen, waarbij het recht op
overheidsprestaties afhankelijk wordt gesteld van de juiste inschrijving van het adresgegeven in de
Gemeentelijk Basisadministratie (Staatsblad 67, 13 februari 2000). De wet zal per Koninklijk Besluit
in werking treden op 1 juli 2001. Het doel van deze wet is een bijdrage te leveren aan de
fraudebestrijding door de betrouwbaarheid van het adresgegeven in de GBA te vergroten en het
vergroten van het belang van de burger bij een correcte inschrijving in de basisadministratie. De
nieuwe wet is een verzamelwet, waarbij een artikel aan de materiewetten wordt toegevoegd. Voor
de Algemene bijstandswet is dit artikel 69a Abw. In het kort bestaat het nieuwe artikel uit de
volgende elementen:
1. Beoordeling woonadres:
De wet houdt in dat de sociale dienst bij de beoordeling van het recht op bijstand verifieert of het
door een belanghebbende verstrekte adres van hemzelf, van zijn echtgenoot of van een kind afwijkt
van het adres, waaronder betrokkenen in de GBA staan ingeschreven. Het adresgegeven moet
worden geverifieerd bij de aanvraag van de uitkering en bij de hercontrole.
2. Opschorting
Indien het woonadres afwijkt van het opgegeven adres dan schort de gemeente het recht op bijstand
op, totdat de betrokkene zich op juiste wijze in de GBA heeft laten inschrijven.
De opschorting van het recht op bijstand vind niet plaats indien:
* de afwijking redelijkerwijs geen gevolgen kan hebben voor het recht op of de hoogte van de
bijstand.
* de belanghebbende van de afwijking redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt.
* naar het oordeel van B&W dringende redenen aanwezig zijn.
3. Hersteltermijn
B&W doen schriftelijk mededeling van de opschorting aan de belanghebbende en stellen hem in de
gelegenheid om de in de gemeentelijke basisadministratie opgenomen adresgegevens aan te passen
binnen een door B&W te stellen hersteltermijn.
4. Beëindiging van de opschorting
De opschorting wordt beëindigd bij herstel van de discrepantie. Bij niet-herstel herziet het college
van burgemeester en wethouders het besluit tot toekenning van de uitkering of trekken zij de
uitkering in met ingang van dag waarop het recht op uitkering was opgeschort.