Partij van de Arbeid

PERSBERICHT PVDA

Den Haag, 4 april 2001

PVDA-FRACTIE MAAKT ZICH ERNSTIG ZORGEN OVER DE REÏNTEGRATIE VAN LANGDURIG ZIEKE WERKNEMERS

Het aantal WAO'ers stijgt onnodig hard omdat de begeleiding van langdurig zieke werknemers faalt. Staatssecretaris Hoogervorst van Sociale Zaken is er in de drie jaar tijd van zijn bewind niet in geslaagd de reïntegratie van langdurig zieke werknemers goed te organiseren. De PvdA-fractie meent dat door het uitblijven van een effectief reïntegratiebeleid het WAO-volume onnodig oploopt.

De PvdA-fractie krijgt veel klachten van langdurig zieke werknemers en hun werkgevers over een ontstellend gebrek aan medewerking van arbodiensten en uitvoeringsinstellingen wanneer ze hulp willen bij reïntegratie Uitvoerders blijken alleen tijd vrij te kunnen maken voor de WAO-keuring en het berekenen van uitkeringen. Meer dan de helft van de WAO-keuringen is te laat. Meer dan de helft van de zieke werknemers ziet bij de WAO-keuring alleen een arts, maar geen arbeidsdeskundige die kan helpen bij reïntegratie Concrete verzoeken om hulp bij het zoeken en aanpassen van werk worden te vaak genegeerd.

De Tweede Kamer heeft ruim twee jaar geleden gevraagd om de groeiende stroom WAO-aanvragen te stoppen via maatregelen die langdurig zieken al in het eerste ziektejaar, liefst na drie maanden, helpen met snelle terugkeer in aangepast werk. Een wetsvoorstel waarin dat kan worden geregeld, blijft uit. Staatssecretaris Hoogervorst slaagt er tot nu toe niet in het wetsvoorstel naar de Kamer te zenden.

Intussen is het jaarlijks aantal aanvragen voor een nieuwe WAO-uitkering in twee jaar tijd gegroeid van 120.000 naar 160 duizend. Een groot deel van deze aanvragers vindt na een paar maanden in de WAO weer werk, meestal op eigen kracht. Werknemers geven vaak aan dat ze, bij eerdere hulp, geen beroep op de WAO hadden hoeven doen.

De PvdA-fractie kan talloze voorbeelden geven van werknemers die zeggen dat ze de grootste moeite moeten doen om een automatische glijbaan naar de WAO te ontlopen. Onderzoeken van het Landelijk Instituut Sociale Verzekeringen en de getuigenissen op door de Tweede Kamer georganiseerde hoorzittingen geven allemaal hetzelfde beeld: een groot deel van de WAO'ers wil werken, kan werken, maar krijgt te weinig kansen door een falende uitvoeringsorganisatie.

Voor de PvdA-fractie is niet duidelijk hoe Hoogervorst de uitvoerders wil dwingen tot betere hulp en betere samenwerking. Zijn recente brief aan de Kamer blinkt uit in vage algemeenheden. Concreet beleid is er niet uit te halen.

Een typerend voorbeeld van de manier waarop passiviteit bij uitvoerders een werknemer de WAO injaagt, is de onderwijzeres (47) die ernstige visuele problemen kreeg. Ze vreesde door haar oogziekte dat ze op termijn moest omzien naar ander werk. De bedrijfsarts van haar school zei pas actie te kunnen nemen als ze zich formeel ziek zou melden. In juni 2000 meldde ze zich daadwerkelijk ziek. Een maand later werd bij een keuring vastgesteld dat ze haar oude werk nooit meer zou kunnen doen en dat ze moest worden omgeschoold. Haar werkgever vroeg de uitvoeringsinstelling in september formeel hulp bij reïntegratie naar ander werk. In februari 2001 ontving ze een aanvraagformulier om haar WAO-uitkering te regelen. Een reactie op de aanvraag voor hulp bij reïntegratie was tot dan toe uitgebleven. Pas in maart, een half jaar nadat het verzoek was ingediend, hoort ze via haar werkgever dat de uitvoeringsinstelling toestemming geeft voor omscholing. Dan pas kan ze de omscholing aanvragen. De vrouw krijgt over enkele weken haar WAO-uitkering. Dat had bij eerder ingrijpen voorkomen kunnen worden.

Een organisatieadviseur krijgt in 1998, na een auto-ongeval, ernstige ziekteverschijnselen en valt uit. Er is lange tijd nodig om te herstellen. In november van dat jaar wordt een aanvraag voor een vervoersvoorziening ingediend. Ze kan weer (in deeltijd) werken, maar mag niet zelf autorijden. In februari 1999 krijgt ze een oproep voor een WAO-keuring. Ze vraagt tijdens die keuring hoe het staat met haar verzoek om een vervoersvoorziening. Haar keuringsarts zegt van niets te weten, maar vindt na enig zoeken een vermelding in het dossier. Hij belooft een snelle beslissing op dit punt. De vrouw is intussen weer voor 50% aan het werk gegaan bij haar eigen werkgever.

Enkele weken nadien ziet ze een arbeidsdeskundige die de hoogte van haar uitkering berekent. Op haar vraag hoe het staat met de aanvraag voor een vervoersvoorziening reageert hij: binnen een week krijg je bericht. Dat bericht komt er: haar wordt een uitkering toegekend naar 45-55 procent arbeidsongeschiktheid. Nog altijd hoort ze niets over haar verzoek tot vervoersvoorziening. Het werken valt haar zwaar. Ze moet teveel autorijden en ondervindt last als ze te lang achter de computer werkt. Een schaatsongeluk verergert haar medische klachten. In januari 2000 vraagt haar werkgever een speciale lamp aan voor de werkplek.

Bij de eerste herkeuring voor de WAO belooft de arts haar de lamp maar rept met geen woord over de aangevraagde vervoersvoorziening. Haar arbeidsongeschiktheidspercentage wordt op 80-100 gesteld. Ze is met andere woorden volledig arbeidsongeschikt verklaard. Ze blijft gewoon voor 50% doorwerken. In april 2000 dient ze een tweede formeel verzoek in voor een vervoersvoorziening. Tot op heden is zowel op de eerste als de tweede aanvraag, respectievelijk twee en een jaar na indiening, niet beslist.

Een vrouw valt in 1996 uit wegens burn out verschijnselen. Ze werkte op tijdelijk contract en haar werkgever verlengt haar contract niet tijdens de ziekteperiode. Na bijna twee jaar is ze zover hersteld dat ze in december 1998 contact opneemt met haar uitvoeringsinstelling. Ze is volledig arbeidsongeschikt verklaard. Ze vraagt zelf herkeuring aan in de veronderstelling dat ze daardoor hulp zal krijgen bij terugkeer naar betaald werk. Twee maanden later ziet ze een arts die voor haar een beroepskeuzetest regelt. Vier maanden nadat de uitslag van de beroepskeuzetest bekend is, krijgt ze een gesprek met de arbeidsdeskundige. Die negeert de uitslag van de test en zegt dat ze niet mag werken omdat ze nog te ziek is. Hij raadt haar aan vrijwilligerswerk te gaan doen. Ze is verbluft, maar pakt inderdaad vrijwilligerswerk op. Opnieuw vraagt ze een herkeuring aan in de veronderstelling dat ze daardoor hulp krijgt bij het vinden van betaald werk. Bij de herkeuring in september 1999 krijgt ze informeel te horen dat ze weer arbeidsgeschikt is. Een formele bevestiging daarvan blijft maanden uit. Pas als ze in januari 2000 zelf werk vindt voor 32 uur per week, krijgt ze opeens bericht dat ze voor een gesprek moet komen. Dan wordt ze 35-45 % arbeidsongeschikt verklaard. Inmiddels heeft ze op eigen kracht opnieuw betaald werk gevonden.

Dit zijn enkele voorbeelden, een greep uit de stroom van klachten die de PvdA-fractie ontvangt. Het zijn steeds weer klachten waaruit de stroperigheid en het falen blijkt van het reïntegratieproces in Nederland. Dat daardoor het WAO-volume onnodig oploopt is voor de PvdA-fractie helder. Het wetsvoorstel en andere maatregelen die hier een einde aan moeten maken dulden geen uitstel meer.

Voor nadere informatie: José Smits 070-318 27 41 of 06-50 66 10 27