Ministerie van Financien

Titel: Antwoorden van staatssecretaris Bos op vragen van de Tweede



Persberichtnr.


01/100


Den Haag

4 april 2001

ANTWOORDEN VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN OP VRAGEN VAN DE LEDEN

LEDEN VAN DE TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL dIJSSELBLOEM EN HINDRIKS OVER EEN FISCALE CONSTRUCTIE VIA EEN BELEGGINGSMAATSCHAPPIJ.

Vragen.


1.


Kent u het artikel over de beleggingsmaatschappij voor directeur-grootaandeelhouders (dgas) met een eigen pand?


2.


Bent u op de hoogte gesteld van deze beleggingsmaatschappij een aanzienlijk belastingvoordeel ontstaat voor de dgas?

4.

Acht u deze regeling passend binnen de nieuwe fiscale wetgeving?

5.

Is het waar dat in deze regeling een terugkoopregeling is opgenomen?

6.

Bent u van oordeel dat deze terugkoopoptie ertoe leidt dat feitelijk het economisch eigendom dan wel het juridisch eigendom niet wordt overgedragen? Zo je, wat is daarvan de consequentie voor de werking van de beleggingsmaatschappij?

7.

Bent u bereid de regelgeving zodanig aan te passen dat het door middel van de beleggingsmaatschappij ontgaan van belastingbetaling wordt tegengegaan?

Antwoorden


1. Ja.



2 tot en met 6. Blijkens het prospectus van de desbetreffende beleggingsinstelling wordt de doelgroep voor het aangeboden beleggingsproduct gevormd door belastingplichtigen die onroerende zaken ter beschikking stellen aan hun eigen B.V. Kern van het product is dat een dergelijke belastingplichtige zijn onroerende zaak verkoopt aan een fiscale beleggingsinstelling. De koopsom wordt deels in certificaten van aandelen in die fiscale beleggingsinstelling en deels in contanten voldaan. Die certificaten van aandelen zouden vervolgens een belegging zijn die in box III in de heffing wordt betrokken. Vervolgens huurt de B.V. het pand van de fiscale beleggingsinstelling. De directeur-grootaandeelhouder krijgt een voorkeursrecht om het pand na verloop van een bepaalde periode terug te kopen tegen de prijs op dat latere moment. Hiermee ontstaat in principe in economische zin een geheel nieuwe situatie. De voormalig eigenaar van het pand heeft de eigendom en de zeggenschap over het pand verloren, hij heeft het immers verkocht en zijn B.V. huurt nu van een derde partij.

Deze gewijzigde omstandigheden hebben ook gevolgen voor de fiscaliteit. De fiscale behandeling volgt zoveel mogelijk de economische realiteit. De economische realiteit lijkt in een dergelijk geval te zijn dat er geen sprake meer is van een ter beschikking stellen van vermogen aan een eigen B.V. De certificaten van aandelen zullen dan in box III in de heffing betrokken kunnen worden. Dit kan anders zijn indien de feitelijke situatie en de gepresenteerde fiscaal-juridische handelingen niet met elkaar sporen. Gedacht kan hierbij worden aan constructies waarbij zulke voorwaarden van toepassing zijn dat ook na de inbreng of vervreemding van het pand een situatie ontstaat waarbij de directeur grootaandeelhouder nog steeds het belang bij de voor- en nadelen van het pand behoudt. Bij dit soort constructies kan de terbeschikkingstellingsregeling toch van toepassing zijn. Hiertoe is in de wettekst van de terbeschikkingstellingsregeling een ruime formulering gehanteerd: rechtens, dan wel in feite, direct of indirect.

Of bij toepassing van het desbetreffende product sprake is van een belastingvoordeel staat niet op voorhand vast. De beoordeling of in een individueel geval de terbeschikkingstellingsregeling van toepassing is, is een zaak van de belastingdienst.

7. In het voorgaande heb ik in algemene termen beschreven wat de feitelijke gang van zaken en de daarbij behorende fiscale behandeling is van een dergelijk product. Ik kan niet ingaan op de fiscale behandeling in individuele gevallen. Daarnaast merk ik op dat geen zekerheid vooraf wordt gegeven indien sprake is van een grensverkenning op dit vlak. Op dit moment zie ik nog geen aanleiding om de regelgeving aan te passen. Wel zal ik de ontwikkelingen nauwgezet volgen.

Woordvoerder: mw. E.A. Hijink

Telefoon: 070- 342 8229