Ministerie van Buitenlandse Zaken

http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=412911



Aan de Voorzitter van de Algemene Commissie voor Europese Zaken van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 DEN HAAG DIE Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag

Datum 4 april 2001 Auteur M.Th. Crucq

Kenmerk DIE-220/01 Telefoon 070 348 48 76

Blad /2 Fax 070 348 40 86

Bijlage(n) 9 E-mail die-in@minbuza.nl

Betreft Informatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe Commissievoorstellen

C.c.

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij zes fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):


1. Groenboek, ingediend door de Commissie: 'Op weg naar een Europese strategie voor een continue energievoorziening'


2. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over een communautair immigratiebeleid


3. Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over een tweede reeks maatregelen van de Gemeenschap op het gebied van de veiligheid van de zeevaart naar aanleiding van het vergaan van de olietanker Erika. (dl 1 en 3)


4. Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over een tweede reeks maatregelen van de Gemeenschap op het gebied van de veiligheid van de zeevaart naar aanleiding van het vergaan van de olietanker Erika (dl 2 schadefonds)


5. a) Mededeling van de Commissie naar aanleiding van de mededeling van de Commissie van 26 juli 2000 over de onderlinge afstemming van de menselijke hulpbronnen van de taken van de instelling &

b) Verordening van de Raad tot vaststelling van bijzondere maatregelen inzake beëindiging van de dienst door ambtenaren van de Commissie van de Europese Gemeenschappen naar aanleiding van de hervorming van de Commissie (en twee hiermee samenhangende wijzigingen van verordeningen inzake belastingen, voorrechten en immuniteiten)


6. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité betreffende de steun van het Europees Sociaal Fonds voor de Europese Werkgelegenheidsstrategie


7. Voorstel voor een Verordening van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening van de markt voor ethylalcohol uit landbouwproducten


8. Richtlijn van het Europese Parlement en de Raad tot vaststelling van kwaliteits- en veiligheidsnormen voor de inzameling, het testen, de bewerking, de opslag en de distributie van bloed en bloedbestanddelen van menselijke oorsprong en tot wijziging van Richtlijn 89/381/EEG van de Raad.


9. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG, Euratom) nr. 58/97 inzake structurele bedrijfsstatistieken

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken

Fiche 1: Groenboek energievoorziening

Titel
:

Groenboek, ingediend door de Commissie: 'Op weg naar een Europese strategie voor een continue energievoorziening'.

Datum Raadsdocument:
24 januari 2001

Nr. Raadsdocument
: 5619/01

Nr. Commissie-document
: COM(2000)769 def.

Eerstverantwoordelijke Ministerie:
EZ i.o.m. VROM, BZ, FIN, V&W, OCW

Behandelingstraject in Brussel:

Momenteel behandeling in Raadswerkgroep Energie. Vervolgens is agendering voorzien in de Energieraden van 14/15 mei en december 2001.

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): geen

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

De commissie constateert dat de energie-importafhankelijkheid van de EU zal toenemen van 50% nu naar 70% in 2030. De Commissie acht het van groot belang om de risico's die het gevolg zijn van deze grotere importafhankelijkheid te minimaliseren. Daartoe beschikken Europese overheden tot steeds minder beleidsruimte. Immers, de liberalisering van energiemarkten heeft de mogelijkheden aan de aanbodzijde van de markt aanzienlijk beperkt. Daarnaast heeft de EU ook klimaatdoelstellingen in het kader van Kyoto waaraan het moet voldoen. Dit alles heeft ertoe geleid dat de Commissie met een Europese strategie voor het energie (voorzieningszekerheid) beleid is gekomen. Het bevat een breed pakket beleidsvoorstellen, waarover de lidstaten het hele jaar 2001 zullen discussiëren.

Globaal zijn dit de voorstellen:


· Completeer de interne markt.


· Geef meer aandacht aan efficiencyverbetering, vooral in de gebouwde omgeving en in transport.


· Zet harmonisatie energiebelastingen voort.


· Zie erop toe dat er voldoende netwerkcapaciteit ligt, zowel binnen Europa als naar buiten.


· Breid olievoorraden uit en gebruik ze om olieprijsschommelingen te neutraliseren.


· Breid de verplichting crisisvoorraden aan te leggen uit tot aardgas.

· 'Prodi-initiatief' energiepartnerschap met Rusland.

· Verstevig de dialoog met energieproductielanden (o.a. rondom Kaspische Zee en met name Turkije als kandidaat-lidstaat en belangrijke energieproducent).


· Subsidieer duurzame energie, belast daartoe conventionele energiedragers.

· Heroverweeg de rol van kernenergie in het voorzieningszekerheidbeleid.

· Verscherp toezicht op mededinging in raffinage- en eindgebruikermarkten

· Geef meer aandacht aan Europese coördinatie van onderzoeksprogramma's.
De commissie heeft 13 vragen geformuleerd die het debat moeten leiden. Deze gaan zowel over het globale vraagstuk en de rol die de EU zou kunnen spelen, als direct over de bovenstaande voorstellen. Hier moet Nederland voor het einde van 2001 op antwoorden.

Rechtsbasis van het voorstel
: N.v.t., het betreft een Groenboek

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Twijfelachtig. Het vraagstuk rechtvaardigt een communautair beleid gezien het transnationale karakter ervan: landen zijn sterk afhankelijk van elkaars energievoorziening; problemen in het ene land leiden tot problemen in andere landen. De uitwerking ervan, de beleidsvoorstellen, bieden echter niet altijd duidelijk voordelen ten opzichte van nationaal optreden, optreden in een ander internationaal forum (IEA), of helemaal niet optreden (overlaten aan marktpartijen).

Nederland vraagt zich af in hoeverre sommige voorstellen bijdragen aan de oplossing van het vraagstuk en in hoeverre het voorgestelde beleid op communautair niveau een meerwaarde heeft boven beleid in individuele lidstaten en andere internationale verbanden. Van sommige voorstellen is niet duidelijk hoe het bijdraagt aan de voorzieningszekerheid (bijvoorbeeld aanleg noodvoorraad gas); van andere voorstellen is het niet duidelijk in hoeverre bestaande gremia niet voldoen (bijvoorbeeld IEA). Overigens erkent het Groenboek dat bijvoorbeeld kernenergie een onderwerp is waar het principe van subsidiariteit van toepassing is. Ook bevatten de beleidsaanbevelingen een aantal middelvoorschriften, terwijl het efficiënter en eenvoudiger is om doelstellingen voor te schrijven die de lidstaten vervolgens op hun eigen manier moeten bereiken. Voorbeeld: maatregelen ter bevordering van efficiency in gebouwen en transport; kruissubsidie tussen grijze energie en groene energie.

Nederlandse belangen

De kwetsbaarheid van onze energievoorziening is een belangrijk thema van het energiebeleid. Europese aanpak en coördinatie is gewenst. Het energierapport (1999) stelt dat "Wanneer in de toekomst weer behoefte zou zijn aan een grotere diversificatie van brandstoffen en de markt hierin toch niet zelf blijkt te kunnen voorzien, dan ligt het voor de hand om op Europese schaal een diversificatiebeleid te voeren". Dit groenboek en de discussie erover bieden Nederland de mogelijkheid om actief het Europese voorzieningszekerheidbeleid te formuleren

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid cq decentrale overheden (betrokkenheid IPO/ VNG)

Voorlopig niet aan de orde. Beleidsaanbevelingen raken het terrein van klimaatbeleid, besparingsbeleid, onderzoek, fiscaal beleid, etc.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure
: In dit stadium geen, het betreft een Groenboek

Fiche 2: Communautair immigratiebeleid

Titel
:

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over een communautair immigratiebeleid

Datum stuk
: 27 november 2000

Nr Raadsdocument
: 11529/00

nr. Commissiedocument
: COM(2000) 757 definitief

Eerstverantwoordelijke ministerie
: JUST i.o.m. BZ, BZK, EZ, FIN, OCW, SZW

Behandelingstraject in Brussel
:

Strategisch Comité voor immigratie, grenzen en asiel; mogelijk ook de werkgroep migratie. Tevens in de JBZ-Raad. De uiteindelijke behandeling is voorzien voor de Europese Raad van Laken in december 2001.

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar) :

Het betreft hier een Mededeling die als doelstelling heeft discussie uit te lokken. Financiële consequenties zijn dan ook pas te voorzien wanneer concrete voorstellen voor richtlijnen c.q. programma's worden gedaan.

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel
:

De Europese Commissie gaat er in haar Mededeling van uit dat wat zij noemt het 'nul-immigratie-beleid' van de afgelopen dertig jaar gezien de huidige economische en demografische situatie niet langer geëigend is. De EC gelooft dat legale kanalen voor arbeidsmigranten naar de EU beschikbaar moeten komen, maar wil hierover - gezien de sterk uiteenlopende standpunten van de lidstaten - een open discussie waarin consensus over de doelstellingen wordt bereikt. Omdat migratiedruk zal blijven bestaan en ordelijke immigratie voordelen kan hebben voor de EU, de migranten zelf en hun landen van herkomst, acht de EC een pro-actief immigratiebeleid noodzakelijk. De EC acht het totstandbrengen van een algemeen raamwerk op EU-niveau met gemeenschappelijke normen en procedures en een mechanisme om doelstellingen in indicatieve streefcijfers vast te stellen de beste manier om een gereguleerd immigratiebeleid te bereiken. De raming van passende immigratieniveaus wordt aan de lidstaten overgelaten, waarbij deze - met inachtneming van de aantallen derdelanders in de verschillende categorieën die reeds zijn toegelaten en hun situatie op de arbeidsmarkt - rekening moeten houden met de steeds veranderende behoeften van de arbeidsmarkt, maar ook met overeenkomsten met landen van herkomst, de acceptatie door de bevolking van bijkomende migrerende werknemers, de voor opvang en integratie beschikbare middelen, en met mogelijkheden inzake sociale en culturele inpassing. Maatregelen om migranten te integreren ziet de EC als een logische consequentie van het toelatingsbeleid. In de Mededeling worden ontwerp-richtlijnen in het vooruitzicht gesteld over de status van onderdanen van derde landen die langdurig in een lidstaat verblijven; over de voorwaarden van toelating en verblijf voor studie of beroepsopleiding; voor onbetaalde activiteiten; en voor arbeid in loondienst of als zelfstandige; alle voor de eerste helft van 2001. De overige voorgestelde maatregelen liggen op het terrein van verbetering van informatie-uitwisseling en rapportages, statistische informatie, onderzoek en monitoring.

De Mededeling is geplaatst in de demografische en economische context van het begin van de 21
eeuw. Hierbij wordt onder andere de link gelegd met de in maart 2000 door de Europese Raad aangenomen Lissabon-strategie, waarbij de Commissie opmerkt dat immigratie een rol moet spelen als onderdeel van een algemene strategie ter bevordering van de economische groei en ter vermindering van de werkloosheid. De Commissie tekent daarbij wel aan dat dit niet voor alle lidstaten in dezelfde mate geldt.

Rechtsbasis van het voorstel
:

De Mededeling vloeit voort uit artikel 63 van het EG-Verdrag en uit een verzoek gericht aan de Commissie door de Europese Raad, dat is vervat in paragraaf 20 van de conclusies van Tampere (15-16 oktober 1999).

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering
:

De toets van subsidiariteit, proportionaliteit en deregulering is niet eenvoudig te geven omdat de reikwijdte van de voor te stellen ontwerp-richtlijnen en andere maatregelen nog niet is te voorzien. Wel kan worden gesteld dat dit onderwerp op Europees niveau dient te worden behandeld en dat de Commissievoorstellen passen binnen het door de Europese Raad van Tampere vastgestelde kader.

Nederlandse belangen
:

Nederland stemt van harte in met het verschijnen van deze Mededeling. Deze ligt in de lijn van de in Tampere gemaakte afspraken en beschouwt de diverse aspecten van (arbeids-)migratie in hun onderlinge verband. De Nederlandse belangen bij de voor te stellen ontwerp-richtlijnen zullen worden bepaald na ontvangst van deze ontwerp-richtlijnen c.q. andere voorstellen. In algemene zin kan naar aanleiding van deze Mededeling worden gesteld, dat de voorstellen van de Commissie om tot een pro-actief immigratiebeleid te komen nauwkeurige overweging verdienen, aangezien de consequenties, ook financieel, van een dergelijk immigratiebeleid potentieel aanzienlijk zijn.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG)

Op dit moment nog niet voorzienbaar, dit hangt af van de concrete maatregelen die in de ontwerp-richtlijnen zullen worden voorgesteld.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure
:

Het Europees Parlement zal advies uitbrengen over deze Mededeling

Fiche 3: Erika 2

Titel:

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over een tweede reeks maatregelen van de Gemeenschap op het gebied van de veiligheid van de zeevaart naar aanleiding van het vergaan van de olietanker Erika.

Datum Raadsdocument
: 13 december 2000

nr. Raadsdocument
: 14595/00 MAR 78 CODEC 1026 ENV 475

nr. Commissiedocument
: COM(2000)802 def

(COD 2000/0325, 2000/0326
, 2000/0327)

Eerstverantwoordelijke ministerie
: V&W i.o.m. DEF (2000/0325: i.v.m. Kustwacht)

BZ (2000/0327: i.v.m. Maritiem Agentschap)

VROM

Behandelingstraject in Brussel
:

RWG Transport, Transportraad (presentatie Commissie TR dec 2000, 1 behandeling Transportraad april 2001)

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar) :

COD 2000/0325 stijgend tot EUR 0,010

COD 2000/0327 stijgend tot EUR 7,6 M

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel
:

Het voorstel betreft 1 richtlijn en 2 verordeningen naar aanleiding van het ongeval met de olietanker Erika voor de kust van Frankrijk in december 1999, met ernstige olieverontreiniging als gevolg,

Ad COD 2000/0325: Richtlijn van het EP en de Raad betreffende de invoering van een communautair monitoring-, controle- en informatiesysteem voor het zeeverkeer.

Het voorstel behelst verbetering van de identificatie en de monitoring van de doorvaart van schepen in wateren van de Gemeenschap, o.a. door middel van automatische transponders. Daarnaast uitbreiding van de bij richtlijn 93/75 ingevoerde meldingsplicht bij het vervoer van gevaarlijke of verontreinigende lading, inclusief bunkerbrandstof, verplichtingen tot het uitgerust zijn van schepen met reisgegevensrecorders en uitbreiding van de bevoegdheden van de lidstaten in hun hoedanigheid van kuststaat.

Ad COD 2000/0327: Verordening van het EP en de Raad tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de zeevaart.

Het voorstel behelst de instelling van een agentschap dat de Commissie technische bijstand verleent bij het opstellen en wijzigen van communautaire wetgeving, met name in het licht van veranderingen van de internationale regels, inspecties van de omstandigheden waaronder de lidstaten havenstaatcontrole uitvoeren, het organiseren van opleidingsactiviteiten ten aanzien van havenstaatcontrole en het verzamelen en beheren van informatie over de veiligheid ter zee in het kader van Communautaire wetgeving. Daarnaast voert het agentschap taken uit met betrekking tot het monitoren van in de Gemeenschap erkende klassebureaus, taken met betrekking tot monitoring en informatiebeheer ten aanzien van scheepvaartverkeer en bijstand aan kandidaat-lidstaten met betrekking tot hun verplichtingen in het kader van Communautaire maritieme wetgeving.

Rechtsbasis van het voorstel:

COD 2000/0325, informatiesysteem zeeverkeer
:
Art. 80, lid 2 EG

COD 2000/0327, maritiem agentschap: Art. 80, lid 2 EG

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering
:

Ten aanzien van COD 2000/325, informatiesysteem zeeverkeer:

subsidiariteit
: Positief. De Gemeenschap heeft reeds bevoegdheden door het in werking zijn van richtlijn 93/75 (de HazMat richtlijn) m.b.t. de meldingsplicht bij het vervoer van gevaarlijke stoffen.

proportionaliteit
: De huidige richtlijn 93/75 bevat reeds regels voor het beheer en het doorgeven van deze informatie die echter niet effectief blijken te zijn. De omvang en de uitvoerbaarheid van de voorstellen moet kritisch worden beoordeeld.

Ten aanzien van COD 2000/327, Maritiem agentschap:

subsidiariteit:
Positief. De Gemeenschap heeft uit hoofde van zowel richtlijn 94/57 (Klassebureaus) als richtlijn 95/21 (Havenstaatcontrole) reeds bepaalde bevoegdheden m.b.t. monitoring en gegevensverzameling. Ook op het gebied van zeevaartbemanning heeft de Commissie bevoegdheden en bestaan rapportagestromen, evenals op het gebied van de veiligheid van passagiersschepen.

Proportionaliteit:
positief. Het periodiek beoordelen van klassebureaus kan effectief op gemeenschapsniveau plaatsvinden, terwijl vakkundig advies aan de Commissie kan bijdragen aan de kwaliteit en uitvoerbaarheid van Gemeenschapswetgeving.

Nederlandse belangen

Nederland staat een hoogwaardige handhaving van (internationale) regels m.b.t. de veiligheid van de zeevaart voor. Zowel het eerste als het derde voorstel kunnen daaraan bijdragen.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG)

Het eerste voorstel heeft mogelijk gevolgen voor de bij Havenautoriteiten in gebruik zijnde of in gebruik te nemen systemen voor gegevensverzameling en
-beheer.

De maatregelen kunnen waarschijnlijk geheel in de bestaande Scheepvaartverkeerswetgeving worden geïmplementeerd.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure
: Artikel 251 EG (codecisie)

Fiche 4: Erika 2 (Schadefonds)

Titel:

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over een tweede reeks maatregelen van de Gemeenschap op het gebied van de veiligheid van de zeevaart naar aanleiding van het vergaan van de olietanker Erika.

Datum Raadsdocument
: 13 december 2000

nr. Raadsdocument
: 14595/00 MAR 78 CODEC 1026 ENV 475

nr. Commissiedocument
: COM(2000) 802 def (m.b.t. COD 2000/0326)

Eerstverantwoordelijke ministerie
: V&W i.o.m. VROM, JUST, EZ, BZ/OS

Behandelingstraject in Brussel
:

RWG Transport, Transportraad (presentatie Commissie Transportraad dec 2000,
1
behandeling Transportraad april 2001)

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar) :

COD 2000/0326: na aanloopkosten EUR 0,005M

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel
:

Het gehele voorstel betreft een tweetal richtlijnen en een verordening naar aanleiding van het ongeval, met ernstige olieverontreiniging als gevolg, met de olietanker Erika, voor de kust van Frankrijk in december 1999.

Ad COD 2000/0326: Verordening van het EP en de Raad tot instelling van een fonds voor de vergoeding van schade door verontreiniging door olie in de Europese wateren en daarmee samenhangende maatregelen.

Het voorstel behelst de vorming van een compensatiefonds ter aanvulling van de bestaande tweeledige internationale structuur, teneinde te voorzien in uitbetaling van schadevergoeding aan slachtoffers van milieuvervuiling n.a.v. een scheepsramp in geval de internationale compensatiefondsen in verband met de daarvoor geldende maxima de totale geleden schade niet kunnen compenseren. De financiering van het fonds moet komen uit bijdragen van bedrijven die in havens van de Gemeenschap olie ontvangen. Voorts bevat het voorstel maatregelen op basis waarvan eenieder die door grove nalatigheid medeverantwoordelijk is voor een ernstige vervuiling ten gevolge van het vervoer van olie over zee aansprakelijk wordt gesteld en tot schadevergoeding wordt verplicht.

Rechtsbasis van het voorstel:

COD 2000/0326, aansprakelijkheid en schadecompensatie: Art. 80, lid 2 en art. 175, lid 1 EG

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering
:

Ten aanzien van COD 2000/326, aansprakelijkheid en schadecompensatie:

subsidiariteit
:
positief in juridische zin: hoewel de Gemeenschap momenteel geen bevoegdheden op dit gebied uitoefent, staat niets in de weg dat zij dat wel kan doen. Positief onder voorwaarden in beleidsmatige zin: om redenen genoemd onder 10d dient regionale fondsvorming alleen onder strikte voorwaarden overwogen te worden.

Nederlandse belangen
:

De volgende overwegingen zijn voor Nederland van bijzonder belang:


· Nederland staat een hoogwaardige handhaving van (internationale) regels m.b.t. de veiligheid van de zeevaart voor, inclusief een adequate en spoedige vergoeding van schade als gevolg van olierampen op zee.


· Instelling van een Europees schadefonds kan, gezien de voorgestelde heffingsgrondslag, leiden tot een aanzienlijke lastenverzwaring voor de olieindustrie in Nederland, vooral waar het geen olie-import t.b.v. binnenlands gebruik, maar import t.b.v. doorvoer betreft.


· Fondsvorming op Europees niveau leidt tot twee divergerende systemen (Europees en mondiaal), hetgeen het reële gevaar met zich brengt van het ineenzakken van het internationale regime. Dit is in de eerste plaats nadelig voor de ontwikkelingslanden, en voorts kan dit er toe leiden dat de totale bijdrage van Nederland aan een compensatiesysteem door wegvallen van de grotere internationale spreiding uiteindelijk aanzienlijk hoger uitkomt dan tot dusverre het geval is.


· De lastenverzwaring voor de oliehandel in Nederland dient wel weer in het licht gezien te worden van

(a) de verhoogde bescherming die het voorstel biedt en

(b) de lastenverzwaring die later toch zal optreden, wanneer de noodzakelijke verbetering van het mondiale regime voor aansprakelijkheid en schadevergoeding gerealiseerd wordt.

Eerste beoordeling voorstel / wijze van optreden in Brussel :

Nederland is voorstander van verbetering van het internationale systeem voor compensatie van schade door olieverontreiniging (CLC/IOPCF). Aangezien recent een verhoging van de limieten van het IOPCF heeft plaatsgevonden die naar verwachting in 2003 van kracht wordt en daarom voorlopig weinig draagvlak voor een verdere verhoging zal bestaan, kan verbetering van het systeem het beste door vorming van een zgn. 'derde tier' in internationaal verband plaats vinden. Het Commissievoorstel voorziet in een dergelijke derde tier in Europees verband. In het tot stand komen van een Europees derde tier-fonds schuilt echter het gevaar van twee (onder politieke druk) divergerende systemen, wat op den duur het voortbestaan van het internationale regime kan ondermijnen en uiteindelijk tot de ontwrichting daarvan kan leiden. De 'rijke' landen zullen daarna weliswaar in staat blijven om al of niet in regionaal verband een compensatiesysteem in stand te houden, zij het tegen hogere kosten wegens het wegvallen van de brede internationale spreiding, de ontwikkelingslanden verliezen echter de mogelijkheid om zonder kosten of tegen geringe kosten mee te liften met een internationaal gedragen systeem. Nederland geeft daarom de voorkeur aan de creatie van een derde tier in het kader van het bestaande internationale regime.

Zolang er echter geen uitzicht bestaat op een snel tot stand komen van een dergelijke uitbreiding van het CLC/IOPCF-regime zal Nederland zich constructief opstellen ten aanzien van een Europees fonds zoals door de Commissie voorgesteld, mits daaraan een duidelijke limiet ten aanzien van de levensduur van dat fonds wordt verbonden (nl. tot het tot stand komen van een internationaal regime).

Het op de Europese agenda staan van dit fonds kan bijdragen aan de discussie in internationaal kader en deze versterken. Nederland zal derhalve gelijktijdig inzetten op een gezamenlijke Europese inspanning om in internationaal verband verbetering van het systeem van compensatie voor schade door olievervuiling te bewerkstelligen.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG)
: n.v.t.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure
: Artikel 251 EG (codecisie)

Fiche 5: Menselijke hulpbronnen Commissie

Titel
:

Mededeling van de Commissie naar aanleiding van de mededeling van de Commissie van 26 juli 2000 over de onderlinge afstemming van de menselijke hulpbronnen van de taken van de instelling &

Verordening van de Raad tot vaststelling van bijzondere maatregelen inzake beëindiging van de dienst door ambtenaren van de Commissie van de Europese Gemeenschappen naar aanleiding van de hervorming van de Commissie (en twee hiermee samenhangende wijzigingen van verordeningen inzake belastingen, voorrechten en immuniteiten)

Datum Raadsdocument
: 2 februari 2001

Nr. Raadsdocument
: 5878/01

Nr. Commissiedocument
: COM(2001)50 def

Eerstverantwoordelijke ministerie
: BZK i.o.m. FIN, BZ

Behandelingstraject in Brussel
: Raadswerkgroep Statuut, Algemene Raad

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar) :

Volgens de Commissie is het uitgangspunt dat deze operatie budgettair neutraal is, omdat de VUT-plaatsen slechts gedeeltelijk worden herbezet. Daarbij is echter geen rekening gehouden met de verdere opbouw van pensioenrechten en de dubbele opbouw van pensioenrechten die plaatsvindt i.v.m. herbezetting. Voor post-actieve aanspraken wordt in het communautaire stelsel niet gereserveerd; uitkeringen worden te zijner tijd via de EU-begroting gefinancierd. Deze uitgaven stijgen de laatste jaren sterk met ca 100 MEUR p/jr. i.v.m. de vergrijzing. De verwachting is dat alle andere instellingen, m.n. het EP, eveneens van deze regeling gebruik zullen willen gaan maken.

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel
:

In de mededeling wordt kort ingegaan op de achtergrond van de nieuwe indeling van het personeel van de Commissie (Witboek 2000 en verslag van de "
Peer Group
" waaruit blijkt dat er nog steeds te weinig personeel beschikbaar is voor de prioritaire activiteiten). In de eerste verordening inzake de "beëindiging van de dienst door ambtenaren" stelt de Commissie voor om maximaal 600 man van 50 jaar of ouder te laten afvloeien met een gouden handdruk (70% van het laatstverdiende salaris met volledige voortgang pensioenopbouw en overige toeslagen). Het gaat in de bewoordingen van de Commissie om niet-functionerende 'passagiers' waarvoor een ontslagprocedure niet mogelijk is. De Commissie acht i.v.m. de hervormingen het instromen van geschikt en dus inzetbaar personeel noodzakelijk .

De andere twee verordeningen hebben tot doel te voorkomen dat de ambtenaren voor wie de bijzondere tijdelijke maatregelen inzake beëindiging van de dienst worden toegepast niet langer belasting ten bate van de EG betalen.

Rechtsbasis van het voorstel:
Art 283 VEG

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering
:

N.v.t. Het personeelsbeleid van de Europese Commissie is bij uitstek een Europese aangelegenheid die met juridisch bindende besluiten vorm moet krijgen

Nederlandse belangen
:

Nederland steunt de hervormingen van Commissaris Kinnock die van essentieel belang geacht worden voor het functioneren van deze instelling. Anderzijds heeft Nederland ook belang bij de houdbaarheid van de pensioenstelsels in Europa, een onderwerp dat in ECOFIN-kader (EPC) en de high-level group on Social protection committee
(SPC) hoog op de beleidsagenda staat. Het communautaire stelsel (ongedekte verplichting circa 20 mrd EUR) is daar één van.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG)
: N.v.t.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure
:

Adviserend wat betreft de inhoud van de regelgeving. Echter zijn begrotingsbevoegdheden betekenden in het verleden dat hij de toepassing van deze regeling kon afdwingen voor het eigen huis en die van de andere instellingen. Het EP schroomde niet de totale begroting te blokkeren. Vandaar dat het Commissievoorstel niet beperkt kan blijven tot één instelling.

Fiche 6: ESF-steun werkgelegenheidsstrategie

Titel:

Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité betreffende de steun van het Europees Sociaal Fonds voor de Europese Werkgelegenheidsstrategie

Datum Commissiedocument
: 16 januari 2001

nr. Raadsdocument
: nog niet bekend

nr. Commissiedocument
: COM(2001) 16 def.

Eerstverantwoordelijke ministerie
: SZW i.o.m. OC&W, VWS, EZ, BZ

Behandelingstraject in Brussel
:

Het is niet bekend wat het behandelingstraject is van deze mededeling.

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar) : Geen.

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel
:

Eén van de doelstellingen van de Europese Commissie in het kader van Agenda 2000 bij de hervorming van de EU-structuurfondsen was de effectiviteit van de fondsen te verbeteren. Door meer thematische en geografische concentratie zou effectiever kunnen worden gereageerd op de nieuwe uitdagingen inzake economische en sociale samenhang. Een belangrijk aspect van de thematische concentratie is de rol die aan het Europees Sociaal Fonds (ESF) is toebedeeld met betrekking tot het ondersteunen van de Europese Werkgelegenheidsstrategie (EWS). Tijdens de Europese Raad van Amsterdam in juni 1997 bereikten de lidstaten overeenstemming over een nieuwe werkgelegenheidstitel in het Verdrag teneinde het economische en werkgelegenheidsbeleid beter te koppelen. De betreffende titel roept onder meer op tot een gecoördineerde strategie voor het werkgelegenheidsbeleid. De Europese Raad van Luxemburg, later dat jaar, gaf de aanzet tot wat nu bekend staat als het EWS (of het Luxemburg proces).

Aangezien de Enige Programmeringsdocumenten (EPD's) van de lidstaten met betrekking tot Doelstelling 3 zijn goedgekeurd wordt in de betreffende mededeling alleen ingegaan op de vraag hoe de nationale ESF-programma's rekening hebben gehouden met de noodzaak het ESF te integreren in de prioriteiten van de EWS.

De Europese Commissie constateert dat zo'n 60% van de totale ESF-allocatie voor de komende 7 jaar (zo'n 60 miljard EUR) zal worden ingezet binnen de pijler inzetbaarheid op de arbeidsmarkt (
employability
). Zo'n 14% wordt aangewend ten behoeve van pijler 2, ondernemerschap. Aan pijler 3, aanpassingsvermogen (
adaptability
) wordt 19% van de totale allocatie besteed. Voor pijler 4, gelijke kansen, wordt ongeveer 7% van het totale budget ingeruimd.

De Europese Commissie constateert voorts dat de verdeling van de ESF-allocatie in de 15 lidstaten over de vier pijlers aanzienlijke variaties vertoont, doordat de ESF-verordening het mogelijk maakt flexibel in te spelen op de nationale prioriteiten. Het onderliggende streven is de steun daar te concentreren waar hij het meeste effect zal hebben.

Zoals eerder gemeld is de pijler inzetbaarheid met 60% de pijler waar de meeste ESF-middelen aan zullen worden besteed. Overeenkomstig de werkgelegenheidsrichtsnoeren valt een duidelijke accentverschuiving waar te nemen naar preventieve acties. In sommige lidstaten, zoals Denemarken en Nederland, wordt ongeveer de helft van de ESF-allocatie ingezet in het kader van het activerende arbeidsmarktbeleid. Andere belangrijke beleidsterreinen waaraan het ESF een belangrijke bijdrage zal leveren betreffen sociale integratie (
social inclusion
), een Leven Lang Leren en de openbare diensten voor Arbeidsvoorziening (verbeteren afstemming tussen vraag en aanbod arbeidsmarkt).

In de mededeling van de Commissie wordt ook kort stilgestaan bij de successen van het ESF in de programmaperiode 1994-1999. In dit kader merkt de Commissie bijvoorbeeld op dat de ervaring met ESF-steun in Nederland en het VK hebben aangetoond dat een geïntegreerde aanpak van hulp bij het zoeken naar werk, waarbij mensen een duidelijk traject terug naar werk wordt aangeboden, een waardevolle bijdrage levert. De effecten van een dergelijke aanpak waren bijzonder positief voor de meest kansarme groepen op de arbeidsmarkt.

In de laatste plaats staat de Europese Commissie stil bij de vergrote nadruk op een beter programmabeheer. Voor sommige lidstaten heeft dit geleid tot ingrijpende veranderingen van de financiële controlesystemen (Nederland) of een betere coördinatie van het regionale en het nationale beleid.

De Commissie concludeert dat de onderhandelingen over de nieuwe ESF-programma's een goede eerste stap waren bij de ontwikkeling van een sterke en duidelijk zichtbare koppeling tussen het ESF en de EWS. De Commissie geeft aan het belangrijk te vinden om op deze goede start voort te bouwen om te verzekeren dat het ESF gereed is voor de komende uitdagingen met betrekking van het ondersteunen van de EWS en de op de Europese Raad van Lissabon geuite beleidsvoornemens.

Rechtsbasis van het voorstel:

Artikel 146 regelt de totstandkoming van een Europees Sociaal Fonds.

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering
:

Aangezien uit deze mededeling geen formele voorstellen tot regelgeving zullen voortvloeien noch ander gemeenschappelijk optreden aan de orde is, is de subsidiariteits- en proportionaliteitstoets strikt genomen niet van toepassing. Wel kan nu reeds worden gesteld dat de materie zich bij uitstek leent voor een communautaire aanpak, waarbij uiteraard niet wordt voorbijgegaan aan nationale bevoegdheden van de lidstaten.

Nederlandse belangen
:

Wat betreft de voorliggende mededeling is Nederland van mening dat een bijdrage vanuit het ESF aan de nationale prioriteiten in het Nationaal Actieplan (NAP) de daadwerkelijke implementatie van de werkgelegenheidsrichtsnoeren bespoedigt. Door deze gerichte inzet kan het ESF een belangrijke bijdrage leveren aan een verdere verdieping van de Europese Werkgelegenheidsstrategie (Luxemburg-proces). Nederland heeft dan ook eind 1999 aan de Europese Commissie voorgesteld de komende programmaperiode de bijdrage uit Doelstelling 3 (1,686 miljard EUR) te gebruiken om een drietal prioriteiten van de Europese Werkgelegenheidsstrategie te kunnen implementeren. Dit zijn de prioriteiten 'de sluitende aanpak', 'behoud van de inzetbaarheid van de beroepsbevolking' en 'Leven Lang Leren, onderdeel beroepsonderwijs'. Nederland en de Commissie hebben in augustus 2000 overeenstemming bereikt over het bovenstaande door Nederland voorgestelde beleidskader.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG)
N.v.t.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure
:

Het betreft een mededeling van de Europese Commissie. Hieraan is geen besluitvormingsprocedure verbonden.

Fiche 7: GO Ethylalcohol uit landbouwproducten

Titel
:

Voorstel voor een Verordening van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening van de markt voor ethylalcohol uit landbouwproducten

Datum Raadsdocument
: 26 februari 2001

nr. Raadsdocument
: 6586/01

nr. Commissiedocument
: COM(2001) 101 def.

Eerstverantwoordelijke ministerie
: LNV i.o.m. BZ, BZ/OS, EZ

Behandelingstraject in Brussel:

Het voorstel is op 5 maart 2001 in het CSA (Speciaal Landbouwcomité) en op 9 maart 2001 in de Raadswerkgroep behandeld. Besluitvorming zal in de Landbouwraad plaats vinden.

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):

Het voorgestelde type van gemeenschappelijke marktordening bevat geen financiële steunmaatregelen voor de communautaire markt. Daarom zal het voorstel geen financiële consequenties hebben.

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

De Commissie stelt voor om een lichte gemeenschappelijke marktordening voor alcohol uit landbouwproducten in te stellen, bestaande uit:


· criteria voor definiëring van verschillende typen alcohol uit landbouwproducten om kwaliteitskenmerken van het eindproduct te waarborgen;


· invoercertificaten om informatie over oorsprong en hoeveelheden import transparanter te maken. De invoercertificaten moeten aan elke belanghebbende die daarom verzoekt worden afgegeven;


· een forum (het comité van beheer voor wijn) waarin statistische gegevens worden verzameld en geanalyseerd en eventuele besluitvorming wordt voorbereid.

De Commissie motiveert het voorstel door te verwijzen naar:


· de sterke toename van de invoer van ethylalcohol uit derde landen en de toename van het aantal alcoholexporterende landen vanwege de grotendeels rechtenvrije invoer in de EU;


· de invoer van mengsels zoals wodka, die hoewel zij alle kenmerken van zuivere alcohol hebben toch tegen het lagere tarief de EU binnen komen;


· de in derde landen gesubsidieerde alcohol t.b.v. brandstofalcohol, die tegen nultarief de EU binnenkomt;


· de druk op de interne markt van de EU-15 door de aanzienlijke alcoholproduktie van kandidaatlidstaten;


· het ontbreken van verdere voorziene invoerbeperkingen in WTO-kader.
Rechtsbasis van het voorstel
: Artikelen 36 en 37 EG Verdrag

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering
:

Het product alcohol uit landbouwproducten valt onder het gemeenschappelijk landbouwbeleid, waarvoor de EG exclusief bevoegd is.

Nederlandse belangen:

Het Nederlandse belang bij deze materie is tweeledig:


· enerzijds het voorkomen van oneerlijke concurrentie met de Nederlandse alcoholsector, in de vorm van gesubsidieerde handel en verlegging van handelsstromen. De Nederlandse alcoholproducerende sector is goed voor 15% van de totale EU-produktie, en wordt derhalve met de gevolgen geconfronteerd als er concurrentieverstorende handelsstromen optreden;


· anderzijds het bewerkstelligen van liberalisering in de landbouwsector en dus het voorkomen van een klassieke marktordening in de sector ethylalcolhol;

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG)

Regelgeving van het HPA (Hoofdproduktschap Akkerbouw) zal moeten worden aangepast. Met de douane zullen werkafspraken over implementatie gemaakt moeten worden.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure
:. Raadpleging

Fiche 8: Distributie bloed

Titel:

Richtlijn van het Europese Parlement en de Raad tot vaststelling van kwaliteits- en veiligheidsnormen voor de inzameling, het testen, de bewerking, de opslag en de distributie van bloed en bloedbestanddelen van menselijke oorsprong en tot wijziging van Richtlijn 89/381/EEG van de Raad.

Datum Raadsdocument:
31 januari 2001

nr Raadsdocument:
5773/01

nr Commissiedocument:
COM (2000) 816 def.

Eerstverantwoordelijke ministerie:
VWS i.o.m. EZ

Behandelingstraject in Brussel:

Presentatie in de Raadswerkgroep van 1 maart 2001. Tevens bespreking in de Raadswerkgroep van 12 maart 2001. Gelet op de complexiteit van het voorstel wordt verwacht dat er meerdere Raadsvergaderingen nodig zijn voordat overeenstemming is bereikt.

Consequenties voor de EG-begroting in Euro (per jaar):

voor 2002: 2,25 MEUR

voor 2003: 2,25 MEUR

voor 2004: 1,25 MEUR

Totaal: 5,75 MEUR

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

In dit voorstel voor een richtlijn worden kwaliteits- en veiligheidseisen gesteld voor inzameling, testen, bewerken, opslag en distributie van bloed en bloedbestanddelen van menselijke oorsprong om zo de volksgezondheid te beschermen en overdracht van ziekten te voorkomen. Zo wordt getracht de leemten in de communautaire wetgeving op het gebied van cellulaire bloedproducten en producten die geschikt zijn voor transfusiedoeleinden op te vullen. Aangezien de lidstaten toegestaan wordt aanvullende nationale maatregelen te handhaven of op te stellen, zijn er indirecte gevolgen voor de interne markt. Eenzelfde veiligheids- en kwaliteitsniveau binnen de EU vergemakkelijkt het verkeer van producten uit bloed en bloedbestanddelen van de ene lidstaat naar de andere. Doordat in alle lidstaten dezelfde eisen gesteld worden voor de inzameling van bloed en bloedbestanddelen worden onnodige beperkingen in het verkeer van donoren tussen de lidstaten weggenomen. Het voorstel houdt verder in dat de lidstaten een bevoegde autoriteit aanwijzen die erkenningsvoorschriften en inspectie- en andere controlemaatregelen bij bloedinstellingen uitvoert. Rekening zal worden gehouden met de meest recente vorderingen en afspraken in het kader van de WHO en de Raad van Europa.

Er bestaat reeds een richtlijn inzake de productie van uit plasma of bloed bereide geneesmiddelen, de zgn. richtlijn lang houdbare bloedproducten (Richtlijn 89/381/EEG) met als juridische grondslag artikel 100 A (thans artikel 95). Om een gelijkwaardig veiligheids- en kwaliteitsniveau voor bloedbestanddelen binnen de EU te kunnen waarborgen, ongeacht waarvoor die zijn bestemd, moet deze richtlijn worden aangepast. Het voorstel zelf gaat over de cellulaire, of kort houdbare bloedproducten, producten die geschikt zijn voor transfusiedoeleinden.

Het voorstel voor een richtlijn zal van toepassing zijn onverminderd de richtlijn 98/79/EG inzake medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek en de richtlijn 95/46 EG inzake de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en het vrije verkeer ervan.

Rechtsbasis van het voorstel:

Artikel 152 van het EG-Verdrag. Omdat het voorstel tevens bepaalt dat Richtlijn 89/381/EEG moet worden gewijzigd (zie artikel 29), dient de rechtsbasis van deze richtlijn (artikel 100 A, thans artikel 95) ook voor het onderhavige voorstel te gelden.

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Subsidiariteitstoets is positief. Artikel 152 lid 4 stelt namelijk dat er maatregelen genomen moeten worden waarbij hoge kwaliteits- en veiligheidseisen worden gesteld aan producten vervaardigd uit bloed, weefsels en organen van menselijke oorsprong. De te ondernemen acties moeten dan wel onderwerpen betreffen die een transnationale dimensie hebben, een gemeenschappelijke aanpak of doeltreffende samenwerking en coördinatie vergen en dat is met dit voorstel het geval.

De proportionaliteitstoets is positief aangezien is gekozen voor een richtlijn en voldoende ruimte wordt gegeven voor nationale invulling.

Nederlandse belangen:

Belangrijk wordt gevonden dat binnen de EU de kwaliteits- en veiligheidseisen die gesteld worden aan bloed of bloedproducten dezelfde zijn, zodat het importeren uit en exporteren naar andere lidstaten van deze producten ongehinderd kan plaatsvinden, mocht hieraan behoefte ontstaan. Daarbij komt dat de Europese burger, waaronder Nederlanders, steeds vaker in het buitenland vertoeven en ook daar aanspraak willen maken op veilige bloedproducten.

Voor wat betreft de geneesmiddelen uit plasma bestaat er al vrij verkeer van goederen binnen de EU. Met het onderhavige voorstel wordt ook vrij verkeer van kort houdbare bloedproducten vergemakkelijkt. Dit is in het belang van de volksgezondheid, omdat bij (tijdelijke) tekorten in bepaalde lidstaten andere lidstaten de voorziening kunnen overnemen.

Overigens wordt de kans klein geacht dat de Nederlandse zelfvoorziening voor wat betreft de kort houdbare bloedproducten in gevaar komt.

Er zijn vanuit Nederland wel enkele discussiepunten:


· Veiligheidseisen aan het
bronmateriaal
moeten in het algemeen gelden en niet, zoals nu in het voorstel, met uitsluiting van bloed/plasma waarvan bij afname al bekend is dat het bestemd is voor de productie van geneesmiddelen (artikel 1). Op deze manier worden verschillende eisen gesteld aan de eindproducten en daarmee ook aan het bronmateriaal. Het kan niet zo zijn dat verschillende eisen worden gesteld aan eindproducten en bronmateriaal naar gelang de bestemming bij afname.


· Vrijwillige donatie 'om-niet'. Het is gebleken dat bloed uit betaalde donaties minder veilig is dan bloed uit onbetaalde donaties. De nu niet-bindende formulering terzake in de overweging moet als bindende bepaling in de tekst van de richtlijn worden opgenomen.


· Nederland zou er voor willen pleiten de bloedvoorziening binnen de EU op basis van het '
not for profit'

-principe in te richten.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG)

De bepalingen zoals nu opgenomen in het voorstel voor de richtlijn kunnen voor zover nodig bij ministeriële regeling onderdeel worden van de Wet inzake bloedvoorziening (artikel 5).

Betrokkenheid van decentrale overheden is niet van toepassing.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure:
Co-decisie

Fiche 9. Structurele bedrijfsstatistieken

Titel:

Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG, Euratom) nr. 58/97 inzake structurele bedrijfsstatistieken.

Datum Raadsdocument
: 25 januari 2001

Nr Raadsdocument
: 5279/01 ECO 18 CODEC 76 + COR 1

Nr Commissiedocument
: COM(2001) 38 definitief

Eerstverantwoordelijke ministerie
: EZ

Behandelingstraject in Brussel
:

Het document wordt behandeld in de werkgroep Ecofin Statistiek, vervolgens Coreper. Co-decisie procedure met het Europees Parlement. Behandeling in raadswerkgroep Statistiek is gestart op 22 februari 2001.

Consequenties voor EG-begroting in miljoenen EURO's (per jaar):

2002 2003 2004 2005 2006 2007

0,375 0,375 0,625 0,625 0,25 0,25

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Verordening (EG, Euratom) nr. 57/97 van de Raad inzake structurele bedrijfsstatistieken (de SBS verordening) is het voornaamste juridische kader voor het verzamelen, opstellen, toezenden en evalueren van statistieken over de structuur, de activiteiten, het concurrentievermogen en de prestaties van bedrijven. De voorgestelde verordening is bedoeld ter aanvulling van de SBS-verordening door toevoeging van twee sectorspecifieke bijlagen, een over kredietinstellingen (bijlage 6) en een over pensioenfondsen (bijlage 7). Verder is de horizontale module (bijlage 1) voortaan van toepassing op de gehele financiële sector (inclusief financiële intermediairs en ondersteunende activiteiten).

Ten slotte worden in bijlage 2 bij de SBS verordening (industrie) twee extra variabelen op milieugebied ingevoerd.

De aanvullende structurele bedrijfsstatistieken over kredietinstellingen, pensioenfondsen en overige financiële diensten zijn nodig voor de beoordeling van de financiële interne markt en daarbij aansluitend op de geformuleerde Lissabon doelstellingen en voor het toezicht op de stabiliteit van het financiële stelsel in de EU.

Om te kunnen beoordelen wat het naleven van milieuwetgeving kost, zijn gegevens over milieukosten en -uitgaven onontbeerlijk. Met omvattende, geharmoniseerde en geactualiseerde gegevens over de milieu-uitgaven in de EU kunnen het ontwerp en de uitvoering van milieuregelgeving worden verbeterd en kan op goedkopere wijze aan een hoog niveau van milieubescherming worden bijgedragen.

Rechtsbasis van het voorstel
: art. 285 EG-Verdrag

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering
:

Het voorstel kan de subsidiariteits- en proportionaliteitstoets doorstaan. Regels aangaande EU-statistieken dienen op communautair niveau te worden vastgesteld. In het voorstel wordt volstaan met het vastleggen van de uitkomsten (welke variabelen, frequentie, classificaties) op Europees niveau. Aan de lidstaten worden vorm en middelen gelaten om de gevraagde gegevens te verzamelen en de resultaten samen te stellen.

Nederlandse belangen
:

Aanvullende structurele bedrijfsstatistieken over kredietinstellingen, pensioenfondsen en overige financiële diensten en de uitvoering van milieuwetgeving zijn in het belang van Nederland. Deze gegevens zijn nodig voor de beoordeling van de financiële interne markt en kosten van de uitvoering van milieuwetgeving.

In zijn algemeenheid sluiten de voorgestelde maatregelen aan op reeds door het CBS opgestelde statistieken. De uit de maatregelen voortvloeiende harmonisering en vergelijkbaarheid op Europees niveau zal de bruikbaarheid van de nationale statistieken over de betrokken onderwerpen vergroten. Ten aanzien van de statistieken over de financiële instellingen kan daaraan nog worden toegevoegd dat met name de Nederlandse Bank voor haar beleid in toenemende mate van Europese statistieken afhankelijk is.

Consequenties voor nationale regelgeving / beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO / VNG)

De verplichting tot medewerking aan CBS-enquêtes zal onder de werking van de Wet van 28 december 1936, houdende maatregelen tot het verkrijgen van juiste economische statistieken, moeten worden gebracht.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure
: Co-decisieprocedure

Kenmerk
DIE-220/01
Blad /1

1 COD 2000/0326 (voorstel voor een verordening tot instellen van een schadecompensatiefonds voor olieverontreiniging) zal in een separaat fiche worden behandeld i.v.m. het grote aantal betrokken departementen.


2 Dit fiche betreft slechts het tweede deel van het Commissievoorstel, behelzende het voorstel voor een Europees compensatiefonds (COD 2000/0326)

===