Ministerie van Algemene Zaken

RIJKSVOORLICHTINGSDIENST
30 maart 2001

Onderstaand de letterlijke tekst van de brief van minister-president Kok van 30 maart 2001 aan de beide Kamers der Staten-Generaal n.a.v. de verloving van de Prins van Oranje en mejuffrouw Zorreguieta.
M I N I S T E R I E V A N A L G E M E N E Z A K E N

Minister-President

Aan: - de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
- de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Kenmerk : 00M403443 's-Gravenhage, 30 maart 2001

Het stemt de regering tot grote vreugde dat zij u mededeling kan doen van de verloving en het voorgenomen huwelijk van de Prins van Oranje en Máxima Zorreguieta. Na overleg met hen beiden deelt de regering u voorts mede dat zij voornemens is - gelet op artikel 28 van de Grondwet - voor dit huwelijk op een passend moment toestemming bij wet te vragen.

Bij de indiening van de toestemmingswet zullen alle onderwerpen welke verband houden met de toekomstige positie van Máxima Zorreguieta als lid van het Koninklijk Huis door de regering van een toelichting worden voorzien.

Eén onderwerp verdient naar de mening van de regering reeds thans bijzondere aandacht, te weten de vraag hoe in dit verband zou moeten worden geoordeeld over het feit dat de vader van Máxima Zorreguieta gedurende de periode van 1976 tot 1981 hoge politieke posities heeft bekleed in de regering van president Videla, een periode gedurende welke in Argentinië grove schendingen van de mensenrechten hebben plaatsgevonden.

In september 2000 is aan professor dr. M. Baud, directeur van het Centrum voor Studie en Documentatie van Latijns Amerika, tevens hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam, het verzoek gedaan een onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek te verrichten naar de periode van militair bewind in Argentinië met bijzondere aandacht voor de repressie in die tijd, de




omgang met dat verleden sindsdien en een beschrijving van de rol en positie van de heer Zorreguieta in die periode. Professor Baud heeft in dit verzoek bewilligd. Het onderzoeksrapport wordt u bijgevoegd aangeboden. Zoals uit zijn verantwoording blijkt heeft hij zijn werkzaamheden in volledige wetenschappelijke vrijheid kunnen verrichten. Naar de mening van de regering geeft het onderzoek een gedegen en evenwichtig inzicht in de betreffende periode. Zij betuigt dank aan professor Baud voor zijn werkzaamheden en meent dat het resultaat een goede basis biedt voor oordeelsvorming en gedachtewisseling.

Na de afronding van het rapport is namens de regering aan mr. M. van der Stoel, Minister van Staat, het verzoek gedaan om de bevindingen van genoemd onderzoek met de heer Zorreguieta te bespreken en hem tevens een schets te geven van de gevoelens en opvattingen in de Nederlandse samenleving met betrekking tot het gebeurde in Argentinië in de betreffende periode. Mr. Van der Stoel heeft aan dit verzoek voldaan en ook aan hem betuigt de regering haar dank.

Mr. Van der Stoel heeft op 15 en 16 februari 2001 in New York en vervolgens op 10 maart 2001 in Sao Paulo intensief met de heer Zorreguieta gesproken. Tijdens het gesprek op 15 februari 2001 was ook professor Baud aanwezig voor het geven van een toelichting op zijn bevindingen.
De heer Zorreguieta gaf aan dat hij zich in de in het rapport opgenomen beschrijving goed kon vinden. Ten aanzien van zijn eigen rol in die periode had hij behoefte aan een aantal verduidelijkingen. In de punten 1 t/m 9 van de verklaring die is gevoegd bij het verslag van mr. Van der Stoel d.d. 16 maart jl., heeft de heer Zorreguieta deze verwoord. In een aparte brief aan professor Baud heeft hij een reactie gegeven op diens rapport. Die brief is als bijlage bij het rapport opgenomen.

Tijdens de besprekingen is voorts uitvoerig van gedachten gewisseld over de discussie in Nederland met betrekking tot de genoemde periode. De heer Zorreguieta gaf aan zich daarvan zeer bewust te zijn.
Bijzondere aandacht is daarbij besteed aan de mogelijke negatieve invloed die van een emotievolle discussie over dat verleden, met inbegrip van de rol van de heer Zorreguieta daarin, en in het bijzonder van zijn eventuele aanwezigheid bij de officiële gebeurtenissen zou kunnen uitgaan op het draagvlak voor de toekomstige rol en positie van zijn dochter als lid van het Koninklijk Huis.
Op basis van het onderzoeksrapport en van de nadere gesprekken over het bovenstaande is de heer Zorreguieta, alles overwegende, tot het inzicht gekomen dat het beter is dat hij bij de eventuele huwelijksplechtigheden niet aanwezig zal zijn. Dit besluit is verwoord in punt 10 van zijn verklaring die als bijlage bij de brief d.d. 16 maart 2000 van mr. Van der Stoel is gevoegd. De regering respecteert deze beslissing, die getuigt van begrip voor in Nederland levende gevoelens en opvattingen.

Met nadruk wil de regering er op wijzen dat een dochter niet mag worden beoordeeld op de daden van haar vader. Máxima Zorreguieta heeft in de vele gesprekken die met haar zijn gevoerd, helder en overtuigend tot uitdrukking gebracht hoezeer zij hecht aan de waarden en beginselen van de democratische rechtstaat.




In de achterliggende periode is namens de regering met enige regelmaat aangegeven dat aan het parlement op het moment waarop sprake zou zijn van een relevant feit de benodigde informatie zou worden verschaft, in overleg en samenspraak met alle betrokkenen en rekening houdend met in onze samenleving levende gevoelens. Dat moment van informatieverschaffing en verantwoording is nu aangebroken.

De regering ziet de komende verbintenis van de Prins van Oranje en Máxima Zorreguieta met het volste vertrouwen tegemoet. Zij is tot de conclusie gekomen dat de weg vrij is om een toestemmingswet voor te bereiden en is voornemens deze op een later moment in te dienen.

De MINISTER-PRESIDENT, Minister van Algemene Zaken,

RVD, 30 maart 2001