Brieven aan de Kamer
Externe inhuur en verwerving van logistieke middelen en personeel in de voorbereiding op Unmee
03-04-2001
Op 10 januari jl. wijdde een landelijk dagblad een artikel aan de inzet van civiele chauffeurs in de vredesoperatie Unmee in Ethiopië en Eritrea. Op 17 januari jl. stelde het lid Van t Riet daarover schriftelijk vragen. De eerste bevindingen bij het verzamelen van informatie voor de beantwoording van deze vragen, gaven aanleiding tot aanvullend onderzoek naar de noodzaak tot verwerving van transportmaterieel en inhuur van personeel buiten de Defensieorganisatie. Met deze brief wil ik u nader informeren over de bevindingen, en daarmee mede de schriftelijke vragen van het lid Van t Riet beantwoorden.
De behoeftestelling
Al voor het regeringsbesluit tot deelneming aan Unmee namen de krijgsmachtdelen en het Defensie Interservice Commando (DICO), onder coördinatie van het Defensie Crisis Beheersings Centrum (DCBC), de planning ter hand van de mogelijke uitzending. Met de voorbereidingsopdracht van de Chef Defensiestaf (CDS) van 6 oktober is de planning van de logistieke ondersteuning van de vredesoperatie nader uitgewerkt. De CDS wees de Koninklijke marine aan voor de coördinatie van de planning op personeel en materieel gebied. Eerst heeft de Koninklijke marine onderzocht in welk deel van de behoefte zij zelfstandig kon voorzien; het andere deel van de behoefte is gesteld bij de andere krijgsmachtdelen en het DICO. Afstemming geschiedde tijdens planningsvergaderingen onder leiding van het onder de CDS ressorterende DCBC. In enkele gevallen kon de behoefte niet binnen Defensie worden ingevuld, zodat de Koninklijke marine moest overgaan tot invulling met behulp van externe middelen op logistiek gebied.
Externe inhuur en verwerving
De financiële omvang van de behoefte aan externe logistieke middelen en personeel bedroeg ongeveer fl. 17,8 miljoen. Deze aanvullende behoefte bestond voornamelijk uit voertuigen en containers, en ruim twintig extra chauffeurs voor het bedienen van de voertuigen in het operatiegebied. In specifieke gevallen kan, als de omstandigheden in een vredesbewarende operatie het toelaten, voor bepaalde functies tijdelijk worden teruggevallen op inhuur van burgerpersoneel.
Een order voor deze behoefte aan externe logistieke middelen en personeel is, na uitnodiging tot prijsopgaaf waarop drie bedrijven reageerden, uiteindelijk gegund aan de firma Transmo Special Products (TSP). Deze order bestond uit de aankoop en inhuur van materieel voor fl. 13,2 miljoen en de inhuur van burgerchauffeurs voor de duur van zes maanden, voor een bedrag van fl. 4,6 miljoen. Van deze kosten komt fl. 9,1 miljoen ten laste van de Defensiebegroting en fl. 8,7 miljoen (inclusief de kosten van de chauffeurs) ten laste van de HGIS. De prijsstelling van de goederen van TSP is verantwoord.
De gunning van de opdracht aan TSP is door bemiddeling van de
stichting Netherlands Logistics Support Group (LSG) tot stand gekomen.
De stichting LSG behartigt de belangen van specifieke bedrijven binnen
de diverse branches van de logistieke markt, en vertegenwoordigt de
firma TSP exclusief in de transportbranche. De stichting LSG bestaat
voor een deel uit voormalig defensiepersoneel. De bij deze opdracht
betrokken personen hadden al langer dan drie jaar de dienst verlaten;
er is vastgesteld dat niet is gehandeld in strijd met het voor
Defensie geldende integriteitsbeleid.
De noodzaak tot externe werving en verwerving
Achteraf is geconstateerd dat een deel van de order bij TSP, ter
waarde van fl. 6 miljoen, ook door de Koninklijke landmacht en de
onder het DICO ressorterende Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie
(DVVO) geleverd had kunnen worden. Het gaat om koel-/vriescontainers,
generatoren, klimaatcontainers, water- en brandstoftanks. Daarvoor had
dan wel in een eerder stadium dan nu is gebeurd een nadere
prioriteitstelling moeten plaatsvinden, aangezien het materieel op dat
moment niet gebruiksgereed was. Daarnaast is gebleken dat een aantal
aangekochte voertuigen en kranen, ter waarde van ongeveer fl. 3,5
miljoen, niet geheel voldeed aan de kwaliteitseisen, of niet kon
worden ingezet in het operatiegebied van Unmee. Defensie is thans in
onderhandeling met de firma TSP over compensatie van deze
tekortkomingen.
Ook ten aanzien van de beschikbaarheid van chauffeurs is achteraf
gebleken dat een bredere inventarisatie ook gebruik had kunnen worden
gemaakt van militaire chauffeurs die bij de DVVO zijn ingezet. De taak
van de DVVO in crisisbeheersingsoperaties is zorgdragen voor het
strategisch transport van Nederland tot aan de grenzen van het
operatiegebied. Dat neemt echter niet weg dat de DVVO wel chauffeurs
beschikbaar had kunnen stellen ten behoeve van de verplaatsing in een
operatiegebied. Mede vanwege de eigenlijke taakstelling van de DVVO is
de communicatie tussen het DCBC, de krijgsmachtdelen en het DICO met
betrekking tot de behoefte aan personeel en materieel, zo is gebleken,
tekort geschoten. Hierdoor zijn de mogelijkheden niet uitputtend
onderzocht.
Om er in de toekomst voor te zorgen dat het beschikbare personeel en
materieel binnen Defensie volledig wordt benut, zullen alle
defensieonderdelen - ook indien operationele inzet niet tot hun
takenpakket behoort nog nadrukkelijker bij de inventarisatierondes
betrokken worden. Tevens zullen de procedures van het planningsproces
worden aangescherpt. Om de financiële beheersing van het
planningsproces te verbeteren zal het DCBC gedurende de voorbereiding
op een operatie worden uitgebreid met een controller.
Inzet in Unmee
De civiele chauffeurs in Unmee, die op vrijwillige basis zijn
uitgezonden, zijn geheel ingebed in de militaire structuur van het
NECBAT. Het gaat om zestien chauffeurs, vier monteurs en een
coördinator. Bij het uitvoeren van een rij-opdracht bevindt zich te
allen tijde een militaire bijrijder in het voertuig. Mochten de
spanningen in het operatiegebied toenemen, dan zullen de civiele
chauffeurs naar Nederland worden teruggestuurd. Hiervoor bestaat thans
geen aanleiding.
Conclusie
Uit het onderzoek naar de inhuur van personeel en de verwerving van
materieel voor Unmee is gebleken dat de beschikbare capaciteit binnen
Defensie niet volledig is benut. Bij de gunning van de opdracht aan de
firma TSP, door bemiddeling van de stichting LSG, is niet vastgesteld
dat gehandeld zou zijn in strijd met het integriteitsbeleid voor
Defensie. De bevindingen en de voorgestelde organisatorische
maatregelen zullen deel uitmaken van de eindevaluatie van Unmee na
afloop van de operatie.
DE MINISTER VAN DEFENSIE,
mr. F.H.G de Grave