Rechtbank Leeuwarden
Verplaatsing boerenbedrijf kan niet doorgaan omdat ammoniakconvenant
niet aan de wettelijke eisen voldoet
Bron: Rechtbank Leeuwarden
Datum actualiteit: 4-04-2001
De president van de rechtbank Leeuwarden heeft in een ruimtelijke
ordeningszaak (het ging om de verplaatsing van een boerenbedrijf)
geoordeeld dat het voor het desbetreffende gebied gesloten
milieuconvenant niet voldoet aan de belangrijkste eis die de
Uitvoeringsregeling ammoniak en veehouderij stelt, namelijk dat in het
convenant duidelijke afspraken zijn vastgelegd over het beheer en
onderhoud van het betrokken gebied met het oog op de instandhouding
daarvan.
B&W van Skarsterlân hebben een bouwvergunning annex vrijstelling op
grond van art. 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) verleend
ten behoeve van de verplaatsing van een boerenbedrijf. Het bestaande
bedrijf bevindt zich dichtbij "voor verzuring gevoelig gebied",
hetgeen betekent dat het bedrijf om milieu-technische redenen niet kan
uitbreiden. De locatie waarnaar het bedrijf verplaatst zou moeten
worden ligt ook in de buurt van "voor verzuring gevoelig gebied", maar
op een grotere afstand dan het huidige bedrijf. Met de verplaatsing
van het boerenbedrijf in kwestie zou dus milieuwinst te behalen zijn.
De Uitvoeringsregeling ammoniak en veehouderij maakt het mogelijk om een convenant (overeenkomst) te sluiten met als gevolg dat de status "voor verzuring gevoelig gebied" op de gronden nabij de nieuwe locatie komt te vervallen. Daarmee wordt bewerkstelligd dat het boerenbedrijf voor de nieuwe locatie kan volstaan met een melding, in plaats dat voor de bouw van de nieuwe boerderij een vergunning (met alle beperkingen van dien) op grond van de Wet milieubeheer nodig is. Om een en ander mogelijk te maken is dan ook een convenant gesloten die is ondertekend door (onder meer) de ministers van LNV en VROM, de gemeente, de provincie en de milieuorganisaties.
De president is echter van oordeel dat het convenant niet voldoet aan
een van de belangrijkste eisen die de Uitvoeringsregeling stelt,
namelijk dat, met het oog op de instandhouding van het gebied,
duidelijke afspraken zijn opgenomen over het beheer en onderhoud. De
Uitvoeringsregeling vereist dat er een duidelijk inzicht bestaat in de
waarborgen rond de continuïteit van beheer en onderhoud, maar volgens
de president schiet het convenant op dat punt tekort. Daarnaast blijft
onzeker wat het het gevolg is van het voorbehoud dat de minister van
VROM heeft gemaakt bij art. 2 van het convenant, waarin nu juist is
opgenomen dat als gevolg van het convenant de status van "voor
verzuring gevoelig gebied" komt te vervallen.
De besluiten waar het in deze procedure om draaide, de bouwvergunning
en de vrijstelling, zijn vervolgens door de president vernietigd omdat
het bestaan van het convenant (en de rechtsgevolgen die dit met zich
meebrengt) beslissend zijn geweest voor het meewerken aan deze
bedrijfsverplaatsing door Gedeputeerde Staten.
De eisende partij in deze procedure, een boerenmaatschap die vlakbij
de beoogde nieuwe locatie is gevestigd, is voor het overige in het
ongelijk gesteld. Deze maatschap had onder meer aangevoerd dat de
bedrijfsverplaatsing voor hen tot onevenredig nadeel in de
ruilverkavelingsprocedure zou leiden. De president heeft het argument
dat de ruilverkaveling door de beoogde bedrijfsverplaatsing
onaanvaardbaar zou worden doorkruist, echter verworpen.
Ga naar betreffende uitspraak met nummer: AB0863
(Zie het originele bericht)