Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid

Persbericht

De bouwbedrijven in 1999



Het aantal bouwbedrijven komt voor het eerst sedert 1982 boven de 20.000 uit
Het aantal bedrijven dat in 1999 aangesloten was bij de Uitvoeringsorganisatie voor de bouwnijverheid, lag hoger dan in 1998. In 1998 waren 19.592 bouwbedrijven bij deze uitvoeringsorganisatie aangesloten. Dit aantal steeg met 2,6 procent tot 20.107 en kwam hiermee voor het eerst sedert lange tijd boven de 20.000 uit. De laatste maal dat meer dan 20.000 bedrijven werden geteld was in 1982. De stijging van het aantal bedrijven van 1998 op 1999 kwam tot stand doordat er in 1999 2.059 nieuwe inschrijvingen plaatsvonden, terwijl
1.544 bedrijven hun activiteiten gedurende 1998 staakten. Deze en onderstaande gegevens zijn ontleend aan het zojuist gepubliceerde rapport 'de bouwbedrijven in 1999' uitgebracht door het Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid te Amsterdam. Het aantal door de bouwbedrijven verloonde manjaren steeg in 1999 ten opzichte van 1998 met 1,2 procent tot 258.011. De procentuele toename van het aantal verloonde manjaren was dus lager dan de procentuele toename van het aantal bedrijven. Hierdoor daalde het gemiddeld aantal manjaren per bouwbedrijf van 13,0 tot 12,8 manjaren. Het aantal verloonde A-manjaren kende in 1999 ten opzichte van 1998 een stijging van 3,7 procent tot 57.580. Ook het aantal verloonde B-manjaren steeg in 1999, zij het met slechts 0,4 procent tot 200.431. In 1999 bedroeg de gemiddelde bruto loonsom per manjaar f55.869 tegen f53.865 in 1998. De gemiddelde bruto loonsom per manjaar is in het westen van het land bijna altijd het hoogst is gevolgd door het zuiden. Hierna komt Oost en in Noord is de gemiddelde bruto loonsom het laagst. De timmerlieden en de metselaars zijn de twee belangrijkste beroepsgroepen in de burgerlijke en utiliteitsbouw en de afbouw b&u. De beroepsgroepen minder geschoolden en straatmakers zijn dat voor de hoofdgroep grond-, water- en wegenbouw.